Verslag van de vergadering van 20 juni 2017 (2016/2017 nr. 32)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.00 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Als het over zetelverdeling gaat, kijkt iedere politicus natuurlijk graag naar zijn eigen partij. Maar vandaag wil ik dat eens doorbreken aan de hand van twee recente voorbeelden die positief waren voor andere partijen, namelijk de PvdA en de VVD, bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei. De PvdA kwam toen uit op 8 zetels, en de VVD op 31. Althans, op eigen kracht. Want de PvdA had een lijstverbinding met GroenLinks, en die leverde de negende zetel op. Mocht de PvdA zich alsnog bedenken en in de formatie gaan meedoen, dan zit stiekem GroenLinks er toch een beetje bij! En wat de VVD met 31 zetels betreft: deze kreeg een restzetel, en vervolgens verbazingwekkend genoeg nog een restzetel, een soort bonuszetel, zodat ze plotseling op 33 zetels uitkwam. Een extra zetel, omdat je al groot bent. Dat is voor een gewone kiezer natuurlijk niet te volgen. Hoe dan ook, met beide voorbeelden van zetelwinst zitten we midden in de problematiek van het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet, afschaffing lijstencombinaties.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik enig begrip heb voor het feit dat er destijds vragen waren bij lijstverbindingen voor de verkiezing van de Eerste Kamer. Dat heeft alles te maken met de getrapte verkiezingen, waarbij er een periode tussen de verkiezing van Provinciale Staten en Eerste Kamer is, binnen welke periode lijstverbindingen konden worden gemaakt. Dat leidt onherroepelijk tot rekenkundig gegoochel. Toch had destijds ook een andere keus gemaakt kunnen worden, namelijk dat lijstverbindingen toegestaan waren als ze afgesproken waren voordat de verkiezingen voor de Provinciale Staten waren gehouden. Dan heb je het probleem opgelost. Dat had recht gedaan aan een van de doelen van de lijstverbindingen, namelijk aan het idee van evenredige vertegenwoordiging. Dat is er immers op gericht om de verkiezingsuitslag zo veel mogelijk aan te laten sluiten bij wat de bevolking kiest. Daarbij is het logischer dat een stem uitkomt bij een partij die ideologisch verwant is. Hoe kijkt de minister aan tegen dit punt?
Ik kom tot een punt dat van belang is voor de komende gemeenteraadsverkiezingen, 21 maart 2018. Veel politieke partijen zijn al volop bezig met de voorbereidingen voor deze verkiezingen. Daarbij werken met name op lokaal niveau veel partijen samen of ze zijn zelfs gewend om lijstverbindingen aan te gaan. Om te voorkomen dat hier spanning op komt te staan, heeft mijn fractie samen met de ChristenUnie extra vragen gesteld aan de minister, met name over het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. De minister had zich al uitgesproken over verkiezingen van de herindelingsgemeenten in november dit jaar, maar nog niet over die van 18 maart. In de nota naar aanleiding van het verslag die wij hebben ontvangen op 26 mei, heeft de minister aangegeven dat hij behandeling voor het zomerreces als uitgangspunt zou willen kiezen, omdat er dan voldoende tijd zou zijn.
Ik waardeer het dat de minister zo openhartig een opening heeft gewezen voor dit probleem. Daarom wil ik ook openhartig zijn richting de minister: politiek gezien zou het interessant geweest zijn om te proberen dit debat over het zomerreces heen te tillen. Maar daarvoor heb ik niet gekozen. Veel liever vraag ik gewoon in alle openheid aan de minister om alsnog te overwegen of de inwerkingtreding niet even kan wachten tot na de verkiezingen maart 2018. Ik doe dit verzoek op basis van enkele argumenten die ik graag aan de minister voorleg.
1. Veel politieke partijen zijn al volop bezig met het aanwijzen van lijsttrekkers, het vaststellen van kandidatenlijsten en het opstellen van verkiezingsprogramma’s.
2. Veelal wordt dit uitgewerkt door vrijwilligers, in hun vrije tijd.
3. Door afschaffing van lijstencombinaties zal een groot aantal plaatselijke politieke partijen moeten omswitchen, hetgeen veel extra werk meebrengt.
4. Voor een groot aantal zal dit betekenen dat een lijstineenschuiving moet worden bewerkstelligd, met allerlei gevoelige politieke consequenties. Dat is minder eenvoudig dan het lijkt, omdat dit ook vaak programmatische gevolgen heeft.
Elk punt apart weegt, dat geef ik toe, niet zo zwaar. Echter, de stapeling van deze aandachtspunten vraagt om zorgvuldigheid, en daar is tijd voor nodig. Ik doe een dringend beroep op de minister om de inwerkingtreding van deze wet, indien deze wordt aangenomen, te laten plaatsvinden na de verkiezingen van 18 maart 2018.
Tot slot nog een vraag over de verdeling van de restzetels. In de Tweede Kamer is een motie van de leden Bisschop en Schouten, die een eerlijker verdeling van restzetels mogelijk maakte, verworpen. Kan de minister nog ingaan op dit punt, met inachtneming van de uitslag van de laatste verkiezingen, waarbij een partij twee restzetels kreeg? En wil hij daarbij betrekken dat het in het verleden wel eens zo geweest is dat aan een partij door de rekenmethode zelfs vier restzetels werden toebedeeld?
Ik zie uit naar de reactie van de minister.