Plenair Oomen-Ruijten bij behandeling Termijnen verlening Nederlanderschap



Verslag van de vergadering van 26 september 2017 (2017/2018 nr. 1)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 13.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De leden van de CDA-fractie zien het aanvragen en het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit als een bewuste keuze van betrokkenen om Nederlands staatsburger te willen zijn en te willen participeren in de Nederlandse samenleving. Het feit dat mensen die langdurig deel uitmaken van de samenleving, juridisch gezien uitgesloten worden, laat zien dat er ook iets schort aan de samenleving. Dat zei een voormalige CDA-minister ooit, want vanuit de samenleving heeft het de voorkeur dat zo weinig mogelijk personen die permanent in Nederland wonen, de status van vreemdeling houden, omdat dan de wederkerigheid van de menselijke samenleving niet bevorderd wordt.

Mevrouw de voorzitter. Aan nieuwkomers wordt terecht gevraagd om zich te identificeren met de Nederlandse samenleving alsmede met de normen en waarden daarvan, vooraleer men een volwaardig Nederlands staatsburger kan worden. Uitgangspunt van de wetgeving is komen tot een grotere verbondenheid met ons land en borgen van een echte band met de Nederlandse samenleving door een langduriger verblijf in algemene zin en in specifieke gevallen door de introductie van een verplicht verblijf, waar die verplichting er tot op dit moment niet was.

Ik ga nu naar de verlenging van de termijn van vijf naar zeven jaar. In lijn met de opmerking van de Raad van State hebben wij gezocht naar een onderbouwing van de verlenging van deze termijn van vijf naar zeven jaar voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. Wij wilden een meer inhoudelijke onderbouwing horen dan de politieke motivatie die is gegeven: "We hebben het toch zo afgesproken in het regeerakkoord van Rutte II?". Laat mij helder zijn: elke termijn, ook de huidige termijn van vijf jaar, heeft een zeer arbitrair karakter. Wanneer ik te rade ga bij het EVN, het Europees Verdrag inzake nationaliteit, stel ik vast dat Nederland met de voorgestelde zeven jaar geen buitenbeentje is. Immers, met zeven jaar blijven we binnen de hoofdregel van tien jaar, waaraan we ons in die EVN hebben gecommitteerd. Uit het overzicht dat wij bij de nadere memorie van antwoord mochten ontvangen, blijkt dat aan het verkrijgen van het staatsburgerschap in heel veel buurlanden een langere periode dan zeven jaar voorafgaat.

De leden van de CDA-fractie zien dat het Nederlanderschap en zeker het hebben of houden van een dubbele nationaliteit sterk gepolitiseerd zijn. Wij vragen nieuwkomers om zich met de ontvangende Nederlandse samenleving te identificeren en te integreren, vooraleer men volwaardig Nederlander kan zijn. In die zin kunnen we, zoals ik zojuist heb gezegd, de voorgestelde verzwaring van vijf naar zeven jaar zeker billijken.

Maar er zijn andere problemen, zoals het verblijf van de expats buiten het Koninkrijk der Nederlanden. Ongetwijfeld heeft de regering op vragen van de CDA-fractie, die overigens indringend werden gedeeld door bijna alle andere fracties in dit huis, vastgesteld dat we grote moeite hebben met het voorstel om voor partners van Nederlandse expats een periode van drie jaar fysiek verblijf in Nederland te eisen, vooraleer men een aanvraag mag doen tot naturaliseren. Op dit moment is het inburgeringsexamen voor gehuwde partners nog voldoende, maar nu wordt een fysiek verblijf in Nederland van drie jaar geëist. Dat wordt enkel en alleen gemotiveerd met het gegeven dat een feitelijke binding met Nederland nodig is om voor deze naturalisatie in aanmerking te komen. Welk probleem wil de regering daarmee oplossen? Zijn genaturaliseerde gehuwden of geregistreerde partners onvoldoende geïntegreerd of is de behoefte aan gelijkstelling tussen enerzijds gehuwden en geregistreerde partners en anderzijds samenwoners de ware reden voor deze aanscherping, die ten koste gaat van gehuwden en geregistreerde partnerschappen? Samenwoners hebben nu eenmaal geen gelijke rechtspositie. Daar kan ik mij iets bij voorstellen. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken: is het nodig om een Australische burger die met een Nederlandse burger in Griekenland samenwoont, in dezelfde mate recht te geven op verkrijging van het Nederlanderschap als een echtpaar of geregistreerde partners? Huwelijk en partnerschap zijn duidelijk controleerbaar, maar geldt dit ook voor deze samenwoners in Griekenland?

Wij begrijpen en billijken dus de bestaande eis van een verblijfstermijn van drie jaar voor samenwoners, maar de CDA-fractie ziet hierin uitdrukkelijk geen enkele legitimatie voor het aanpassen, verzwaren, van de eis van de verblijfstermijn voor gehuwden en geregistreerde partners. Het praktische probleem dat je het niet kunt controleren, speelt hier immers geen rol. De Nederlandse samenleving is gediend met Nederlanders die voor de overheid en ook voor onze bedrijven in het buitenland werken. Is met de voorgestelde harmonisatie op het laagste niveau wel voldoende indringend gekeken naar de gevolgen die het voorgestelde driejaarsverblijf in Nederland heeft voor de expat en zijn gezin en ook voor Nederland?

Ik leg ter illustratie een paar voorbeelden voor. Alexander is een succesvol ondernemer in Rusland en Oekraïne. Hij woont al jaren met zijn echtgenote in Rusland. Zij spreekt de Nederlandse taal goed, want zij heeft in Amsterdam gestudeerd. Daar leerden ze elkaar kennen. Stel dat Alexander door omstandigheden terug moet naar Nederland en hij hier om gezinshereniging vraagt maar dat hij met zijn inkomen geen aanspraak kan maken op de inkomensnorm die we stellen aan de gezinshereniging, omdat hij dat geld elders heeft verdiend. Hij moet dus ten minste anderhalf jaar alleen in Nederland vertoeven — drie maanden mag zijn echtgenote hier blijven — om die gezinsnorm te kunnen waarmaken en dus recht te hebben op gezinshereniging.

Ik geef een ander voorbeeld. Het betreft de situatie van Peter, die gehuwd is met een Chinese dame. Zij ging na het huwelijk met haar man in Singapore wonen. De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit en willen in Nederland studeren. Mama wil mee, maar dat kan niet omdat haar man voorlopig in Singapore blijft en zij niet zelfstandig aan de gevraagde inkomenseis kan voldoen. Na drie maanden moet zij weg. We faciliteren partners en kinderen van expats niet om naar Nederland te komen, maar we maken het voor hen lastiger dan voor welke groep dan ook met de voorwaarden die we stellen aan gezinshereniging of verblijf.

Voorzitter. Overigens geldt in alle gevallen — ik heb er nog meer — dat indien een expat wel voldoet aan de inkomenseis voor gezinshereniging en de Nederlandse partner binnen drie jaar overlijdt, de verblijfstitel van deze partner vervalt. Wij zien echt niet in waarom de regering zich doof houdt voor de belangen van Nederlandse mensen, bedrijven en organisaties die hen te werk stellen in het buitenland. De regering houdt vast aan de voorstellen. Dat stelt ons teleur, want ook de regering weet dat met name de eisen voor gezinshereniging dusdanig zwaar zijn dat, als de expat al terug kan komen naar Nederland, het in feite onmogelijk is om terug te komen met de partner.

Mevrouw Nooren i (PvdA):

Ik zit te luisteren naar mevrouw Oomen en er vallen mij een paar dingen op. U ging heel even in op die inhoudelijke motivering. U zegt dat u niet een politieke motivering wil maar een inhoudelijke. Kunt u aangeven wat volgens u de inhoudelijke motivering is van dit wetsvoorstel?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik denk dat ik helder genoeg heb gesteld dat de regering ons antwoordt dat het zo is afgesproken in het regeerakkoord Rutte-II. Dat akkoord hebben ze, denk ik, met uw fractie gesloten.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Maar mijn vraag aan u is een andere. U was op zoek naar een inhoudelijke motivering om te beoordelen of dit wetsvoorstel voor u aanvaardbaar is. Daarvoor zitten we in deze Kamer: de Eerste Kamer geeft een eigenstandige beoordeling. Is de inhoudelijke motivering van de regering voor u overtuigend?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Toen jullie het regeerakkoord afspraken, hadden jullie waarschijnlijk ook een inhoudelijke motivering om van vijf naar zeven jaar te gaan. Wellicht kunt u dat aangeven in het debat dat u direct met de staatssecretaris gaat voeren.

De voorzitter:

Via de voorzitter graag.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Mevrouw de voorzitter, wellicht kan mevrouw Nooren in het debat dat ze straks met de staatssecretaris gaat voeren, aangeven waarom zij toen tot de overtuiging is gekomen dat de termijn van vijf naar zeven jaar moest gaan.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Volgens mij heeft mevrouw Oomen geen antwoord gegeven op mijn vraag of het voor haar een overtuigende reden was.

Ik heb een tweede vraag die over het tweede deel gaat. Ik begrijp het niet helemaal, dus ik wil graag helderheid op dit punt. U zegt dat het wetsvoorstel minder positief is voor gehuwden in vergelijking met de situatie zoals die was. Dat is zo. Daarna zei u iets over samenwonende mensen, namelijk dat u vindt dat het voor hen minder goed geregeld hoeft te worden dan voor gehuwden. Geldt dat volgens u ook voor geregistreerde partners die samenwonen?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Dan heb ik mij misschien versproken. Ik heb gehuwden en geregistreerde partners gelijkgesteld. Ik heb gezegd dat nu al verzwaarde eisen aan samenwoners worden gesteld en dat ik dat begrijp en kan billijken omdat dat samenwonen in den vreemde niet te controleren is.

Mevrouw Nooren (PvdA):

U bedoelt dus dat voor gehuwden en samenwonende partners met een samenlevingsovereenkomst gelijke rechten en plichten zouden moeten gelden?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Yes, dat heb ik zo gezegd.

Mevrouw de voorzitter. Wat mij overigens ook opvalt, is dat de regering in haar brief 32175 op stuk nr. 63 naar aanleiding van een oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak over het inkomensvereiste — ik heb zojuist over de inkomenseisen gesproken — meldt dat zij een versoepeling gaat invoeren. In de stukken die de regering met onze Kamer heeft gedeeld, zie ik die toezegging echter niet terug. Ik doel op de toezegging waarmee de regering maatwerk belooft, rekening wil houden met de situatie waarin de expat zich bevindt en een voorlichtingscampagne wil opzetten. Ik zie daar niets van terug.

Mevrouw de voorzitter. Voor het verzwaren van de verplichtingen is het argument van de regering weinig overtuigend dat het slechts om een heel kleine groep mensen gaat die problemen zal ervaren. De eis dat een te naturaliseren vreemdeling niet mag wonen in het land waarvan hij of zij de nationaliteit bezit, zal immers betekenen dat het voor de meeste partners van in het buitenland verblijvende Nederlanders nu al niet mogelijk is om vanuit het buitenland het Nederlanderschap aan te vragen. Maar zij noemt geen aantallen. Zou het, juist omdat het een kleine groep is — ik doel op de groep die ik zojuist genoemd heb — niet des te meer een reden zijn om in het Nederlands belang minder hardvochtig te zijn?

De CDA-fractie in dit huis en de CDA-collega's aan de overkant hebben de vraag gesteld of verblijf in een andere EU-lidstaat meegeteld zou kunnen worden bij de verblijfseis. Dat zou, denk ik, consequent zijn. Op grond van Richtlijn 2004/38/EG heeft een familielid, echtgenoot of partner van een EU-burger ook een afgeleid recht op een langer verblijf, een verblijf van meer dan drie maanden, om dan in een andere lidstaat te kunnen wonen en werken, mits men dan ook weer over voldoende bestaansmiddelen beschikt. Het antwoord van de regering is simpelweg nee. Ik mis de motivering daarvan. Waarom — ik ben het er overigens mee eens — is bij nadere wijziging wel het verblijf in de andere delen van het Koninkrijk meegenomen? Dus technisch is het toch mogelijk.

Voorzitter. Mijn laatste puntje betreft de openbareordetoets voor 12- tot 16-jarigen. Daarop willen we een goed antwoord hebben. Onder het huidige regime kunnen minderjarigen onder de 16 jaar de Nederlandse nationaliteit door optie of medenaturalisatie krijgen zonder dat daarbij een openbareordetoets wordt toegepast.

Mevrouw Wezel i (SP):

Ik wil mevrouw Oomen graag een vraag stellen over het punt van de expats. Hoe ziet mevrouw Oomen, het CDA, wat betreft de expats het wetsvoorstel in verhouding tot artikel 8 van het EVRM, dat gaat over family life? Hoe verhouden die zich tot elkaar?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Diezelfde vraag zou je kunnen stellen ten aanzien van de EU-richtlijn die daar ook over gaat. Die is in ieder geval getoetst aan het EVRM.

Mevrouw Wezel (SP):

Vindt u het huidige wetsvoorstel wat betreft de expats strijdig met artikel 8 van het EVRM?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Nee. Ik zeg alleen dat ik de verzwaring die nu aangebracht wordt, geen goede zaak vind voor geregistreerde partners en gehuwden, omdat ze dan alleen nog maar vanuit het buitenland de aanvraag tot het Nederlanderschap kunnen doen. We hebben het hier ook over verblijfstitels in het kader van EU-wetgeving, die weer getoetst is aan het EVRM.

De voorzitter:

Mevrouw Wezel, ga uw gang.

Mevrouw Wezel (SP):

U zegt dus eigenlijk: het huidige wetsvoorstel komt naar de mening van het CDA overeen met artikel 8 van het EVRM.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Wat ik zeg is dit: een aantal onderdelen van het wetsvoorstel dat we nu voor ons hebben liggen, bijvoorbeeld de inkomenseis et cetera voor gezinshereniging, komen ook voor in de Europese wetgeving, in de richtlijn die ik zonet heb genoemd. Die richtlijn is ook getoetst aan het EVRM. Ik zie dus geen strijdigheid.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Wezel. Niet? Oké. Ga uw gang, mevrouw Oomen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Voorzitter. Ik had het over de openbareordetoets voor 12- tot 16-jarigen. Met de voorgestelde wetswijziging wordt de toets die geldt voor personen van 16 jaar en ouder, ook geldend voor kinderen van 12 tot 16. Het probleemloos naturaliseren van criminele jongeren wordt onwenselijk geacht. De motivering die de regering daarbij hanteert, is gericht op de openbare orde. Maar, zo vroegen we ons af, bij het jeugdstrafrecht wordt er toch, meer nog dan bij het volwassenenstrafrecht, steeds een balans gezocht tussen afstraffen en heropvoeden, tussen een stevige aanpak en het houden van perspectief voor de jonge verdachte? Ook in het jeugdstrafrecht staat het belang van het kind voorop. Dit is in lijn met artikel 3 en artikel 40 van het Kinderrechtenverdrag. Hoewel 12- tot 16-jarigen in staat zijn gruwelijke daden te plegen en er ook passende sancties geboden moeten worden, zou de CDA-fractie graag nog eens een keer zien of en hoe de groep van 12- tot 16-jarigen gediend is met de oplegging van de nationaliteitssanctie boven op de strafrechtelijke sanctie.

Voorzitter, tot slot. Met deze inbreng heb ik u namens de CDA-fractie deelgenoot gemaakt van de grote praktische bezwaren die we zien voor een deel van deze wetswijziging. Ik vraag nog uw aandacht voor het volgende in de slotbepalingen: bij of krachtens AMvB kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van deze wet. Welke passende mogelijkheden en oplossingen ziet de regering om onze bezwaren op te lossen? Tegelijkertijd vraag ik me af of die mogelijkheid er wel is wanneer in de wet de strikte voorwaarde van een verblijf van drie jaar gehandhaafd blijft voor in het buitenland levende expats.

Mevrouw de voorzitter, we zullen scherp luisteren naar de antwoorden die de regering ons geeft, om onze uiteindelijke positie te bepalen. Ik dank u zeer.

De voorzitter:

Mevrouw Oomen, u wilt al weglopen, maar wilt u nog even blijven staan, want er is nog iemand met een nadere vraag.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Oomen begon haar betoog met het citeren van voormalig minister Hirsch Ballin, die aangaf dat er iets schort aan de samenleving als er grote groepen vreemdelingen in de samenleving wonen omdat ze worden uitgesloten van het Nederlanderschap. Ik kreeg de indruk dat mevrouw Oomen die gedachte omarmde. Het voorstel om de mogelijkheid om toegang te krijgen tot het Nederlanderschap met twee jaar te vertragen, maakt toch onvermijdelijk dat die groepen van mensen die hier zonder burgerschap leven, groter zullen zijn? Hoe kijkt u daar dan tegen aan?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

U heeft gelijk: die groep wordt groter. Maar de vraag is: is vijf jaar belangrijk? Of moet het zeven, acht of negen jaar zijn? De termijn is niet in jaren gesteld, maar de groep wordt wel groter.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ben blij dat mevrouw Oomen dit erkent. In ieder geval geldt: hoe langer de termijn, hoe groter die groep wordt. Mevrouw Oomen citeerde met instemming de woorden van Hirsch Ballin dat er dan iets schort aan de samenleving. Hoe apprecieert u dat dan? Schort er dan iets aan de samenleving als hierdoor grotere groepen vreemdelingen niet hun burgerschapsrechten kunnen uitoefenen?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Die grote groepen vreemdelingen kunnen die burgerschapsrechten krijgen, kunnen Nederlander worden, of daar nu vijf, zeven of acht jaar voor staat. Ik heb ook gezegd dat het heel willekeurig is. Ik herinner me dat we in de schriftelijke vragen aan de regering ook hebben gevraagd waarom ze heeft gekozen voor zeven jaar en niet voor acht, negen of tien jaar, wat ook nog past binnen de grenzen van het EVRM.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik constateer dat mevrouw Oomen dus voor lief neemt dat het wellicht gaat schorten aan de samenleving omdat grotere groepen migranten worden uitgesloten van het burgerschap.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik denk dat degenen die destijds het regeerakkoord hebben opgesteld, er ook alle belang bij hadden dat mensen goed ingeburgerd zijn in onze samenleving. Goed ingeburgerd zijn zal de ene persoon vijf jaar kosten en voor de ander zal dat pas na zeven of acht jaar worden bereikt. Ik kan dat niet zeggen.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Misschien kan mevrouw Oomen van het CDA eens aangeven hoe ze de naturalisatie waardeert in het licht van participeren in de samenleving, waar het hier vandaag natuurlijk om draait.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Echte participatie in de samenleving kun je pas bereiken wanneer je goed geïntegreerd bent. We hebben nu een integratiegrens van vijf jaar gesteld. We denken dat je dan ingeburgerd zou kunnen zijn. Maar als je dat moet verdiepen, dan kan het zes, zeven of zelfs ook acht jaar zijn. Die grens is heel willekeurig. Maar ik weet niet wat de achterliggende gedachten waren toen jullie het opgeschreven in het regeerakkoord.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Ik ben vooral geïnteresseerd in hoe het CDA in het naturalisatiedebat zit. Dus laten we het daar even toe beperken.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik ben wel zeer benieuwd wat ik van mevrouw Nooren te horen krijg!

Mevrouw Nooren (PvdA):

Als nu uit onderzoek zou blijken dat het de integratie versterkt als je eerder naturaliseert, hoe zou de CDA-fractie dat dan appreciëren?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb heel goed gekeken naar het staatje dat was meegestuurd met het nadere antwoord van de regering. Ik vond dat heel verhelderend. Ik dacht dat we met de termijn van zeven jaar tot de uitzonderingen zouden behoren, maar dat is niet het geval. Met zeven jaar zitten we zelfs nog aan de korte kant.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Nooren.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Misschien heb ik die staatjes anders gelezen. Elf van de eenentwintig landen in de Europese Unie hebben een termijn van vijf jaar.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

De grote hebben een termijn die langer is. De buren.

Mevrouw de voorzitter, ik dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Oomen, ik geef het woord aan de heer Van Hattem.