Verslag van de vergadering van 26 september 2017 (2017/2018 nr. 1)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 14.28 uur
Mevrouw Nooren i (PvdA):
Voorzitter. De PvdA-fractie vindt het van belang dat alle mensen die zich in ons land bevinden, zich gelijkwaardig en met elkaar verbonden voelen. Wet- en regelgeving moet stimuleren en faciliteren dat iedereen meetelt, mee wil en kan doen, en dat de zekerheid in iedereens bestaan versterkt wordt. Dat geldt wat de PvdA betreft ook voor mensen die in ons land wonen en niet in ons land geboren zijn. Voor hen is het verkrijgen van het Nederlanderschap het tastbare bewijs dat je er echt bij hoort, of je nu een buitenlandse partner bent van een Nederlander, een kind van buitenlandse afkomst, een arbeidsmigrant of een vluchteling. En niet in de laatste plaats: het krijgen van stemrecht als Nederlander geeft migranten het gevoel dat ze echt gelijkwaardige inwoners van ons prachtige land zijn.
Wij spreken vandaag met elkaar over een wetsvoorstel dat met name gaat over het verlengen van de algemene termijn voor het verlenen van het Nederlanderschap van vijf naar zeven jaar en het stellen van extra eisen aan partners van Nederlanders en aan kinderen tussen de 12 jaar en de 16 jaar. Wij danken de regering voor de antwoorden die zijn gegeven op de schriftelijke vragen bij dit wetsvoorstel. Deze antwoorden hebben mijn fractie helaas nog niet overtuigd van de noodzaak en de meerwaarde van dit wetsvoorstel. De antwoorden roepen ook nieuwe vragen op. Dat is nou het mooie van het werk in de Eerste Kamer, wil ik via de voorzitter richting mevrouw Oomen zeggen. Wij doen hier een eigen afweging van een wetsvoorstel. De Eerste Kamer is nu helemaal niet betrokken bij regeerakkoorden. Dat ligt aan de overkant, zeggen we dan hier.
Wat ons betreft is de cruciale vraag voor dit debat wat er beter wordt als de eisen voor het verlenen van het Nederlanderschap worden aangescherpt. Ook de Raad van State en anderen hebben in hun reactie op het wetsvoorstel aangegeven dat een dragende en overtuigende motivatie noodzakelijk is, maar in dit geval ontbreekt.
De regering geeft in haar antwoord hierop aan dat de verlenging van de naturalisatietermijn niet tot doel heeft bestaande problemen in de inburgering op te lossen. Het gaat de regering erom dat de verlenging van de naturalisatietermijn "recht doet aan de gedachte dat er een substantiële periode van verblijf en toelating vooraf dient te gaan aan de verlening van het Nederlanderschap". De regering is van mening dat de verlenging van de naturalisatietermijn ertoe zal leiden dat vreemdelingen beter zullen integreren. Dit gaat dus uit van de veronderstelling dat voor mensen met een verblijfsvergunning tussen vijf en zeven jaar de integratie zich sterk positief zal ontwikkelen. De PvdA-fractie vraagt de staatssecretaris waarop deze stellingname is gebaseerd. Opvallend daarbij is dat de regering op verschillende plaatsen aangeeft dat elke naturalisatietermijn, overigens ook de huidige van vijf jaar, een enigszins arbitrair karakter heeft; mijn collega's wezen hier ook al op. Hoe heeft de regering dan bepaald dat een periode van zeven jaar een betere termijn is, zo vraag ik de staatssecretaris.
Daar waar de regering de meerwaarde van het verlengen van de naturalisatietermijn wel onderbouwt met onderzoek, is het zeer de vraag of het gaat om gerechtvaardigde conclusies uit dat onderzoek. Zo wordt in de reactie op het advies van de Raad van State en in de nadere memorie van antwoord het eindrapport Inburgering en participatie van Regioplan uit 2013 aangehaald om het positieve effect van de factor tijd op de integratie en de participatie te onderbouwen. Dit onderzoek gaat over de meerwaarde van het deelnemen aan taal- en integratiecursussen bij het vinden van aansluiting bij de Nederlandse samenleving. Het gaat niet om een onderzoek over naturalisatietermijnen. Wat de factor tijd betreft, gaat de conclusie in dit onderzoek niet verder dan de constatering dat in de eerste vier jaar na aankomst in Nederland inburgeraars vaker participeren als ze hun inburgeringscursus succesvol hebben afgerond. Het wetsvoorstel gaat over het verlengen van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar. Daar gaat dit onderzoek helemaal niet over. Mijn fractie verbaast zich erover dat de regering geen eigen onderzoek heeft laten doen om de noodzaak van de verlenging van de naturalisatietermijn te onderbouwen. Kan de staatssecretaris aangeven waarom hier niet voor gekozen is?
Voorts is het opmerkelijk dat de regering in de nadere memorie van antwoord op bladzijde 2 een scherper doel van het wetsvoorstel formuleert. Daar staat dat het wetsvoorstel beoogt meer dan thans te garanderen dat degenen die voor naturalisatie in aanmerking komen, geïntegreerd zijn en volledig participeren in de samenleving. Kan de staatssecretaris toelichten wat hij verstaat onder "volledig participeren in de samenleving" en hoe dit met dit wetsvoorstel te garanderen is? Welke inzet gaat de regering plegen om de integratie en de participatie daadwerkelijk te bevorderen? Ten slotte: is de regering van plan om het effect van het wetsvoorstel op de integratie en de participatie van nieuwkomers te monitoren? Zo niet, hoe denkt de staatssecretaris te beoordelen of met het wetsvoorstel wordt bereikt wat ermee wordt beoogd: volledige participatie van nieuwkomers?
Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):
Ik wil een vraag stellen aan mevrouw Nooren. Ik lees namelijk in het verslag van maart dat de PvdA-fractie stelt dat tot op zekere hoogte de termijnen arbitrair zijn.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Ik zoek even naar een vraag, voorzitter.
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Ik lees dat in het verslag …
De voorzitter:
Het was vragenderwijs. Het vraagteken hing in de lucht.
Mevrouw Nooren (PvdA):
De termijnen van naturalisatie zijn arbitrair.
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Nu zegt u iets anders. U komt tot een andere conclusie. Het heeft te maken met tijd.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Nee. Mevrouw Oomen constateert hetzelfde als ik. Termijnen van naturalisatie zijn arbitrair. Misschien is het goed om dat toe te lichten. De stelling van de PvdA-fractie is dat als je iets verandert in bestaande wet- en regelgeving, er iets beter moet worden. Ik ben op zoek naar wat er nou beter wordt met dit wetsvoorstel. Hebt u nog een vraag, mevrouw Oomen?
De voorzitter:
Daar ga ik over, mevrouw Nooren. Had u nog een vraag, mevrouw Oomen?
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Ja, ik heb nog een vraag, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Is dat een andere vraag of is het een vervolg op de vorige, mevrouw Oomen?
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Het is een vraag naar aanleiding van de antwoorden. Ik lees hier dat naar uw indruk dat arbitraire karakter van die kwalificatie ook van toepassing is op de verlenging van de termijn van vijf naar zeven jaar, waarvan u nu zegt dat we dat niet zouden moeten doen.
De voorzitter:
De vraag was: klopt dat? Die was nog even in het duister, maar die is er nu. Klopt dat, was de vraag van mevrouw Oomen.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Het klopt dat de naturalisatietermijn een arbitrair karakter heeft. Het klopt dat het verlengen van de termijn naar zeven jaar ook een arbitrair karakter heeft. Maar de zoektocht in het debat dat de PvdA-fractie graag voert met de staatssecretaris is: als je dan een wet aanpast, wat wordt er beter van?
De voorzitter:
Dat was ook een vraag, toch?
Mevrouw Nooren (PvdA):
Ja. Vraagteken.
Voorzitter. Mijn fractie kijkt anders aan tegen het belang van naturalisatie voor integratie en participatie van nieuwkomers dan de regering. Wij beschouwen naturalisatie als een belangrijk integratiebevorderend instrument. Wij voelen ons daarbij gesteund door verschillende studies, onder andere van de OECD over Duitsland, Denemarken en Zweden, waaruit blijkt dat er een consistent positief effect optreedt van naturalisatie op arbeidsdeelname en inkomen van migranten. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat naturalisatie inburgeraars en immigranten aanmoedigt om de taal te leren. Uit Zwitsers onderzoek blijkt dat naturalisatie een katalysator is om het sociale integratieproces te verbeteren.
Er is ook Nederlands onderzoek gedaan waaruit blijkt dat naturalisatie de kans op een betaalde baan vergroot. Twee hoogleraren en een promovendus — mevrouw Stienen verwees daar al naar — verbonden aan de Universiteit Maastricht en het CBS concluderen in verschillende artikelen dat migranten die naturaliseren over het algemeen een grotere kans op betaald werk hebben dan migranten die niet naturaliseren. Deze kans neemt toe wanneer migranten in het vierde jaar naturaliseren. Daarna neemt het effect van naturalisatie op de kans op werk af. De auteurs concluderen dat het verlengen van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar niet bijdraagt aan de integratie als het gaat om participatie op de arbeidsmarkt. Deelt de staatssecretaris de opvatting van mijn fractie dat het hebben van werk een belangrijke vorm van participatie is en dat vreemdelingen die onderwijs volgen of werk hebben sneller en beter integreren dan migranten die daarvan verstoken zijn? En als blijkt dat het niet hebben van een Nederlands paspoort voor werkgevers de drempel om mensen aan te nemen verhoogt, werkt het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken dan niet averechts wat betreft de integratie en participatie van nieuwkomers?
Voorzitter. Als het de regering echt gaat om het bevorderen van de integratie van nieuwkomers is het dan niet veel effectiever om met elkaar vooral veel energie te steken in die integratie? De PvdA-fractie vindt het van belang dat migranten verschillende manieren waarop in ons land invulling gegeven wordt aan waarden als tolerantie, vrijheid, gelijkwaardigheid en mensenrechten leren kennen. Zij krijgen zo de kans een actieve bijdrage te leveren aan het verder verspreiden van deze waarden in onze samenleving. Als je met elkaar wilt samenleven, is het met elkaar kunnen communiceren cruciaal. Het blijkt van belang dat vluchtelingen, maar ook andere nieuwkomers zo snel mogelijk Nederlands leren.
De inzet en wil om mee te doen van nieuwkomers is helaas vaak niet voldoende. De angst voor het onbekende maakt dat in onze ogen te veel mensen zich gereserveerd of negatief opstellen ten opzichte van migranten. Als mensen elkaar tegenkomen, elkaars verhaal kennen, ontstaat er begrip, verbinding en daarmee daadwerkelijke maatschappelijke participatie en integratie en dus een verbonden samenleving. In het debat dat we voor de zomer in deze Kamer hebben gevoerd over de participatieverklaring waren we Kamerbreed van oordeel dat er meer kan en moet gebeuren om nieuwkomers te laten integreren in de samenleving. Er is een stevige impuls vanuit de overheid en het bedrijfsleven nodig. Als gemeenten en werkgevers hun handen ineen slaan komen nieuwkomers makkelijker aan een baan, zo blijkt nu al in de praktijk. Wat betreft het bieden van werk bieden de economische groei en afnemende werkloosheid mogelijk kansen voor nieuwkomers. Gemeenten als Zeist laten zien dat het werkt als werkgevers met vacatures en gemeenten daadwerkelijk de krachten gaan bundelen. Welke rol ziet de staatssecretaris voor de regering weggelegd om te bevorderen dat werkgevers en gemeenten, maar ook de rijksoverheid zich inzetten voor betaald werk voor nieuwkomers?
Voorzitter. Er zijn nog twee andere punten waarover mijn fractie vragen wil stellen. Als PvdA-fractie willen wij specifiek aandacht vragen voor het bieden van een veilig thuis voor vluchtelingen. Voor deze groep mensen is een specifieke benadering gerechtvaardigd, vindt mijn fractie. Zij zijn hun land van herkomst ontvlucht en kunnen daardoor geen rechten meer ontlenen aan hun oorspronkelijke nationaliteit. Artikel 15 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens stelt het klip en klaar: een ieder heeft recht op een nationaliteit. Hirsch Ballin — mevrouw Oomen had het er al over — wijdde zijn oratie aan deze belangrijke norm. Hij stelt dat je het recht op nationaliteit als een mensenrecht behoort te zien. Deze opvatting onderschrijft mijn fractie van harte. Naturalisatie is immers gekoppeld aan burgerrechten, zoals stemrecht en het kunnen vervullen van openbare ambten. Vluchtelingen uit één familie wonen vaak verspreid over meerdere landen. Zolang de vluchtelingen niet genaturaliseerd zijn, kunnen zij hun familie niet op gaan zoeken. Het is daarom niet voor niks dat het internationaal recht, zoals in het VN-Vluchtelingenverdrag en artikel 6 van het Europees nationaliteitsverdrag, de opvangstaten verplicht om zo spoedig mogelijk een status aan de vluchtelingen te geven. Is het wel terecht dat in dit wetsvoorstel vluchtelingen gelijkgesteld worden aan andere vreemdelingen? Of anders gezegd: is de voorgestelde verlenging van de naturalisatietermijn niet in strijd met de bepaling van het Vluchtelingenverdrag? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op dit punt.
Voorzitter. Ten slotte hebben we nog een specifieke vraag over het moment waarop mensen hun naturalisatieverzoek in kunnen dienen. In het verleden konden mensen dit een jaar voorafgaand aan de naturalisatietermijn doen. De PvdA-fractie heeft vernomen dat de verzoeken nu pas vanaf vijf jaar in behandeling worden genomen en dat de behandeling meestal een jaar in beslag neemt. Dat betekent dat de feitelijke naturalisatie nu pas na zes jaar plaats kan vinden en als dit wetsvoorstel aangenomen wordt, wordt dit na acht jaar verblijf in Nederland. Klopt dit signaal en, zo ja, waarom wordt hiervoor gekozen? En als dit wetsvoorstel aangenomen wordt, mogen mensen dan wel een jaar voor de naturalisatietermijn hun verzoek indienen, dus na zes jaar? En onderstreept dit niet nog eens ons punt om een onderscheid te maken tussen naturalisatie van erkende vluchtelingen en andere vreemdelingen?
Ik kom tot een afronding. De regering is van oordeel dat het verlengen van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar toegevoegde waarde heeft. Mijn fractie is daar nog niet van overtuigd. De PvdA-fractie is van mening dat andere maatregelen, zoals het inzetten op werk voor nieuwkomers belangrijk is en eerder en beter tot integratie en participatie leidt dan het verlengen van de naturalisatietermijn. Sterker nog, mijn fractie vreest dat het verlengen van de naturalisatietermijn participatie van nieuwkomers in de weg kan staan. Waarom zou je belemmeringen willen opleggen voor mensen die vaak al jaren in ons land wonen, zich gedragen als ieder ander en graag volledig bij ons willen horen door te naturaliseren, is de kernvraag die we aan de staatssecretaris stellen. Is de blije, trotse reactie van iemand die van de burgemeester na de naturalisatie zijn eerste Nederlandse paspoort krijgt niet het tastbare bewijs dat naturalisatie mogelijk maakt dat een nieuwkomer zich echt een van ons voelt?
Wij vragen ons ernstig af of de staatssecretaris ons ervan kan overtuigen dat het wetsvoorstel doet wat het beoogt: het garanderen dat degene die voor naturalisatie in aanmerking komt geïntegreerd is in Nederland en volledig participeert in de samenleving.
We zien uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nooren. Ik geef het woord aan mevrouw Wezel.