Verslag van de vergadering van 13 februari 2018 (2017/2018 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.21 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Het debat in de Kamer, de talloze brieven en de berichtgeving in de media hebben nog eens duidelijk gemaakt hoezeer dit onderwerp leeft in de samenleving en dat het mensen persoonlijk raakt, voor- en tegenstanders. Dat onderstreept nog eens de noodzaak van een zorgvuldig debat, maar ook van zorgvuldige wetgeving. Deze termijn is aangevraagd om de gewijzigde motie-Nooren c.s. te bespreken. De eerste motie beoogde de positie van nabestaanden met ernstige bezwaren in de regelgeving vast te leggen, in ieder geval het gebruik van de criteria. De nieuwe motie verplicht tot het het regelen daarvan, maar laat de inhoud aan het veld, in samenspraak met de minister.
Voorzitter. Mijn fractie vindt de gewijzigde motie een verbetering. De eerste motie beoogde, begrijpelijk, om de huidige praktijk vast te leggen in regels om zo meer rechtszekerheid aan nabestaanden te bieden, maar de manier waarop bracht hun positie in een soort schemergebied tussen de zorgvuldigheidseisen van de arts en een recht op het honoreren van de bezwaren van de nabestaanden. Dat is een schemergebied dat ruimte laat voor nieuwe vragen en nieuwe onzekerheden, zonder dat er een helder wettelijk of procedureel kader is. Feitelijk moet de wetgever een keuze maken tussen of het regelen van de rechtspositie van nabestaanden in de wet, met als gevolg dat de handelingsruimte van artsen wordt beperkt, of het vastleggen van procedurele waarborgen voor het veld waarbij artsen uiteindelijk verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eindbeslissing.
Met de gewijzigde motie wordt voor het laatste gekozen en mijn fractie kan zich daarin vinden. In mijn eerste en tweede termijn heb ik die processuele waarborgen cruciaal genoemd. Nabestaanden moeten zich serieus genomen weten in hun principes en de emotionele moeite die zij hebben met het volgen van de expliciete en impliciete wens van de donor. Zowel de initiatiefnemer, de minister als de artsen hebben de Kamer steeds voorgehouden dat dit gebeurt in de praktijk en dat er bij twijfel niet wordt overgegaan tot donatie. Ook nu is dit niet geregeld in de wet, maar gebeurt het in de praktijk. Mijn fractie hecht zeer aan voortzetting van deze werkwijze, omdat alleen in het veld de individuele context van een zaak kan worden beoordeeld en alle elementen, zowel de medische als de humanitaire, integraal kunnen worden gewogen. Die praktijk werkt naar behoren is ons verzekerd en geldt nu zelfs als er een expliciete "ja" is geregistreerd.
Er gaat nu natuurlijk iets veranderen. Een grote groep nabestaanden wordt niet langer toestemming gevraagd, maar zij kunnen eventueel ernstige bezwaren kenbaar maken. Mijn fractie hecht eraan dat ook hun zorgen serieus worden genomen, waarbij het niet uitmaakt of er een keuze of geen keuze is gemaakt door een donor. We juichen dus toe dat de processuele waarborgen nu beter worden beschermd. Wat ons betreft zijn die onderdeel van de zorgvuldigheidseisen van de arts. De gewijzigde motie regelt dat deze waarborgen worden vastgelegd, maar laat zich niet uit over de inhoud. Dat lijkt ons de juiste verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, arts en nabestaande. De overheid garandeert processuele waarborgen en de artsen bepalen de inhoudelijke criteria samen met de overheid, waarbij het uitgangspunt geldt dat, conform de huidige praktijk, bij ernstige bezwaren van de nabestaanden of bij het ontbreken van nabestaanden geen orgaanuitname plaatsvindt. De nabestaanden krijgen hierdoor rechtszekerheid, maar geen recht.
De voorzitter:
De heer Kuiper heeft een interruptie.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Hierop inhakend, mevrouw Strik. Was u het niet die in vorige termijnen vroeg om garanties waar het ging om de positie van de nabestaanden, met name in situaties waarin was geregistreerd "geen bezwaar"? Nu zegt u dat u deze motie een verbetering vindt: laat het veld daar dan verder over spreken. Maar u was het toch ook die, in het licht van artikel 11 van de Grondwet, zei dat dit een inbreuk is op de lichamelijke integriteit en dat hier garanties moeten zijn dat in het geval van "geen bezwaar" of als onduidelijk is vanuit welk motief iemand in dat register terecht is gekomen nabestaanden kunnen weigeren? Nu gaat u toch wel mee met: laten we het maar aan het veld overlaten.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Nee, artikel 11 ziet op de wens van de donor zelf, want dat gaat erover dat de overheid geen inbreuk mag plegen op de lichamelijke integriteit van een persoon. Daarom heb ik inderdaad garanties gevraagd dat, als het ook maar enigszins aannemelijk is dat die uitname niet conform de wens van de donor is, het dan ook niet gebeurt. En dat is wettelijk gewaarborgd. Daar ben ik heel blij om, ook dat de initiatiefneemster heeft gezegd dat de bewijslast heel erg laag ligt. Het wordt dus heel snel aangenomen. Als er twijfel is of het wel de wens is, gaat het ook niet door. Hier hebben we het over bezwaren van de nabestaanden en dat is een andere situatie.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ja, maar mevrouw Strik kan toch niet ontkennen dat wanneer je het in het veld neerlegt, dat de garantie die hier gevraagd is ... De inzet van het debat was: wat is dan de positie van de nabestaanden in die gevallen waarin het motief van iemand die geregistreerd staat onduidelijk is? Daar moet helderheid in komen. Nu glijdt het wat mij betreft weg en u glijdt een beetje mee.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De heer Kuiper maakt opnieuw geen onderscheid tussen de aannemelijkheid die moet vaststaan over of het wel conform de wens is van de donor — dat is in de wet geregeld — en ernstige bezwaren die nabestaanden mogelijk hebben, ook al staat de wens van de donor vast. Dat zijn twee verschillende zaken. Ik vind het heel belangrijk in het kader van artikel 11 dat in de wet duidelijk is geregeld dat er kan worden aangegeven dat een registratie niet conform de wens is. En daar wordt dan ook naar gehandeld.
Voorzitter. Bovenstaande wat ik gezegd heb, neemt niet weg dat we nu nog niet kunnen weten of de huidige praktijk even probleemloos werkt in een nieuwe situatie. Vinger aan de pols is daarom belangrijk. Voor ons is het daarom ook van belang dat de minister ook heeft toegezegd de positie van nabestaanden te betrekken bij de evaluatie. Mocht daaruit blijken dat die rechtszekerheid niet voldoende wordt geborgd of dat er te veel geschillen gaan bestaan tussen nabestaanden en artsen, dan zou dat reden kunnen zijn om de stap te zetten naar wettelijke verankering. Op dit moment zien wij daar te weinig redenen voor.
Overigens zal voor mijn fractieleden stemming over deze motie niet doorslaggevend zijn voor stemming over het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer De Grave.