Plenair Baay-Timmerman bij Debat met minister van Justitie en Veiligheid over de voorgenomen deelname van Nederland aan het Europees Openbaar Ministerie



Verslag van de vergadering van 3 april 2018 (2017/2018 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Voorzitter. Dit dossier over het instellen van een Europees Openbaar Ministerie is bepaald geen doorsneedossier en is uiterst gecompliceerd, zoals de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie al in het debat van 6 december 2016 verwoordde. Overleg over de bepalingen in de verordening is al in 2013 gestart. Herhaaldelijk hebben aanpassingen plaatsgevonden, met als resultaat de huidige tekst van de verordening van de Raad van de Europese Unie d.d. 12 oktober 2017. Vandaag staat in dit huis de vraag centraal of Nederland alsnog moet gaan deelnemen aan het Europees OM. Conform de toezegging van de toenmalige minister van V en J zal de regering het eindoordeel van beide Kamers der Staten-Generaal betrekken bij haar definitieve standpuntbepaling over deze deelname. De huidige status is dat twintig landen zich hebben uitgesproken voor een Europees Openbaar Ministerie. Drie landen — Engeland, Ierland en Denemarken — zijn absoluut tegen. De Nederlandse regering heeft de wens geuit om ook toe te treden tot het Europees OM.

Voorzitter. Onze fractie heeft niet deelgenomen aan het vorige debat in december 2016, zodat ik begin met het benoemen van de uitgangspunten van 50PLUS in samenhang tot de Europese Unie. Naar de overtuiging van 50PLUS heeft de Europese Unie slechts drie kerntaken, die ik hier globaal noem: economisch en monetair beleid, milieu- en energiebeleid en grensbeleid. De reikwijdte van het beleid van de EU moet volgens mijn fractie beperkt blijven. Wat 50PLUS betreft moet de EU alleen die taken uitvoeren die niet op nationaal niveau kunnen worden uitgevoerd. Wij hangen het klassieke subsidiariteitsbeginsel aan.

Zoals verwoord in de brief van 23 maart 2018, heeft het Europees OM de autoriteit om onder bepaalde omstandigheden onderzoek te doen en tot vervolging over te gaan als er een verdenking is van EU-fraude of andere criminele praktijken die de financiële belangen van de Unie kunnen schaden. Dat klinkt mooi, want wie wil nou niet Europese fraude bestrijden en misbruik van subsidiegelden terugdringen? Dat is toch in ons aller belang? Uit de stukken komt naar voren dat het met name gaat om EU-fraude in die lidstaten waar de nationale autoriteiten nalaten adequaat te handelen of, met andere woorden, fraude oogluikend toestaan of gedogen. Omdat die lidstaten niet effectief op nationaal niveau optreden — de nationale strafrechtelijke autoriteiten vervolgen niet of nauwelijks — is het idee ontstaan dat het instellen van een Europees Openbaar Ministerie hierin een doorslaggevende taak kan vervullen. Immers, een Europees OM heeft een eigenstandige bevoegdheid en kan onderzoek en strafvervolging gelasten. De constructie behelst een Europese hoofdaanklager, die gaat samenwerken met gedelegeerde openbare aanklagers in de lidstaten conform de aldaar geldende wetgeving, met dus een sterke ingebouwde nationale component. Voor Nederland geldt dat het, als lidstaat, zowel formeel als materieel in staat is om vervolging en berechting in te stellen ingeval EU-subsidiefraude op zijn grondgebied plaatsvindt. Daar bestaat geen twijfel over. Ingeval het gaat om grensoverschrijdende fraude met EU-gelden, bestaat nu al de verplichting voor de lidstaten om strafrechtelijk samen te werken. Het Nederlandse OM kan ook zonder Europees Openbaar Ministerie andere lidstaten assistentie verlenen bij onderzoek of vervolging, onder andere door het delen van informatie en expertise wanneer EU-fraude plaatsvindt, zowel in Nederland als in een andere lidstaat.

Dat die samenwerking verbeterd of geïntensiveerd kan worden, onderschrijft mijn fractie. Dat de EU in haar totaliteit meer moet handhaven en toezicht houden met de haar ter beschikking staande middelen, is een feit. Maar dat dit automatisch moet leiden tot een verschuiving van nationale bevoegdheden naar een nieuw Europees orgaan, zoals een Europees OM, is voor onze fractie een stap te ver. Daarenboven is de stelling dat een Europees OM kan en zal bijdragen aan een effectievere bestrijding van grensoverschrijdende fraude met EU-gelden een aanname, die nog in de praktijk bewezen moet worden. Want wat betekent de uitvoering in de praktijk? We zien een gekunstelde en ingewikkelde constructie ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor het Europees OM en de OM's van de lidstaten, waarbij de procedurele waarborgen in de lidstaten onvoldoende geharmoniseerd en niet allemaal gelijk zijn, met als resultaat een diversiteit tussen nationale en Europese bevoegdheden.

Voorzitter. Herhaaldelijk werd in het debat in december 2016 door de toenmalige minister gesteld dat niet deelnemen niet in het Nederlandse belang zou zijn. Dat berustte niet alleen op de overweging van fraudebestrijding ten aanzien van EU-gelden, het hoofddoel, maar ook — zo begreep ik het althans — op nog twee andere overwegingen. Enerzijds kon Nederland bij geen deelname geen input leveren voor de tekst van de verordening. Anderzijds zou de vestiging van het Europees OM in Den Haag dan zeker niet plaatsvinden. Inmiddels staat de tekst vast en zal het Europees OM worden gevestigd in Luxemburg. Is de minister het met mij eens dat deze twee overwegingen inmiddels zijn achterhaald? En verandert dat zijn standpunt over Nederlandse deelname aan het Europees OM?

Voorzitter. 50PLUS heeft alle pro's en contra's tegen elkaar afgewogen. Dat oprichting van een Europees OM het adequate middel, de reeds vaker genoemde stok achter de deur zou zijn om lidstaten daar waar de nationale overheden niet afdoende optreden tegen EU-subsidiefraude, te dwingen om datgene te doen wat ze al behoren te doen, namelijk onderzoek, vervolging en berechting van dit soort delicten, is naar ons oordeel niet het geval. Dat deze lidstaten gedwongen moeten worden, staat buiten kijf. Maar dat kan met andere machtsmiddelen, zoals het opschorten of verminderen van subsidies. Eerder gaf ik al aan dat mijn fractie, gelet op alle reeds naar voren gebrachte bezwaren, geenszins de indruk heeft dat vaststaat dat het Europees OM een eclatant succes gaat worden, zeker niet met al die open eindjes op het gebied van het strafrecht, waarbij de verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen het Europees OM en deelnemende lidstaten ingewikkeld en zorgwekkend door elkaar heen lopen.

Voorzitter. Concluderend wijs ik op het al eerder aangehaalde standpunt van mijn fractie omtrent subsidiariteit. Omdat een aantal lidstaten niet doelgericht EU-fraude aanpakt, komt er een instituut, het liefst voor alle lidstaten, dat dit gaat overnemen. Nationaal falen van bepaalde lidstaten moet dus Europees worden opgelost door middel van een Europees OM. De presentatie van een Europees OM als een heilige graal, als probleemoplosser voor grensoverschrijdende EU-subsidiefraude klinkt verleidelijk, maar betekent in de praktijk inperking van bevoegdheden van de nationale autoriteiten op het gebied van het strafrecht. Dat een Europees OM kan en zal bijdragen tot terugdringing of voorkoming van EU-subsidiefraude is voor mijn fractie nog maar de vraag. Derhalve is onze fractie tegen deelname van Nederland aan een Europees Openbaar Ministerie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay. Ik geef het woord aan de heer Postema.