Verslag van de vergadering van 24 oktober 2017 (2017/2018 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.20 uur
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Op de valreep als demissionair minister nog een grondwetswijziging in tweede lezing in deze Kamer bespreken: het is geen alledaags verschijnsel. Het is in elk geval aanleiding om de minister te danken voor zijn inzet en hem nu al al het goede te wensen voor zijn volgende levensfase.
In dit concrete geval danken we de minister er ook voor dat hij zich uiteindelijk, na alle mitsen en maren, door de Kamer ervan heeft laten overtuigen dat er een principieel en staatsrechtelijk correcte oplossing moest komen om de inwoners van Caribisch Nederland met de Nederlandse nationaliteit ook te laten participeren in de verkiezingen voor de Eerste Kamer. Daarmee komen we, zeven jaar en twee weken na die roemruchte 10-10-10, aan een constitutionele verankering van de positie van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius in het Nederlandse staatsbestel. Het is geen definitieve positie — dat is al gezegd — want de invulling en de inkleuring kunnen verschillende gestalten krijgen. De eilanden houden ook de ruimte om een andere verhouding tot Nederland te kiezen. Het is in elk geval wel een erkenning dat het een eigen positie is, die anders is dan die van Vlieland en Emmeloord. Dat, en dus ook de stem van de inwoners van Caribisch Nederland bij de verkiezingen voor de senaat, was voor deze Kamer een erezaak. We zijn daarom blij met het voorstel dat we vandaag in tweede lezing bespreken.
Over het voorstel sec kan ik kort zijn. De meest urgente vragen in dit post-Irmatijdperk zijn ook van een heel andere orde. We leven mee en we weten ons medeverantwoordelijk voor de wederopbouw. Deze inbedding van de openbare lichamen in de Grondwet is een belangrijke erkenning van de nieuwe staatkundige verhoudingen en van de blijvende verbondenheid met Caribisch Nederland, en laat tegelijkertijd ruimte voor maatwerk. Sterker nog, zij geeft de mogelijkheid om de eilanden te vrijwaren van regels en structuren die in Europees Nederland vanzelfsprekend zijn maar die daar onwerkbaar zouden blijken. Dat is de kern van het differentiatiebeginsel, dat al opgenomen was in het Statuut van het Koninkrijk en dat nu terecht wordt verplaatst naar de Grondwet voor het land Nederland. Daar is het meer op zijn plaats.
Iedereen blij dus? Een feestelijke apotheose van het succesvolle ministerschap? Fanfares en salsa-avonden omdat het nu eindelijk goed geregeld is? Was het maar zo. In Caribisch Nederland leeft bij menigeen de vrees dat deze grondwetswijziging politieke willekeur tot norm gaat maken. Het gaat dan vooral om artikel 132a, lid 4. Voor deze openbare lichamen kunnen regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op de bijzondere omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland. Dat differentiatiebeginsel klonk in het Statuut nog wat uitgebreider en specifieker, namelijk: "Voor deze eilanden kunnen regels worden gesteld en andere specifieke maatregelen worden getroffen met het oog op de economische en sociale omstandigheden, de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, hun insulaire karakter, kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere factoren waardoor deze eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland." Al die veel concretere criteria zijn in de nieuwe formulering samengevat in de woorden "bijzondere omstandigheden", en daar ontstaan de zorgen. Iedereen begrijpt wel dat de huizen op Sint-Eustatius niet dezelfde isolatie nodig hebben als die in Klazienaveen, en dat snelheidscontroles op snelwegen op Saba weinig zin hebben, omdat er geen snelwegen bestaan. In de evaluatie van de commissie-Spies en in het idee van legislatieve terughoudendheid zijn dat soort dingen ook verwoord: leg nou alsjeblieft geen onnodige regels op aan de eilanden.
Maar in Caribisch Nederland leeft een heel ander gevoel bij menigeen, namelijk dat deze formulering vooral betekent dat men geen aanspraak kan maken op dezelfde rechten als inwoners van Europees Nederland. Daar heeft men het gevoel — niet iedereen, maar het leeft wel — dat artikel 132a, lid 4 betekent dat artikel 1 van de Grondwet voor hen buitenspel wordt gezet. En eerlijk is eerlijk, daar heeft de regering het ook wel een klein beetje naar gemaakt. Daarom is er zo veel gevraagd naar de betekenis van de woorden "een in Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau". Op het terrein van onderwijs is grote vooruitgang geboekt. Voor volksgezondheid geldt dat ook, al blijft het problematisch dat de minister van VWS nooit echt rekening heeft willen houden met het feit dat het stelsel van zorgverzekeringen daar totaal anders functioneert en er geen aanvullende verzekering bestaat. Maar bijvoorbeeld bij infrastructuur zijn de achterstanden nooit goed weggewerkt en bij de sociale zekerheid heeft de staatssecretaris er alles aan gedaan om zelfs een onderzoek naar een bestaansminimum over de grens van haar termijn heen te tillen. Wij wensen de inwoners van Drenthe dan ook alvast sterkte toe, maar dat terzijde.
Waar het om gaat, is dat de aard van de differentiatie tussen Europees en Caribisch Nederland niet is gedefinieerd. Wat zijn dan de bijzondere omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland? Daar is bij de behandeling in de Tweede Kamer over gedebatteerd en de minister was en is klaarblijkelijk terughoudend om op dat punt al te veel weg te geven. Maar ik wil toch concreet van de minister weten of met "bijzondere omstandigheden" hetzelfde is bedoeld als wat in het Statuut omschreven was als "economische en sociale omstandigheden, de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte en bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere factoren". Meer concreet wil ik weten of die bijzondere omstandigheden bedoeld zijn om de openbare lichamen te beschermen tegen onwerkbare regelgeving dan wel om hen uit te sluiten van het in Nederland aanvaardbare voorzieningenniveau. Want iedereen snapt dat wegen, zorgvoorzieningen en zelfs pensioenen daar niet identiek kunnen zijn aan die van hier, maar niemand snapt dat in de vangnetvoorzieningen, zoals de onderstand, zo veel gaten zitten dat je er met een doodsmak doorheen gaat als je in die situatie komt. En niemand snapt dat sociaalliberale bewindslieden zo getraineerd hebben bij het vaststellen van het bestaansminimum. Met andere woorden: mijn fractie kan zich op zichzelf goed vinden in dit grondwetsvoorstel, maar ze hoort graag expliciet van de minister dat deze terminologie niet betekent dat de inwoners van Caribisch Nederland minder rechten hebben op basale voorzieningen op sociaal, medisch en economisch terrein, et cetera. Als ik de minister dan toch éénmaal direct mag aanspreken: laat hierover alstublieft geen onduidelijkheid ontstaan, maar doe op uw ministeriële sterfbed nog eenmaal goed en laat uw laatste woorden zijn dat de inwoners van Caribisch Nederland mogen rekenen op een in Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau en dat dat het criterium is waarmee ook de differentiatiebepaling moet worden geïnterpreteerd. Als medegrondwetgever hebben wij de plicht om op dat punt helderheid te scheppen. We zien dan ook uit naar de beantwoording van onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Ganzevoort. Ik geef het woord aan mevrouw Meijer.