Plenair Ester bij behandeling Caribische openbare lichamen en een kiescollege voor de Eerste Kamer



Verslag van de vergadering van 24 oktober 2017 (2017/2018 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.14 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ook in tweede lezing gaat mijn fractie akkoord met dit wetsvoorstel. Wel hebben we toch nog een aantal vragen. De grondwetswijziging maakt het mogelijk om de staatkundige positie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba een constitutionele basis te geven en regelt de instelling van een kiescollege voor de Eerste Kamer. De Caribische openbare lichamen zijn daarmee grondwettelijk verankerd en het kiesrecht voor de Eerste Kamer is voorbehouden aan ingezetenen met de Nederlandse nationaliteit. Op dit laatste punt voerden we in dit huis ruim een jaar geleden een debat inzake de novelle die toen voorlag en die voorziet in het slechten van een democratisch deficit.

Het debat van vandaag vindt plaats zes weken nadat orkaan Irma zijn verwoestende werk deed op Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius. Mijn fractie leeft zeer mee met onze landgenoten op de Bovenwinden. De schade is enorm, met name op Sint-Maarten. Velen verloren hun huis. Veel infrastructuur is vernietigd en de schade aan de natuur is ongekend. Gelukkig kwam de hulpverlening vanuit Europees Nederland snel op gang. De wederopbouwopgave tart ons voorstellingsvermogen. De gevolgen van de ramp, ook in sociaal en cultureel opzicht, zullen nog lang voelbaar zijn. Veel investeringen zijn nodig om de eilanden er economisch weer bovenop te helpen en mensen weer hoop en uitzicht te geven. Dat vereist ruimhartige solidariteit van onze kant. Het is goed dat ook de Europese Commissie, zoals twee weken geleden bleek, bereid is om Sint-Maarten financiële steun te verlenen.

De minister heeft de Eerste Kamer vanaf het begin van de ramp op de hoogte gehouden van de dramatische ontwikkelingen op de Bovenwinden. Hoewel het niet het onderwerp van vandaag is — dat realiseer ik mij zeer wel — zou mijn fractie het waarderen om kort van de minister te horen wat nu zijn appreciatie van de situatie is en welke knelpunten hij waarneemt. Mijn fractie schrok van de controverse die vorige week ontstond tussen de minister en de regering van Sint-Maarten over de randvoorwaarden van de Nederlandse bijdrage aan de wederopbouw.

Ik ga nu terug naar het wetsvoorstel. Ik begin met het kiescollege voor de Eerste Kamer. De grondwetswijziging behoeft een uitvoeringswet die dit college nader praktisch regelt voor de BES-eilanden. Mijn fractie wacht dat voorstel af.

De ChristenUnie-fractie heeft er in de afgelopen jaren op gehamerd dat er voor Caribisch Nederland heldere en onderbouwde minimumnormen voor een acceptabele levensstandaard moeten komen. Collega Van Kappen ging daar ook al op in. De kosten van levensonderhoud, voedsel, energie, water en vervoer zijn bepaald niet gering, zeker indien men de inkomens op de eilanden in ogenschouw neemt. De commissie-Spies heeft daar behartigenswaardige beschouwingen aan gewijd. We hebben er samen met veel andere fracties hard aan moeten trekken om het kabinet aan onze zijde te krijgen wat deze minimumnormen betreft. De motie die hierom vroeg, kreeg de steun van bijna alle partijen in de Eerste Kamer. De uitkomst is echter mager. Wat voorligt is een onderzoekstraject. De normen zelf worden doorgeschoven naar het nieuwe kabinet. Hier hebben de minister en zijn collega, de staatssecretaris van Sociale Zaken, weinig vooruitgang geboekt. Een oordeel over een gelijkwaardige levensstandaard ontbreekt voor inwoners van Europees Nederland en Caribisch Nederland. Dat knelt juist nu we de grondwettelijke basis van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius als openbare lichamen via dit wetsvoorstel gaan vastleggen.

In dit licht vraagt mijn fractie om een korte toelichting op artikel 132a, lid 4, dat wijst op bijzondere omstandigheden waardoor Caribische openbare lichamen "zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland". Dit is de zogenoemde differentiatiebepaling, die zo-even al voorbijkwam. Kan de minister een nadere toelichting op dit artikel geven, ook gezien het debat over wat nu een aanvaardbaar sociaal minimum is op de BES-eilanden? Wil hij daarbij ook de genoemde, door de Eerste Kamer breed gedeelde motie van juni vorig jaar over deze kwestie betrekken? Wat is precies de beleidsmatige meerwaarde van dit artikel? Zeker, Europees Nederland en Caribisch Nederland verschillen op veel punten van elkaar. Maar de uiteindelijke vraag is of en, zo ja, in welke mate deze verschillen het onderscheid in levensstandaard en sociaal minimum en daarvan afgeleide overheidsmaatregelen rechtvaardigen. Met andere woorden: hoeveel differentiatie is acceptabel binnen wat toch één land is, zelfs al ligt er meer dan 7.000 kilometer tussen beide landsdelen?

Het artikel maakt wel duidelijk dat Europees Nederland is verplicht tot legislatieve terughoudendheid. Mijn fractie hoort graag of dit in de periode vanaf 10-10-10 naar het oordeel van de minister ook is gelukt.

Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden van de minister. Ook wij danken hem voor zijn inbreng in de debatten in dit huis over de koninkrijksrelaties in de afgelopen kabinetsperiode. Wij wensen hem al het goede voor de toekomst.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Ester. Ik geeft het woord aan de heer Ganzevoort.