Plenair Backer bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2019



Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Backer i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik waardeer de aanwezigheid van de minister van OCW bij het gehele debat, terwijl eigenlijk maar een klein onderdeel haar departement raakt. Maar dit is toch een betere werkwijze dan zoals het aan de overzijde is verlopen, waar de behandeling gesplitst is doordat fiscale maatregelen apart worden besproken van wat daarvoor in de plaats komt. Daardoor kon er bij betrokkenen de indruk ontstaan dat er onvoldoende zicht was op de effecten. Op de inhoud van het onderwerp kom ik straks nog even te spreken.

Ik begin met het uitspreken van een felicitatie namens de fractie van D66 aan het kabinet, en in het bijzonder natuurlijk aan de staatssecretaris, dat dit het eerste geheel eigen Belastingplan is dat dit kabinet heeft ingediend. Ik ondersteun ook het punt van de heer Van de Ven, die zijn dank uitspreekt aan het departement voor de technische briefing, waar we veel van hebben kunnen opsteken.

Het plan gaat de uitgaven dekken van de rijksbegroting, die veel goed nieuws bevat, zoals mijn collega Rinnooy Kan bij de Algemene Financiële Beschouwingen breed heeft uitgemeten. Het is een veelzijdig pakket, dus ik moet een keuze maken voor deze plenaire bijdrage. De fractie van D66 is content met ten minste drie trendbreuken, die ik straks zal bespreken. Het betreft trendbreuken binnen het bestaande stelsel.

Het Belastingplan is ook naar de vormgeving een redelijk geslaagde poging tot uitvoering van de motie-Hoekstra. Die discussie wilde ik toch niet helemaal onbesproken laten. Ik constateer dat er voldoende balans is tussen eenheid en verscheidenheid. Het ging daarbij met name om de bundeling van de voorstellen voor de Wet bedrijfsleven 2019. Dit was actueel bij de dividendbelasting, nu niet meer zo, maar het is toch goed dat onze activiteiten ten aanzien van de wetgevende beginselen anticiperende werking hebben.

Voorzitter. Dan zijn er natuurlijk ook nog de ons bekende criteria "rechtmatig", "handhaafbaar" en "uitvoerbaar". In de fiscale vakliteratuur gelden ook nog de criteria "eerlijk", "effectief", "efficiënt" en "eenvoudig". Ik kijk even in de richting van de heer Van Rij en denk aan professor Stevens, die deze criteria nogal eens hanteert. Tegen "eenvoudig" wordt in deze voorstellen vrij vaak gezondigd. We hebben dat net bij interruptie al een keer besproken: "eerlijk" en "eenvoudig" staan nog al eens tegenover elkaar; denk bijvoorbeeld aan box 3. Bij "effectief" en "efficiënt" moet ik bijvoorbeeld denken aan de discussie die we hebben gevoerd over de marginale druk en de heffingskortingen. Dat verwijt ik niet dit kabinet. Dat is bouwen aan een bestaand huis: er komt elke keer weer een veranda, deur of trap bij, en dan krijg je die complexiteit. Om die reden wil ik beginnen met te spreken over wat het "zou kunnen zijn" en vooruitkijken naar een ander stelsel. Dat heb ik onder het kopje toekomstbewaking gerangschikt.

Voorzitter. Dit is het laatste Belastingplan van de Kamer in deze samenstelling. De staatssecretaris heeft aan de overkant aangekondigd dat hij op zoek gaat naar bouwstenen voor een stelselherziening. Het is vandaag ook al eerder ter sprake gekomen. Dit is dus ook het laatste moment dat de fractie van D66 daarop kan anticiperen, en dat doe ik dus ook. Eén van de vijf beginselen van sociaalliberalisme is: beloon prestatie en deel de welvaart. Een ander beginsel luidt: streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving. Belastingheffing heeft met allebei te maken. Ik wil hier stilstaan bij de vraag of wij vanuit die beginselen toekomstbestendig zijn. Er zijn genoeg signalen die ons aan het denken zetten. Ik verwijs naar de discussie over de arbeidsmarkt en de discussie over zzp'ers en payrollers: het stelsel van sociale voorzieningen en de fiscaliteit kan daar heel moeilijk mee omgaan. Bij snelle ontwikkeling van de digitale en internationaliserende wereld, bij grensoverschrijdende transacties heeft de fiscaliteit vaak het nakijken. Ook zijn er heel andere businessmodellen ontstaan. We hebben het niet besproken, maar collega Ester heeft hetzelfde onderwerp aangesneden: Uber, Airbnb, Booking.com, Amazon en alle andere globaliserende modellen.

Afgezien hiervan is in het huidige belastingstelsel een mismatch ontstaan in de verhouding tussen de belasting op arbeid en de belasting op vervuiling. Dat onderwerp is natuurlijk al vaker aan de orde gesteld. Ik kijk ook even in de richting van mevrouw Van Leeuwen, die dit onderwerp straks misschien, net als de heer Koffeman, aan de orde zal stellen. Ik denk ook aan het pleidooi dat D66-collega's aan de overkant regelmatig houden over een betere beprijzing van de onttrekking van grondstoffen. Het debat dat wij voeren over klimaat en de vraag hoe de externaliteiten, zoals CO2, te beprijzen, is nog niet fundamenteel geïntegreerd in dit belastingstelsel. Ik noem straks de vergroeningsmaatregelen een trendbreukje, maar de discussie geeft al aan dat wij gaan aanlopen tegen de grenzen van het stelsel. Dit weekend werd het voorstel voor de vliegbelasting bekend: een reactie op het feit dat het stelsel vaak niet de juiste incentives geeft om Europa 2020 en de Sustainable Development Goals te bereiken. Het lokt alweer heel veel reacties uit, maar ik vind het begrijpelijk dat we die kant opgaan. De valkuil van het belastinginstrumentalisme — voor drie keer woordwaarde hebben wij vanochtend ook al over "microbelastinginstrumentalisme" gesproken — is ons echter ook bekend. Dat is vaak de oplossing die nu gekozen wordt, omdat er eigenlijk niks anders voorhanden is.

Maar daar houdt de discussie niet mee op, voorzitter. In dit korte bestek kan ik dat ook niet helemaal uitdiepen, maar ik wil wel markeren dat als de staatssecretaris spreekt over bouwstenen voor een stelselherziening, hij echt met het doordenken van de fundamenten daarvan zou moeten beginnen. In dat verband vraag ik aandacht voor de publicatie van wat een Ex'tax Project is:New era, new plan. Europe. A fiscal strategy for an inclusive, circular economy. Het is een project uit Utrecht, 2016. Dit is een heel diepgaande en zeer lezenswaardige studie naar een alternatieve strategie. Ik zou deze studie bij de staatssecretaris willen aanprijzen en hem willen vragen om zijn departement enig onderzoek te laten doen naar het bestaan van deze studie.

Voorzitter. Na het formuleren van een wenselijk stelsel volgt natuurlijk de moeilijke en complexe transitie.

Mevrouw Sent i (PvdA):

De heer Backer verwijst naar bouwstenen waarop een belastingstelsel gebouwd zou moeten en kunnen worden. De commissie-Van Dijkhuizen heeft in 2013 aanbevelingen gedaan. Ik nodig de heer Backer graag uit om het voorliggende plan langs de meetlaat van de commissie-Van Dijkhuizen te leggen.

De heer Backer (D66):

Dank voor de aanvulling, die ik natuurlijk doorgeef aan de staatssecretaris. Er is ook nog een commissie-Van Weeghel geweest. Ik geloof dat het ritme van een belastingherziening ongeveer 25 jaar is. Dat zouden we nu eigenlijk moeten versnellen. Zowel Van Dijkhuizen als Van Weeghel is toch nog heel traditioneel in de benadering van deze vraagstukken. Ik denk dat we nog een stapje verder moeten.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dat roept natuurlijk de vraag op in welke zin de heer Backer denkt dat we verder moeten dan de aanbeveling van de commissie-Van Weeghel en de commissie-Van Dijkhuizen. En vervolgens roept dat de vraag op hoe zich het voorliggende plan tot zijn ideeën hierover verhoudt.

De heer Backer (D66):

Ik denk met name aan de grote schuif van belasting op arbeid naar die op grondstoffen en de internalisering van de echte kosten. Dat is natuurlijk een heel grote transitie — we spraken net al even over de vliegbelasting en andere zaken— en in een coöptief Europees veld lastig te realiseren. Daarom zei ik ook dat je dat plan Europees zou moeten benaderen. Maar dat gaat toch een stukje verder dan de traditionele benadering.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mevrouw Sent.

Mevrouw Sent (PvdA):

Tot slot. Mag ik dan concluderen dat de heer Backer het met mij eens is dat er te weinig hervormingen in het voorliggende belastingpakket aanwezig zijn?

De heer Backer (D66):

Dat is eigenlijk de logica van mijn betoog. Aan de andere kant ga ik het kabinet uitvoerig prijzen voor in elk geval een aantal trendbreuken, die er wel zijn.

Voorzitter, daar kom ik dan nu aan toe. Even nog terugkomend op het punt: wij zijn als politieke groepering buitengewoon volhardend als het aankomt op veranderingen die heel erg moeilijk zijn. Soms boeken we daar succes mee, soms moeten we langer wachten, maar ik ben optimistisch — ik kijk in de richting van de heer Köhler — dat dit op den duur mogelijk is.

Dan keer ik terug naar de voorstellen zoals ze voorliggen, met name het Belastingplan 2019 en als eerste de overige fiscale maatregelen. Ik noemde de trendbreuk die zichtbaar is bij de lastenverlichting voor burgers en ondernemingen in de directe belastingen. Ik zou willen vaststellen dat er grosso modo een evenwichtige verdeling in lasten en lusten is bereikt. Het traditionele debat over puntwolken, de marginale druk voor eenverdieners en de vermeende achterstelling van deze of gene is ook nu onvermijdelijk en dat is ook terecht. De vorige spreker kijkt heel anders naar deze materie dan ik, maar toch vind ik dat er een doordachte, serieuze en evenwichtige inspanning is geleverd om een zo optimaal mogelijke uitkomst te bereiken, zowel op macroniveau als op het niveau van de belastingbetaler.

De trendbreuk is de keuze voor met name aanpassingen ten behoeve van het besteedbaar inkomen van de burgers. Dit wordt stapsgewijze in de komende drie jaar vergroot en dat juichen wij toe. De crisismaatregelen van de afgelopen jaren — ik neem voor deze maatregelen ook zelf verantwoordelijkheid, want in de constructieve oppositie hebben we er zelfs een aantal gesteund — zijn de oorzaak van stevige lastenverzwaringen. Die zijn verdisconteerd in het basispad en bij ongewijzigd beleid lopen die door. Daarom is het goed dat we nu de koers bijstellen.

De fractie van D66 ziet deze twee schijven, wat de "sociale vlaktaks" wordt genoemd, niet als een opstapje naar een verdere vereenvoudiging van de echte vlaktaks. Daarin zouden immers de gemiddelde belasting en premiedruk niet toenemen naarmate het inkomen hoger wordt. Dat beginsel vinden wij nog steeds rechtvaardig. We lezen in de memorie van toelichting op pagina 5 dat dat nog steeds van toepassing is.

Wij spreken in dit huis regelmatig over armoede — de collega's van de SP zijn vaak de aanjager daarvan — en specifiek ook over kinderen. In de Miljoenennota 2019 staan een aantal acties die het Rijk gaat ondernemen om de armoedeval te verminderen. Op dit moment worden bij een inkomen tussen 100% en 150% van het minimumloon, dus tussen €21.000 en €32.000, de heffingskortingen en toeslagen snel afgebouwd, waardoor de mensen er met deze maatregelen netto niet op vooruitgaan en er zelfs op achteruitgaan. In 2019 komen er aanpassingen in de arbeidskorting, de huurtoeslag en het kindgebonden budget, waardoor werken voor deze inkomensgroep gaat lonen. Dat was ook de gedachte erachter. Het kabinet doet dat onder andere door de invoering van deze schijven. Daarmee zijn tal van aanpassingen in de heffingskortingen doorgevoerd, om aldus zo rechtvaardig mogelijke uitkomsten te krijgen. Ik zie de heer Schalk al opstaan; ik vermoed dat hij de uitkomsten niet rechtvaardig vindt.

De heer Schalk i (SGP):

Laat ik eens even niet bij de eenverdieners beginnen, maar bij de armoedegrens. Een inkomen van €21.000 tot €32.000 per jaar laat juist een gigantisch marginale druk zien: rond de 90% met een uitschieter tot 167%. Dat betekent dat als je op een zeker moment €1,00 meer verdient, je daarvoor €1,67 moet betalen. Dat gaat dus niet over de mensen met een middeninkomen van rond de €68.000 waarover de heer Van de Ven sprak, maar over de mensen die helemaal aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan het tobben zijn en die we op de arbeidsmarkt opjagen — u moet meer gaan verdienen — terwijl we ondertussen datgene wat ze verdienen, weer slopen. Is dat rechtvaardig?

De heer Backer (D66):

We lopen hier naar mijn idee tegen de beperkingen van het stelsel aan. We hebben ook de verzilveringsproblematiek. Er is een debat geweest met staatssecretaris Van Ark over wat je nog zou kunnen doen. Er is een monitortool gemaakt, met name voor de gemeenten, om te kunnen zien wat het in realiteit betekent voor alle toeslagen. U heeft het over marginale druk, maar in gewoon Nederlands betekent het dat als je gaat werken en je toeslag wegvalt omdat je er net boven komt, je er per saldo niet op vooruit bent gegaan. Het stelsel is heel gecompliceerd geworden en er zijn te veel verliezers. Ik weet dat het kabinet ermee bezig is en kijkt of het nog verder verfijnd kan worden, maar je loopt tegen de beperkingen van het stelsel aan.

De heer Schalk (SGP):

Het is wel heel bijzonder dat we het nu in elk geval met elkaar eens zijn. Ik hoop dan ook dat de heer Backer mijn verzoek aan de staatssecretaris zal steunen om met opties te komen, buiten de politieke discussie om, om te kijken naar de inkomstenbelasting zonder dat we dat als instrument gebruiken voor allerlei politieke doeleinden.

De heer Backer (D66):

Op één punt moet ik u teleurstellen: ik vrees dat belastingen bij uitstek politiek zijn. Het gaat dan natuurlijk niet alleen over eenverdieners, maar het gaat over het bredere kader.

De heer Schalk (SGP):

Daar zijn we het natuurlijk over eens. We zitten in het parlement en dit is politiek. Als we het over belastingen hebben, is dat natuurlijk ook politiek. Maar de heer Backer weet heel goed wat ik bedoel, namelijk dat we op dit moment heel erg sturend bezig zijn. Dat heeft consequenties, zoals dat niet alleen door mijn partij, maar door verschillende partijen is benoemd. Ik vond het bijzonder dat ook de heer Backer dat in feite ten diepste benoemt. Hij sprak mooie woorden: effectiviteit, efficiency, eenvoud en eerlijk. Laten we het belastingstelsel langs die vier woorden leggen.

De heer Backer (D66):

Ik vervolg mijn betoog, voorzitter? Dank, meneer Schalk, ik neem uw uitdaging aan.

De voorzitter:

Mevrouw Sent wil nog wat vragen.

Mevrouw Sent (PvdA):

De heer Backer roemt de invoering van het tweeschijvenstelsel voor het effect op de werkgelegenheid. Maar de wijze waarop het uiteindelijk is ingevoerd, met de flankerende maatregelen, leidt tot nul effect op de werkgelegenheid. Hoe beoordeelt hij de doelmatigheid daarvan?

De heer Backer (D66):

Ik heb niet paraat dat het nul effect op de werkgelegenheid heeft. Ik kan me dat eerlijk gezegd ook nauwelijks voorstellen. Ik weet ook niet voor welke termijn deze berekening geldt. Ik denk dat de maatregelen zowel aan de bedrijvenkant als aan de koopkrachtkant uiteindelijk zullen bijdragen aan de welvaart van de burger. In hoeveel banen dat zich direct een-op-een vertaalt, zou ik niet kunnen zeggen. Ik zou nog wel wat willen toevoegen aan de discussie die ik net had met de heer Schalk. Hij was iets eerder dan ik in mijn betoog was. In de gestileerde macrovergelijkingen ondervindt 96% van de burgers een positief saldo van deze ingrepen. Wat dat betreft zou ik zeggen: prima gedaan. Maar er leeft bij ons toch ook wel zorg, want het zijn gestileerde inkomensplaatjes en -tabellen. Zegt dat nu voldoende over de verminderde kans op armoede, de fiscaliteit en de armoedeval? Kan er nog meer gedaan worden of pakt het met maatwerk gunstiger uit?

Ik maak nog even een kort uitstapje naar de voetnoot. Ter geruststelling van de Griffier: in deze Kamer worden voetnoten ook gelezen. In de memorie van toelichting op pagina 4, voetnoot 4, staat heel helder dat het gaat over statische koopkracht die niet ziet op wijziging van de gezinssamenstelling, woonsituatie, status op de arbeidsmarkt. Dat wordt daar allemaal niet in meegenomen. Maar goed, je moet een instrument hebben.

Het pakket overziende, gaat het om cumulatief grote verschuivingen: lastenverlichting oplopend tot 2021 van structureel -4,5 miljard. In de publieke discussie is opmerkelijk weinig aandacht geweest voor een groot aantal grondslagverbredende — misschien herkent niet iedereen het woord als belastingverzwarende — maatregelen voor bedrijven, zodat per saldo het bedrijvenpakket niet alleen maar goed nieuws is voor het bedrijfsleven. Ik stip maar even kort de correctie in het box 2-tarief en de aftrekbeperkingen aan. Natuurlijk zijn dga's daar niet blij mee — ik ben er zelf ook een — maar het is voor het evenwicht en ter voorkoming van onwenselijke arbitrage te billijken. Wel wil ik de staatssecretaris vragen om de redelijkheid van zijn keuze dat oude reserves niet worden geëerbiedigd en er dus materieel terugwerkende kracht wordt toegepast, beter te onderbouwen.

Dan hebben we ook nog de verlaging van het eigenwoningforfait. Lange tijd was dit politiek natuurlijk onbespreekbaar, maar dat verloopt nu conform eerder aangekondigde plannen. Daar komt ook mijn optimisme vandaan. Sommige dingen kunnen uiteindelijk dus toch. Vorig jaar leidde de aanpak van de Hillenaftrek nog tot een verhit debat, maar nu is het langzamerhand breed geaccepteerd dat de fiscale stimulans van de eigen woning stapsgewijs afneemt.

De constructie rond het eigen huis in relatie tot box 3 blijft gekunsteld. Hier zijn bij uitstek de beginselen van "eerlijk" en "eenvoudig" heel moeilijk met elkaar te verenigen. We hebben de box 3-problematiek al even bij interruptie aan de orde gehad. Ik denk dat we die op een ander moment, misschien in een mondeling overleg, eens een keer moeten uitdiepen.

Tot slot van dit onderdeel is mijn vraag of het kabinet van oordeel is dat het bestaande stelsel robuust genoeg is om de te implementeren maatregelen voor de energietransitie te kunnen accommoderen. Ik heb daar dus zelf mijn twijfels over.

Ik vervolg mijn tweede onderdeel van de trendbreuk met de implementatie van ATAD, de Wet bedrijfsleven 2019 en de Wet implementering ATAD 1. De fractie van D66 verwelkomt deze zeer belangrijke trendbreuk — dat is het gewoon en dat mag best weleens gezegd worden — in de aanpak van ontwijking en ontduiking van belastingen en de duidelijke keuze om op Europees niveau de samenwerking te zoeken. Je kunt vinden dat het niet ver genoeg gaat, maar het is eindelijk aan de orde en het wordt eindelijk gedaan. De staatssecretaris, en met hem het kabinet, heeft gekozen voor een offensieve fiscale strategie om uit de hoek te komen waarin Nederland was teruggedrongen. Om de vergelijking met het voetbal te maken: met een louter defensieve strategie wordt de wedstrijd in ieder geval door het Nederlands elftal meestal vroeg of laat verloren.

De bestrijding van belastingontwijking en -constructies bevat ook een separaat wetsvoorstel dat budgettair samenloopt met het Belastingplan in strikte zin en ook per 1 januari aanstaande in werking zal treden. Hierdoor zal de fiscale bejegening van vreemd en eigen vermogen in ondernemingen in evenwicht worden gebracht. Hiermee vervult de staatssecretaris een oude wens van mijn collega's Koolmees en Van Weyenberg, die daar in de Tweede Kamer jaren voor hebben gepleit. Zo vinden zij toch ook nog wat moois onder de kerstboom.

In samenhang met het ATAD-voorstel kiest het kabinet bewust en in onze opinie terecht voor een aanvullende maatregel tegen ontwijking via de Controlled Foreign Company. Ik ga daar nu verder niet op in, want er zijn al een aantal dingen over gezegd.

Ook is aangekondigd een niet uit EU-harmonisatie voortgekomen maar zelf gekozen voorstel om doorstromende gelden ter zake van rente en royalty's te gaan belasten. Wij vinden dat een goede zaak. Wij hadden dat graag eerder gezien dan 2021. In de schriftelijke voorbereiding heb ik daarnaar gevraagd. De staatssecretaris zegt dat dit niet uitvoerbaar is. Ik zou willen weten of het politiek niet uitvoerbaar of technisch niet uitvoerbaar is. Dat is namelijk nog wel een verschil.

De fractie van D66 is zeer content dat afstand wordt genomen van een beleid waarin in het verleden de fiscale concurrentie is opgezocht en waarbij de randen, waar de mooiste bloemen plegen te bloeien, zijn benaderd. Daardoor heeft zich in Nederland een geldstroom kunnen ontwikkelen van ongeveer 22 miljard die ons land in komt en weer uit gaat. Dat zouden we niet moeten willen. Het is niet alleen een kwestie van moraliteit, het is ook geen goed koopmanschap. Nederland is onderdeel van de interne EU-markt en dit gaat gepaard met enorme economische voordelen. Wij zijn langzamerhand toch een beetje in een hoek komen te staan met dit punt. Dit brengt meer dan het willen voeren van het fiscale rood-wit-blauwe entrepreneurschap dat jarenlang zo werd bejubeld. Het is de overtuiging van mijn fractie dat dit type belastingconcurrentie uiteindelijk ten koste gaat van de eigen politieke en economische positie en ten slotte van de welvaart van de burgers in ons land. Hoe taxeert de staatssecretaris de positie van ons land in het voortgaande debat aan de EU-tafels waaraan hij zit en in de OESO? Welke attitude ontmoet hij nu bij zijn EU-collega's? Is deze trendbreuk zichtbaar? Gaat het ver genoeg? Merkt hij er wat van? Dat zou mij interesseren.

Ik heb ook nog de vraag of bij de ondernemingen in ons land belastingtransparantie op de agenda komt. In een recente publicatie van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling staat een ranking in de Tax Transparancy Benchmark 2018. Daarin zie je grote verschillen. Je ziet dat Aegon en Unilever daarin gunstige uitzonderingen zijn, maar in het algemeen is er verbetering mogelijk. Recentelijk heeft de commissie-Van Manen de Nederlandse Corporate Governance Code herzien. In deze herziening is het fiscaal beleid van ondernemingen er bekaaid vanaf gekomen. Er zijn buitenlanden, waaronder het Verenigd Koninkrijk, waar de grote ondernemingen wettelijk verplicht zijn om hun tax strategy te publiceren. Overweegt de staatssecretaris een dergelijke regeling voor Nederland? Vindt hij dit een belangrijk punt? Overweegt hij zo'n regeling? Zo nee, waarom niet?

De fractie van D66 complimenteert ter afronding van dit onderdeel de staatssecretaris voor wat hij bereikt heeft en ik zou graag horen welke verdere ambities hij nog heeft.

Dan kom ik bij wat ik trendbreuk drie noem, namelijk de andere fiscale en vergroeningsmaatregelen. Ik ga hier niet de discussie herhalen die gevoerd is in de Tweede Kamer, namelijk of de maatvoering tussen burgers en bedrijven juist is. Ik had daar net ook al een interruptiedebat met collega Binnema over. Daar kun je van alles van vinden. We hebben die discussie ook aan de orde gehad bij de SDE+ en de ODE-regeling. Ik denk dat hier grosso modo de juiste maatvoering is gevonden. Er is van alles op af te dingen, maar ik denk dat het moet. Zoals ik in de inleiding van mijn betoog al zei, gaan we hier een keer op vastlopen als we er niet fundamenteel over nadenken.

Voorzitter. De trendbreuk die uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden, zou de afschaffing van de dividendbelasting zijn geweest. Gelukkig maar. We hebben er in dit huis nooit een geheim van gemaakt dat wij dit geen goed idee vonden. Omdat het onderwerp meer dan een jaar lang het fiscale debat heeft beheerst, zou het gek zijn als we daar vandaag helemaal niets over zouden zeggen. Daarom wil ik me er ook niet zomaar vanaf maken. Hoe hier ook naar gekeken wordt, het zou in de ogen van mijn fractie een stap zijn geweest die paste in oud beleid van fiscale concurrentie. Wij vonden dit een valse start van het kabinet-Rutte III. De kernveronderstelling dat er een sterk causaal verband zou zijn tussen deze voorgenomen maatregel en de te verwachten gunstige aandeelhoudersbesluiten over de vestiging van hoofdkantoren van multinationals in ons land, achtte mijn fractie zeer betwistbaar. De Unilevercasus is in dat opzicht illustratief. Een beginsel dat onze fractie hier zou willen markeren bij toekomstige plannen is het volgende: er behoort niet alleen een scheiding tussen kerk en Staat te zijn, maar ook tussen boardroom en Staat. Zijn er lessen te trekken uit de gang van zaken voor toekomstige wetgeving? Graag nodig ik de staatssecretaris daartoe uit.

Voorzitter. Dit was de achteruitkijkspiegel. Nu vooruit kijken. Het is geen onderdeel van de kabinetsplannen, maar er wordt volop geprocedeerd door partijen die belastingteruggave eisen. Wat is in dit verband de betekenis van het gewezen Fidelity-arrest en de prejudiciële vraag die aan het Europese Hof van Justitie was gesteld? Ik weet dat de staatssecretaris terughoudend zal zijn bij deze onderwerpen, want er wordt over geprocedeerd en hij wil de procespositie van de Staat niet benadelen, maar ik denk dat het van belang is om te weten of dit uiteindelijk toch iets is waarmee wij rekening moeten houden, namelijk dat we door rechtspraak gedwongen worden aanpassingen te doen. We moeten onze ogen hier niet voor sluiten.

Het niet doorgaan van de afschaffing van de dividendbelasting is budgettair verwerkt in het verlagen van de tarieven van de vennootschapsbelasting in diverse stappen. Wij zien dit uitdrukkelijk niet als een race to the bottom. Ik nodig de staatssecretaris graag uit dit nog eens te bevestigen. Wij vinden deze schuif en deze aanpassing goed te verdedigen.

Ik had het er net al even over: er zijn voornemens tot het heffen van een vliegbelasting. Dat lijkt onze fractie in beginsel een goede zaak. Zien wij die plannen terug in een volgend belastingplan? Of komt dit per separaat wetsontwerp in de loop van het jaar? Zou dat niet kunnen?

We kijken inmiddels vooruit naar de komende plannen. Wat is de status van een eventuele CO2-heffing? Hoe kansrijk is die en op welke termijn zou die kunnen komen? En met welke EU-partners — uit de vraagstelling kunt al afleiden dat ik niet denk dat dat alle 27 partners zullen zijn — zullen we samen kunnen optrekken?

Voorzitter. Ik kom bij het onderwerp van de afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden. De minister ziet hier reikhalzend naar uit. Zij heeft de nota Erfgoed telt uitgebracht, met daarin mooie ambities. Het is goed dat die de context vormt van de discussie over financiering van monumenten. Er is in 2016 — ik herinner me dat nog heel levendig — een voornemen geweest om de monumentenaftrek te laten vervallen, waaraan een bezuinigingsopgave was gekoppeld. Die is gelukkig niet doorgevoerd. Daar hebben we ons toen ook sterk tegen verzet. Maar de wens vanuit de Belastingdienst tot vermindering van aftrekposten, en dus grondslagverbreding en complexiteitsreductie, is gebleven. Die is ook begrijpelijk, vanuit de Belastingdienst geredeneerd en over het algemeen ook vanuit de fiscale woordvoerders geredeneerd. Het ministerie van OCW heeft de verantwoordelijkheid overgenomen en het is ingepast in de bestaande subsidieregelingen.

Het is vandaag al eerder aan de orde geweest dat daar nu bij enkele betrokkenen wat zorgen beginnen. Ik hoop dat de minister en de staatssecretaris gezamenlijk in staat zijn die zorgen weg te nemen. Ik doel dan met name, na alles wat al gezegd is, op de groene monumenten en op de particuliere beheerders en hun erfgoed die een publiek belang vertegenwoordigen. Het gaat niet alleen om hun eigen positie. Is de bestaande Sim-regeling toegankelijk en ook toereikend in de nieuwe situatie? Is het correct dat in de woonhuisregeling ook het groen kan worden opgevoerd? Is er de komende jaren voldoende geld in de pot om de aanvragen te honoreren? En ik heb ook nog een uitvoerbaarheidsvraag. Is het ministerie van OCW in staat de toename van deze werkzaamheden te accommoderen? Ik hoop dat de bewindslieden mijn fractie hiervan kunnen overtuigen.

Voorzitter. Ter afsluiting noem ik een onderwerp dat er in deze debatten vaak bekaaid afkomt. Dat is de rechtspleging. Deelt de staatssecretaris de analyse van mijn fractie dat voorspelbaarheid en stabiliteit van wetgeving en een betrouwbare rechtspleging, niet alleen fiscaal, een belangrijke voorwaarde zijn voor de vestiging van economische activiteit en dus voor het vestigingsklimaat, ook van hoofdkantoren? Zou de staatssecretaris er bij zijn collegae op JenV en in het bijzonder bij de minister van Financiën op willen aandringen dat dit aspect wordt meegenomen bij het opstellen van de volgende begroting van JenV? Misschien zijn de staatssecretaris en de minister daar gevoelig voor. Want het is nu wel heel erg duwen en trekken.

Voorzitter. Wij kijken met grote belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Sent heeft nog een vraag.

Mevrouw Sent (PvdA):

Over één trendbreuk heb ik de heer Backer niet gehoord. Dat is de hervorming van het lokaal belastinggebied. Eerder heeft zijn fractie gepleit voor een verschuiving van rijksbelastingen naar gemeentelijke belastingen. Draagt zijn fractie zo'n verschuiving nog steeds een warm hart toe? Zo ja, hoe beoordeelt hij dan het gebrek aan beweging in die richting in het voorliggende pakket?

De heer Backer (D66):

Mevrouw Sent heeft scherp opgelet. Ik heb dit niet genoteerd als een trendbreuk, want het zit niet in de plannen. Het zou ook een heel omvangrijke operatie zijn als je dat wilt doen met gelijkblijvende lasten en gelijkblijvende inkomenseffecten. Ik zie hier in deze zaal iemand zitten die zich daar verder in verdiept heeft: de heer Rinnooy Kan. Hij zou kunnen bevestigen dat dit niet overnight gebeurt. Maar als we het over bouwstenen hebben, dan hoop dat ik dat dit meegenomen wordt in de volgende herziening.

Mevrouw Sent (PvdA):

Maar die bouwstenen zijn juist door de voormalige minister van BZK klaargelegd. Waarom heeft het kabinet die dan niet opgepakt in het voorliggende pakket?

De heer Backer (D66):

Er zijn meerdere dingen klaargelegd door de vorige minister van BZK die niet allemaal zijn opgepakt. Daar zal wel een reden voor zijn.

De heer Van de Ven i (VVD):

Ik kom nog even op het punt van de vliegbelasting terug. Dat is toch een heel bijzonder iets. Ik ben er nog niet uit, maar de heer Backer zal mij zeker kunnen helpen. Als een vliegtuig opstijgt op Schiphol, is het vrij snel buiten het Nederlandse territoir. Het merendeel van de vervuiling vindt dus plaats buiten Nederland. Hoe kijkt u aan tegen de rechtvaardiging van een heffing voor een vervuiling die voor een belangrijk deel buiten het Nederlandse territoir plaatsvindt?

De heer Backer (D66):

Het omgekeerde gebeurt natuurlijk ook. Er zijn al vliegbelastingen: in Duitsland en Frankrijk — in België dacht ik nog niet — wordt deze belasting ook geheven. Het uitgangspunt is niet zozeer waar de daadwerkelijke uitstoot plaatsvindt. Dan zou je het moeten gaan toerekenen aan landen: zoveel in Nederland en zoveel procent daarbuiten. Het uitgangspunt is wel: is er een eerlijke beprijzing in de keuze van de mobiliteit? Daar moet de vliegbelasting een rol in gaan spelen. Internaliseer je een deel van de kosten die je maakt en die nu bij de samenleving worden neergelegd? Je kunt erover twisten of het helemaal rechtvaardig is dat je er ook voor betaalt als je naar een ander land vliegt. In de beprijzing zit vooral de sleutel. Maar ik leg de vraag graag nog neer bij de echte specialist op dit onderwerp, die hierover vele discussies met zijn Europese collega's gehad heeft. Misschien is hierover wel een wederzijdse belastingafspraak mogelijk.

De heer Van de Ven (VVD):

Misschien kan de heer Backer, als hij dit richting de staatssecretaris brengt, dan ook de vraag meenemen waarom de opbrengst van de vliegbelasting in de algemene middelen gaat.

De heer Backer (D66):

Wij zijn beiden fiscale woordvoerders. Ik denk dat het verstandig is dat opbrengsten over het algemeen in de algemene kas vloeien. Dat principe vind ik niet verkeerd. Het zal ook heel lastig zijn om aan te tonen dat die belasting een-op-een moet worden ingezet. En hoe moet die dan worden ingezet?

De heer Ester i (ChristenUnie):

Ik heb aandachtig geluisterd naar het betoog van collega Backer en ook naar de interventie van mevrouw Sent. Die ging over de belastingherziening. Ik dacht dat er in het vervolg van zijn betoog nog wel een aantal handvatten zouden komen die daar wat voeding aan zouden geven, maar die bleven uit. Ik denk dat we samen delen dat een belastingherziening of -hervorming cruciaal is. Er worden nu "bouwstenen" aangedragen, maar — met alle respect — dat klinkt toch wat vaag en ver weg. Wanneer is het goede moment om zo'n belastingherziening of stelselherziening door te voeren? Is het goede moment voor zo'n hervorming niet juist als het goed gaat met het land? Is dit niet het moment? We zitten redelijk in de middelen. Er is ook wat "smeergeld" nodig, in de positieve zin geformuleerd, om zo'n herziening door te voeren. Is dit eigenlijk niet het juiste moment? Daar zou ik u graag eens over willen horen.

De heer Backer (D66):

Ik stap even over het woord "smeergeld" heen ...

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat zou ik ook doen.

De heer Backer (D66):

.. maar mijn antwoord is ja. En hierover moeten we Kamerbreed, met meerdere partijen, meedenken, ook met partijen die nu deel uitmaken van de oppositie. Het zal namelijk heel fundamenteel zijn. U zegt dat ik er niet heel gedetailleerd op teruggekomen ben. Ik had in mijn tekst staan dat ik er misschien nog een motie over zou indienen, maar dat ga ik misschien toch niet doen. Maar ik wil een paar dingen noemen. Ik heb de verschuiving van de kosten op arbeid genoemd, die nu in relatieve zin heel hoog zijn. In dat rapport waar ik naar verwees, staat er bij grondstoffen en arbeid een percentage van 50% tegen 6% of 10%. Dat is wat er gebeurt. De verschillen in fiscale behandeling van nieuwe economische activiteiten — voor opdrachten, werk, ondernemerschap, zzp, payrollen — moeten zo worden gedaan, dat iedereen bijdraagt aan een houdbaar fiscaal en sociaal zekerheidsstelsel. Dat wringt nu. De commissie-Borstlap is er nu mee bezig en we hebben ook de Wet DBA gehad.

Dat zijn allemaal lapmiddelen geweest tot nu toe. Er zit een fiscale component in die discussie. Ik heb het gehad over de externaliteiten van grondstoffenonttrekking die je zou moeten internaliseren. Om heel eerlijk te zijn, denk ik dat de fiscale stimulering van schuldopbouw in dit stelsel nog aanwezig is. Om die reden zeg ik dat er bij zo'n breed onderwerp een breed gedragen visie moet komen. Dan heb je nog het punt van het vestigingsklimaat. Ik denk dat we niet met een race to the bottom moeten werken bij de vennootschapsbelasting, maar dat we Europees naar een gemeenschappelijke grondslag zouden moeten en naar een eenvoudigere systematiek van heffingen en toeslagen. En dan komt de vraag op of de Belastingdienst dat wel moet doen. Uiteindelijk moet er natuurlijk een rechtvaardige inkomensverhouding uit voortkomen. Dat zijn zo een paar bouwstenen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Het is bijna een heel plan, als ik zo naar de heer Backer luister. Mijn complimenten daarvoor, en zo ken ik hem ook, maar het gaat mij om het moment waarop je dat doet. Mijn vraag was of dit niet het juiste moment is om dat te doen, omdat het ons economisch voor de wind gaat. Een hele simpele argumentatie, maar daar is het in het verleden misgegaan. Is dit niet het moment?

De heer Backer (D66):

Ik denk van wel, maar wij kennen ook de politieke actualiteit en de politieke context waarin we moeten opereren. Maar er kon ook een Klimaatwet ontstaan uit meerdere fracties, dus wie weet. Mijn antwoord is ja. Nu komt de vraag hoe. Daar heb ik geen spreektijd voor, denk ik.

De voorzitter:

Nee, dat klopt. Meneer Köhler.

De heer Köhler i (SP):

De heer Backer noemt als middel tegen een race to the bottom het harmoniseren van de grondslag van de winstbelasting op Europees niveau. Kan hij nader uitleggen of dat werkt als niet tegelijk de tarieven geharmoniseerd worden?

De voorzitter:

Graag een hele beknopte uitleg als ik naar de klok kijk.

De heer Backer (D66):

Ik ben zeer verrast en blij met de vraag van de heer Köhler. Het antwoord is ja, maar hij weet net zo goed als ik — hij is daar een voorstander van, geloof ik, en ik minder — dat de EU heel weinig competentie heeft op dit gebied. Je ziet dat de EU heel erg bezig is met antimisbruik maar veel minder met dit soort onderwerpen. Ik denk dat het uiteindelijk in een economische ruimte voor alle bedrijven en burgers van groot belang zou zijn om dat te harmoniseren. De heer Ester vroeg mij net of dit het juiste moment is. Op dit onderwerp zou ik het antwoord daarop schuldig moeten blijven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Backer. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.