Verslag van de vergadering van 13 juni 2017 (2016/2017 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.17 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Elke zondagmorgen worden bij ons in de kerkdienst de tien geboden voorgelezen. Ik was aangenaam verrast dat mevrouw Prast een van die tien geboden citeerde: gij zult geen vals getuigenis spreken. Ik had zelf een ander gebod meegenomen naar dit debat. Het is namelijk frappant dat daarin de vreemdeling genoemd wordt. Ik citeer uit Exodus 20 en Deuteronomium 4 en wel, net als mevrouw Prast daarnet, uit de Statenvertaling, die niet voor niets ooit in opdracht van de Staten-Generaal is gemaakt:
"Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is."
Wat mij opvalt is een soort wederkerigheid: de vreemdeling wordt geacht te leven naar de regels die voor het volk gelden, maar de inwoners hebben de plicht er zorg voor te dragen. Prachtige wisselwerking. En belangwekkend voor onze houding ten opzichte van vreemdelingen in ons land en voor de visie van mijn fractie op het voorliggende wetsvoorstel, de participatieverklaring bij het inburgeringsexamen.
Vandaag gaat het niet over wie er allemaal wel of niet in Nederland worden toegelaten. Met dit wetsvoorstel wordt de invoering geregeld van het volgen van een participatieverklaringstraject voor inburgeringsplichtige vreemdelingen, dus voor hen van wie reeds duidelijk is dat ze in Nederland mogen blijven. Voor hen geldt echter wel een integratieproces, waaraan ze moeten deelnemen. Als een vreemdeling ervoor gekozen heeft om zich in Nederland te vestigen en toegelaten is, mag ook verwacht worden dat hij of zij een positieve houding aanneemt om deel te nemen en bij te dragen aan onze samenleving. Hij zal zo moeten integreren dat hij in de toekomst ook op eigen benen kan staan en wij zullen hem daarbij moeten helpen; daar heb je de wederkerigheid weer. Het is dus ook prima dat die verantwoordelijkheid meer bij de gemeente wordt neergelegd. Dat betekent wat mij betreft overigens niet dat ze elke gewoonte van Nederlanders hoeven over te nemen; zeker de slechte gewoontes mogen best achterwege blijven. Maar ze zullen zich, net als de autochtone burgers van Nederland, moeten houden aan de wetten en regels van ons land.
Integratie wordt bevorderd wanneer nieuwkomers weten waar zij aan toe zijn en wat zij in het land van aankomst kunnen verwachten. Het scheppen van helderheid begint al bij de inburgering. De Nederlandse identiteit en traditie moeten bijvoorbeeld helder aangegeven worden. Ik denk daarbij vooral aan de goede waarden en normen, die terug te voeren zijn op de christelijke tradities van ons land. Deze wet heeft in de Tweede Kamer via een gewijzigd amendement van Dijkgraaf en Heerma (34584, nr. 26) aan kracht gewonnen door een heldere formulering in artikel 7a, lid 4, ik citeer: "Het participatieverklaringstraject wordt afgesloten met het afleggen van een participatieverklaring. Deze verklaring bevat de volgende slotformule: Ik verklaar dat ik kennis heb genomen van de waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving en dat ik deze respecteer. Ik verklaar dat ik actief een bijdrage wil leveren aan de Nederlandse samenleving en reken erop dat ik daarvoor ook de ruimte krijg van mijn medeburgers." Daar is opnieuw de wederkerigheid.
Ik heb nog wel een paar vragen aan de minister, dan wel de staatssecretaris. Hoe verhoudt zich dit met artikel 8, lid 2, waarin staat dat de tekst van de participatieverklaring bij ministeriële regeling wordt vastgesteld? Het valt immers op dat in artikel 7 gesproken wordt van de slotformule. Mag mijn fractie daaruit concluderen dat er een formulering aan vooraf kan gaan, die in een ministeriële regeling wordt vastgelegd? Kan de regering bevestigen dat het niet de bedoeling is dat gemeenten een eigen tekst voor de participatieverklaring gaan hanteren?
Vervolgens is het wel van belang om te bezien hoe een en ander uitwerkt. Wat zijn de gevolgen voor de ondertekende participatieverklaring als een vreemdeling in het vervolgtraject vastloopt? Kan de ondertekening ongedaan gemaakt worden of kan de participatieverklaring nietig worden verklaard door een gemeente als een vreemdeling zich misdraagt of als hij zijn verplichtingen niet nakomt? Is het mogelijk om vervolgens een nieuw traject in te gaan?
Tot slot: is de minister bereid om het effect van deze wet te evalueren of te betrekken bij de komende evaluatie in die zin dat er een helder beeld komt van het aantal participatieverklaringen dat wordt ondertekend, en tevens een terugkoppeling van sancties bij niet voldoen aan de participatieverklaring?
Ik zie uit naar de reactie van de bewindslieden.
De heer Don i (SP):
Ik heb twee vragen aan de heer Schalk. Mijnheer Schalk, ik wil graag een beetje van u leren over de tien geboden. We hoeven ze hier niet te bespreken, want we staan niet op de kansel. Onder de tien geboden valt ook de wederkerigheid. Dat is een gebod, een norm, een waarde. Door de geboden te herhalen, hoop je dat je je eraan blijft houden en dat je verbinding creëert tussen mensen. Er zit geen boete van de regering aan vast. Het is dus een moraliteit die je met elkaar afspreekt. De heer Schalk maakte de verbinding naar de participatieverklaring, naar gelijkwaardigheid. Die zit eigenlijk ook in de tien geboden: als we de een uitnodigen, probeert de ander verbinding te maken met degene die wordt uitgenodigd. Dat is mooi, maar als de uitgenodigde hier niet aan meedoet, krijgt hij een sanctie van de regering van €340 of €350, plus dat hij dan ook geen ondersteuning van DUO meer krijgt. Dat is redelijk hard. Naar mijn idee is dat niet zo warm.
Dan kom ik op mijn tweede vraag. De inburgeringswet is op dit moment vrij taai in de uitvoering: hij kraakt en piept, blijkens het rapport van de Rekenkamer. Daar is al een paar keer over gesproken. Nu gaan we er een nieuw element aan toevoegen: de participatieverklaring. Ik heb altijd geleerd dat je, als iets piept en kraakt, er beter een paar druppeltjes olie in kunt doen, eens goed moet kijken waar dat piepen en kraken vandaan komt, even pas op de plaats moet maken en even goed moet luisteren. De participatieverklaring is gebaseerd op een pilot die redelijk amorf is. Waarom zouden we niet gewoon even wachten tot de evaluatie gedaan is?
De heer Schalk (SGP):
Dat zijn twee prachtige vragen. Ik begin met de tien geboden, want die spreken mij en blijkbaar ook de heer Don aan. Ik heb trouwens niet gezegd dat je daarin de gelijkwaardigheid ziet, maar de wederkerigheid. Dat merk ik even op voor de juiste exegese, als het gaat om de tien geboden. Het is inderdaad waar dat iemand die de tien geboden krijgt voorgelezen en zich daar niet aan houdt, geen boete hoeft te betalen. Er is echter wel een sanctie, vanuit onze goede God, die ons die goede wet heeft gegeven, maar die in dezelfde Bijbel waaruit ik citeer, zegt: als je je er niet aan houdt, zal ik je straffen. Dat is een heel eenvoudige route. Misschien moet je wel kijken naar die twee prachtige waarden van rechtvaardigheid en barmhartigheid. Die kernwaarden had ik er trouwens best bij willen hebben in deze wet, naast gelijkwaardigheid, vrijheid en solidariteit. Die twee waarden zou je ook heel goed kunnen toevoegen aan de tien geboden. Ze zouden een geweldige impact kunnen hebben op onze omgang met vreemdelingen. Welke sanctie geef je en hoe doe je dat als iemand de participatieverklaring niet wil tekenen? Dat is een interessante vraag voor de heer Don. Stel dat iemand naar Nederland komt en wordt toegelaten, maar niet wil participeren. Wat vindt de heer Don daarvan?
De voorzitter:
Laten we de discussie wel een beetje gestroomlijnd houden. Ik kijk even naar de klok. Ik weet dat de minister ook nog andere verplichtingen heeft. U mag heel kort reageren, mijnheer Don, en dan de heer Schalk nog een keer, maar dan is het klaar met uw feest.
De heer Don (SP):
Ik zal mijn best doen, voorzitter. De grootste vraag is dan natuurlijk wat wij onder participeren verstaan. Als iemand niet wil participeren, als iemand zich niet wil gedragen volgens onze spelregels, dan hebben wij wetten om hem een sanctie op te mogen leggen. Die moeten we dan toepassen. Daar hebben we het strafrecht en het civiel recht voor, als je anderen wat aandoet. Daar wordt onze bandbreedte in bepaald. Participeren betekent voor mij dat je de ander ook uitnodigt, de hand reikt en zegt: dit kun je van mij verwachten, wat kan ik van jou verwachten? Dan heb je daarin dus een actieve rol. Nu komt de rol van de overheid erin terug. Dat vind ik …
De voorzitter:
Houdt u het wel kort, mijnheer Don?
De heer Don (SP):
De rol van de overheid hierin vind ik wel lastig. Wij moeten een dialoog voeren, maar als iemand die onze samenleving binnenstapt, een gesprek wil aangaan, moet hij dat met zijn buren voeren en niet met de gemeente. De gemeente, de overheid, kan hem daartoe alleen maar uitnodigen: praat eens met je buren. Participeren is voor mij dus je gedragen in het hier en nu. Daarin zijn de Nederlandse taal en werk heel belangrijk.
De heer Schalk (SGP):
Hier zou ik nog uren over kunnen discussiëren, maar ...
De voorzitter:
Dat gaan we niet doen, hè?
De heer Schalk (SGP):
Nee, dat gaan we niet doen. Het nieuwe element waarover de heer Don mij bevroeg, was het kraken en het schuren. Ik dacht onmiddellijk: daar moet een druppeltje olie bij. Toen zei hij dat zelf al: normaal gesproken doe je er wat olie bij. Je kunt dus, terwijl we al weten dat het kraakt en schuurt, wachten tot we de evaluatie hebben, waarna we iets anders gaan bedenken of iets nieuws gaan doen, maar ik vind het helemaal niet zo raar dat een regering die nu merkt dat het schuurt en kraakt, de oliekan alvast pakt en een middel zoekt. Of de participatieverklaring hét juiste middel is, weet ik niet. Dat kan ik niet overzien. Daarom heb ik ook gevraagd: gaat u dat evalueren en krijgen we dat ook terug? Maar het zou kunnen zijn dat het een element is dat het kraken en schuren iets zou oplossen.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Schalk. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 15.50 uur. Kunt u daar ook mee uit de voeten, staatssecretaris?
Staatssecretaris Klijnsma i:
Ik doe mijn best.