Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 22.09 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Lokale gemeenten zitten soms in een vreemde spagaat. Als ze niet goed samenwerken, moeten ze maar samengevoegd worden. Als ze wel goed samenwerken, kunnen ze net zo goed samengevoegd worden. Terwijl het eigenlijk zou moeten gaan om een keuze tussen samenwerken of samengaan. Dat is een cruciaal verschil, zeker als het erom gaat gemeentelijke herindelingen succesvol te laten worden. Als er geen chemie is, wordt het ingewikkeld.
Voor de fractie van de SGP gelden een paar belangrijke overwegingen om die gemeentelijke herindelingen te toetsen. Allereerst moet een herindeling vanuit de lokale gemeenten opkomen, van onderop dus. Dat betekent dat er een stevige verantwoordelijkheid ligt om op gemeentelijk niveau de democratie goed te laten functioneren in de zoektocht naar de toekomst. Uit dit punt vloeit vanzelf een tweede punt voort, namelijk of er maatschappelijk en politiek draagvlak is — essentieel voor een succesvolle herindeling. Als derde: het grote is niet automatisch het meervoud van het goede. Ook kleinere gemeenten kunnen uitstekend functioneren. Om maar een voorbeeld te noemen: een grotere gemeente zorgt bijna automatisch voor een grotere afstand tot de burger. Dat is dus niet automatisch goed. Vierde punt van overweging voor de SGP is dat er een bepaalde ruimte is om tegen de lokale wil in te gaan, bijvoorbeeld als een gemeente in zelfstandigheid niet goed functioneert en bijvoorbeeld financieel de zaak niet op orde heeft of krijgt. Een vijfde punt is dat regionale belangen niet overheersend mogen zijn voor een herindeling. Ook voor de regio kan samenwerking soms beter zijn dan samengaan.
Kortom, dit zijn vijf ijkpunten. Maar mevrouw de voorzitter, maakt u zich geen zorgen, ik ga ze niet alle vijf langs voor alle twaalf de herindelingen. Ik concentreer me op drie van de twaalf, namelijk op de wetsvoorstellen 34805, 34806 en 34824.
Ten eerste het wetsvoorstel 34805 over de samenvoeging van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer. Als het gaat om een succesvolle gemeentelijke herindeling, dan is dit er wel één die grote zorgen baart. De weerstand uit Haren is opvallend sterk. Het lijkt wel of er niemand in deze gemeente is die zich neerlegt bij dit voornemen. Alles is uit de kast gehaald om ons als senatoren te overtuigen van de onrechtmatigheid van dit voorgenomen besluit. Mijn fractie gaat ervan uit dat alle bezwaren niet alleen bij de leden van deze Kamer zijn neergelegd, maar ook bij de minister.
Dat is overigens ook een vraag aan de minister: heeft ze misschien nog rechtstreeks contact gehad met die afvaardigingen uit deze gemeente? Zo ja, is er bij haar enig begrip voor de positie van Haren? Zo nee, waarom niet? Hebben al die tegenstanders dan ongelijk? Wat heeft de minister uiteindelijk doen besluiten om ondanks het felle verzet toch door te zetten? Kan ze nog eens uitleggen waarom een eventuele fusie met de gemeente Tynaarlo, net over de provinciegrens grens in Drenthe, geen optie zou zijn? Ook de fusie van Vijfheerenlanden is immers provinciegrensoverstijgend? Waarom was dat niet mogelijk voor Haren?
Ten tweede het wetsvoorstel 34806 over de samenvoeging van de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen. Dit is typisch zo’n situatie waar de SGP van zegt: hoe loopt dit nu in het democratische proces op lokaal niveau? In die vijf gemeenten ligt het toch heel divers. Een tweetal gemeenten heeft zich uitgesproken voor opschaling naar één gemeente voor de Hoeksche Waard. Een drietal gemeenteraden sprak zich uit tegen die samenvoeging, maar wel voor een betere samenwerking. Toch kiest de minister voor die gemeentelijke herindeling. Wat is uiteindelijk de doorslaggevende motivatie om deze route in te slaan? Want juist in deze gemeenten waren er toch geen bestuurlijke en/of financiële tekortkomingen die nopen tot een doorzettingsmacht vanuit de regering?
Ten derde wil de fractie van de SGP ingaan op het wetsvoorstel 34824 over de samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Zederik, allebei provincie Zuid-Holland, en Vianen, provincie Utrecht, tot de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden, die in de provincie Utrecht zal komen te liggen. De bijzonderheid bij deze voorziene herindeling is dat er een provinciale grens verlegd gaat worden. Dat levert een paar knelpunten op. Eerst maar een wat lichtvoetig probleem, of anders gezegd, klein leed. Een Statenlid uit Zuid-Holland, Henk van Dieren, woonachtig in Lexmond — dat is de gemeente Zederik — komt door deze herindeling plotseling in de provincie Utrecht te wonen. Derhalve betekent deze herindeling voor hem het einde van zijn Statenlidmaatschap. Jammer voor hem, want ik weet dat hij graag samen met de andere fractieleden de termijn tot maart 2019 had willen afmaken. Ik ben bang dat de minister hier niet zo veel aan kan doen — ik heb daar zelfs nog wel begrip voor — maar het zou natuurlijk leuk zijn als de minister voor die paar maanden een juridisch effectieve maatregel zou kunnen aanreiken.
Een ander probleem bij deze herindeling is het volgende. Voor het eerst sinds invoering van de Wet veiligheidsregio’s gaat een gemeentelijke herindeling gepaard met een wijziging van de provinciegrens, waarbij sprake is van verplichte uittreding uit of intreding in wettelijke regelingen met betrekking tot bijvoorbeeld de veiligheidsregio, de omgevingsdienst en de GGD. Alleen deze kosten zijn vermoedelijk al hoger dan de totale frictievergoeding. Is deze problematiek wel voldoende onderkend? Hoe wordt voorkomen dat de rekening van dit bijzondere feit eenzijdig bij de gemeenten gelegd wordt? Hoe ziet de minister bij dit specifieke probleem de rol van de provincies en die van het Rijk? Is die beperkt tot het bepalen van de omvang van de kosten, of mag er meer verwacht worden, zoals een passende rijksvergoeding voor deze bijzondere situatie?
Overigens heeft de begeleidingscommissie Vijfheerenlanden vorige week laten weten dat ook zij van mening is dat de achterblijvende gemeenten niet de kosten moeten betalen van de herindeling of de uittreding en dat er binnen de begeleidingscommissie dus zal worden afgesproken wie de reële kosten dan wel betaalt. Wat gaat dat in de praktijk betekenen? Wie gaat uiteindelijk de regie nemen, zodat de onzekerheden voor dit aspect worden weggenomen? Naar de toekomst toe: hoe kan ooit in een volgend voorkomend geval voorkomen worden dat dergelijke onzekerheden blijven bestaan?
Mevrouw de voorzitter. Ik zie uit naar de reactie van de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Engels.