Verslag van de vergadering van 29 mei 2018 (2017/2018 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.23 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid, zo staat het zo mooi in onze Grondwet. Met de Nationale woonagenda die de minister samen met veel partijen afgelopen woensdag presenteerde, geeft zij invulling aan dit grondwetsartikel. Dat dit nodig is, staat buiten kijf. In de stevig gereguleerde woningmarkt waarin het aanbod niet aansluit op de vraag, stijgt het woningaanbod veel te langzaam. De woningmarkt is op steeds meer plekken zo goed als drooggekookt. Huizenprijzen rijzen op veel plekken de pan uit. Wachtlijsten en wachttijden voor sociale huurwoningen worden langer en langer. En de vrije sector? Tja, de vrije sector. Die is in ons land toch wel onderontwikkeld en voor de relatief weinige woningen worden maar al te vaak woekerprijzen gevraagd. Je zult er maar van afhankelijk zijn als jonge generatie starters, als zzp'er of als eenverdiener.
Dat de vrije sector vrijheidsgraden moet hebben, begrijp ik natuurlijk, maar de woningnood vraagt om een overheid die aanspoort tot verbetering en waar nodig het ook aandurft deze vrijheidsgraden te beperken. Ik kom daar zo op terug. De minister heeft mijn vragen in de schriftelijke inbreng serieus en feitelijk beantwoord. Ik zou alleen graag net even dat schepje erbovenop willen zien in de beantwoording. Daarom ben ik blij dat we dit debat hebben.
Allereerst iets over wat het wetsvoorstel wel regelt. Dat is toch wel de positie van de Huurcommissie, die versterkt wordt door taken uit te breiden. Huurders kunnen voortaan ook naar de Huurcommissie met geschillen die voortvloeien uit klachten van die huurders over de door de verhuurders geleverde producten en verrichte diensten. Dat lijkt mijn fractie een verstandige stap. Wij steunen die. De bekostigingsstructuur wordt ook steviger. Verhuurders gaan meer bijdragen. Ook dit lijkt logisch. Zekerheidshalve de vraag of deze bekostigingsstructuur nog risico's oplevert voor de onafhankelijkheid van de Huurcommissie.
Het wetsvoorstel bepaalt ons eigenlijk toch ook wel bij een van de grootste knelpunten van onze woningmarkt: de private woninghuurmarkt. Waar sociale huurders en huiseigenaren op flinke ondersteuning van de overheid kunnen rekenen, geldt dat niet voor de vrijehuursector. En waar sociale huurders kunnen rekenen op goede bescherming, is dat voor huurders in de private sector veel minder. Dat is in de dagelijkse praktijk een probleem, zeker bij de huurprijsexplosie in sommige delen van ons land. Een deel van de vrijesectorhuurders zijn de nieuwe kwetsbaren, geplaatst in een toenemende asymmetrische verhouding tot verhuurders.
Ja voorzitter, ik weet heel dat het regeerakkoord hier zinnige dingen over zegt en dat de minister er werk van maakt. Daar ben ik blij mee. De recente Nationale woonagenda is een sprekend voorbeeld. Het is goed dat gemeenten kijken naar en ook ruimte krijgen om inventieve mogelijkheden om huurwoningen die als middelduur worden gebouwd middelduur te houden, ook in de jaren daarna. En het is goed dat zij die extra maatregelen soms nu al inzetten, zodat de middenklasse, zeker de groep met een inkomen tussen een en anderhalf keer modaal, blijvend terechtkan op de woningmarkt. Ik denk dan ook aan maatregelen als extra bindende voorwaarden bij nieuwbouwprojecten. Steden moeten hiermee met lef aan de slag. Vorige week riep de Tweede Kamer de minister ook nog op alles in het werk te stellen om exorbitante huurprijsstijgingen in de vrije sector te voorkomen. Ik ben benieuwd naar de reflectie van de minister hierop en hoe zij steden aanvuurt om zelfbewust en accuraat op te treden.
Alleen het meer bouwen van middeldure huurwoningen en het middelduur proberen te houden van deze nieuwe woningen is echter niet voldoende. Je zult als woningzoekende na lang zoeken een nog net te betalen huurwoning hebben gevonden. Durf je het dan aan om stappen te zetten als je vermoedt dat de huurprijs eigenlijk niet boven de liberalisatiegrens mag uitkomen? Durf je het aan om die hoge huurprijs aan de orde te stellen bij het gemeentelijke Huurteam, laat staan bij de Huurcommissie? Heb je weet van de mogelijkheid? Leidt dit voorstel inderdaad tot de emancipatie van huurders? Voor deze huurder immers tien anderen. De huurders die het er wel op wagen, krijgen opmerkelijk vaak gelijk. Zoals ik al in de schriftelijke voorbereiding op dit debat aanhaalde: bij de helft van de uitspraken die de Huurcommissie tussen 2010 en 2016 deed over huurcontracten in de vrije sector, trok ze de conclusie dat de woning op basis van het woningwaarderingsstelsel onder de regels van de sociale huursector had moeten vallen. Als gevolg van deze uitspraken ging de huur vervolgens gemiddeld met 40% omlaag.
De minister schrijft in de memorie van antwoord dat de huurder kortom "een effectieve toetsingsmogelijkheid" heeft. Dat klopt. Blijft staan of huurders daadwerkelijk naar de Huurcommissie gaan. Hoe beoordeelt de minister dat, is dat inzichtelijk? Weet de minister of een gemeente zich voldoende inspant om haar huurders te wijzen op de mogelijkheden om bij vermoeden van te hoge huur naar het, indien aanwezig, lokale Huurteam en/of de Huurcommissie te stappen? Heeft ze voornemens voor een extra communicatie-inspanning? En zijn deze uitzonderlijke omstandigheden niet een aanleiding om te bezien of huurders meer handvatten nodig hebben om te bepalen of hun huurprijs redelijk is?
Voorzitter. Dan nog een stapje verder. Is de huurbescherming van huurders boven de liberalisatiegrens eigenlijk wel billijk geregeld? Ik zou heel graag de reflectie van de minister op dat punt horen. De kloof in bescherming tussen de sociale en de vrije sector is wat mijn fractie betreft namelijk op dit moment te groot. Ik ken de werkwijze waarbij de Huurcommissie een advies geeft in plaats van een uitspraak te doen, op basis van vrijwilligheid bij partijen als het geliberaliseerde contracten betreft. En ik snap ook dat dit voortvloeit uit het principe van contractvrijheid tussen huurders en verhuurders. En natuurlijk, er is die toetsingsmogelijkheid van art. 247 Boek 7 BW, en de minister komt met een wetsvoorstel Maatregelen middenhuur. Daar ben ik blij mee. Maar zijn we er daarmee, zo is mijn vraag aan de minister. Zijn huurders die afhankelijk zijn van een te kleine vrije sector, dan echt voldoende beschermd? Wil de minister hier in haar termijn expliciet op ingaan, en dan niet alleen met de focus op alle mogelijkheden die er al zijn voor de verhuurders en voor de huurders, maar vooral met de focus op de praktijk, op de problemen van nu? Het is een praktijk waarin niet iedere huurder zelfredzaam is, zoals de wetgever soms zou denken. Want voorzitter, als de Grondwet ons meegeeft dat "bevordering van voldoende woongelegenheid voorwerp is van zorg der overheid", dan vraagt dat om telkens scherp te zijn op de echte knelpunten in de woningmarkt. Ook de middenklasse moet een reële prijs betalen voor het woongenot. Deze minister heeft de kans om goede stappen te zetten. Zij heeft er al een paar gezet en ik hoop dat ze nog nét iets verder gaat in het beschermen van burgers tegen té hoge huren. Ik zie daarom zeer uit naar haar beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Ik geef het woord aan de heer Pijlman.