Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.42 uur
De heer Ester i (ChristenUnie):
Voorzitter. In mijn bijdrage aan de financiële beschouwingen vorige maand riep ik het kabinet op tot meer hervormingsspoed rond nijpende sociaal-economische vraagstukken. Ik noemde de voortslepende pensioenkwestie, de arbeidsmarktperikelen en de overspannen woningmarkt. De wetgevingsagenda van het kabinet rond deze vraagstukken is te karig belegd. Welnu, dat kan niet gezegd worden van de fiscale dadendrang van het kabinet en deze staatssecretaris: we bespreken vandaag maar liefst negen belastingwetvoorstellen op zeer uiteenlopende terreinen. Deze dadendrang is dermate heftig dat de Raad van State waarschuwt dat hierdoor de voorspelbaarheid van fiscale wetgeving wordt aangetast en het burgerperspectief getroebleerd raakt. Ik vraag de staatssecretaris welke lering hij uit deze kritiek trekt. Daarbij gevoegd de vraag of de Belastingdienst dit allemaal wel aankan. Een dienst die al jaren onder enorme druk staat.
Voorzitter. Wat is nu het bredere verhaal achter al deze belastingplannen? Wat is het onderliggende fiscale narratief om het eens postmodern te zeggen? Ik zie drie hoofdlijnen en één dominante ideologische spanning. De eerste lijn is het goedkoper maken van arbeid door de schuif van directe naar indirecte belastingen, met inbegrip van de fiscale vergroeningsslag. De tweede hoofdlijn is het versterken van Nederland als Europees land waar het fiscaal goed toeven is voor bestaande en nieuwe bedrijven en de derde hoofdlijn is de bestrijding van internationale belastingontwijking.
In de eerste schuif vallen maatregelen als de invoering van een tweeschijvenstelsel, de verhoging van de algemene heffingskorting en een verhoging van de arbeidskorting. De verhoging van het verlaagde btw-tarief biedt daarvoor de financiële ruimte. Ook wordt een reeks van fiscale vergroeningsmaatregelen getroffen. Ik noem de milieu- en energie-investeringsaftrek, de autobelastingen, de schuif van belasting op elektriciteit naar aardgas, het verhogen van de afvalstoffenbelasting en het verminderen van de verhuurderheffing voor de verduurzaming van huurwoningen.
De tweede hoofdlijn verlaagt de vennootschapsbelasting naar 20,5% en het lage vpb-tarief voor het mkb naar 15%. Ook worden de werkgeverslasten op arbeid verlaagd. Daarnaast wordt de S&O-afdrachtvermindering geïntensiveerd.
De derde hoofdlijn, tenslotte, betreft de implementatie van de Europese anti-belastingontwijkingsmaatregel, ATAD1.
Deze drie hoofdlijnen tezamen moeten leiden tot een Nederland waar burgers meer overhouden, waarin consumptie reëel fiscaal beprijsd wordt, het milieu serieus genomen wordt, bedrijven het leven fiscaal niet zuur gemaakt wordt en belastingontwijking niet langer wordt gedoogd. Het pakket biedt een lastenverlichting die oploopt tot een dikke 6 miljard euro in 2021 en een structureel effect van iets meer dan 4,5 miljard euro ten opzichte van het basispad. Ik onderstreep het woord "basispad". Grosso modo gaan de meeste bevolkingsgroepen er in koopkracht op vooruit, met alle mitsen en maren die daarbij horen.
Voorzitter. Mijn fractie kan zich goed in deze hoofdlijnen vinden. Ze sporen ook met de eerder besproken fiscale agenda van de staatssecretaris. Tegelijk constateren we echter dat de zo broodnodige vereenvoudiging van het belastingsysteem — met uitzondering van de introductie van het tweeschijventarief — weinig prioriteit krijgt. Juist nu het ons economisch voor de wind gaat, is een herziening van het veel te complexe stelsel het juiste moment. Waarom, zo vraag ik de staatssecretaris, schuiven we dit ook weer naar voren? Mijn fractie wil hier meer ambitie zien, zelfs bij een overvolle fiscale agenda.
Dit is ook het moment om de ideologische spanning onder dit hele pakket maatregelen te benoemen, namelijk die tussen partijen die het draagkrachtbeginsel willen herstellen en zij die meer hechten aan het instrumenteel sturen op het bevorderen van arbeidsparticipatie. Dat het fiscale pakket van dit kabinet zoveel maatregelen bevat, is vermoedelijk niet los te zien van deze spanning. De introductie van het tweeschijventarief in relatie tot het draagkrachtbeginsel, de verhoging van de arbeidskorting gericht op arbeidsparticipatiebevordering en de verhoging van de algemene heffingskorting houden natuurlijk verband met de ondersteuning van de koopkracht aan vooral de onderkant van het inkomensgebouw, met al het gesleutel aan op- en afbouwpaden van dien.
Voorzitter. Met dit pakket maatregelen zijn voor, laten wij hopen, vier jaar grote politieke verschillen gepacificeerd, maar veel minder complex wordt het er niet van. Wij begrijpen dat de staatssecretaris bouwstenen wil uitwerken voor een eenvoudiger belastingstelsel, althans op termijn. Mijn fractie hoopt op een robuuster en dus minder instrumentalistische inkomstenbelasting, waarbij meer dan nu recht wordt gedaan aan het zo essentiële draagkrachtbeginsel.
Voorzitter. We moeten in deze context niet uit het oog verliezen dat grote fiscale ingrepen van dit kabinet nog hun beslag moeten krijgen in de voorliggende periode. Ik duid op de ingrepen die het gevolg zullen zijn van de verstrekkende energietransitie die onvermijdelijk tot verdere schuiven in de energiebelasting zal leiden, tot gevolgen voor de autobelastingen en meer vraagt aan CO2-beprijzing dan tot op heden het geval is. Hoe is de Belastingdienst voorbereid op de fiscale doorwerking van deze energietransitie? Mijn fractie dringt er in dit kader ook op aan de koopkrachteffecten van de energietransitie helder in beeld te krijgen en niet alleen via doorwerking in het inflatiecijfer. Kan dat worden toegezegd?
De fiscale vergroeningsmaatregelen in het Belastingplan 2019 zijn op zich weinig imposant, al wijzen ze allemaal wel de goede richting uit. Komt dit, zo vraag ik de staatssecretaris, doordat de grote vergroeniningsopgaaf nog gemaakt moet worden in het kader van de energietransitie?
Voorzitter. Het is bij al deze overwegingen goed dat de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting niet doorgaat. De onderbouwing van de afschaffing was pover, het onbegrip in de samenleving groot en de beslissing van Unilever over de vestiging van het hoofdkantoor ondergroef het beoogde effect. Dit alles laat onverlet dat de beoogde doelstelling van afschaffing: een vestigingsklimaat dat ook fiscaal aantrekkelijk is; onverminderd van belang blijft. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze fiscale aantrekkelijkheid nu het stof van de discussie over de dividendbelasting wat is neergedaald? En dan heb ik het bepaald niet alleen over multinationals, maar ook over nieuwe bedrijven die overwegen zich hier te vestigen, over start-ups en scale-ups. Over bedrijven die zich willen onderscheiden door sociaal ondernemerschap, door duurzaamheid. Kan ons fiscaal vestigingsregime de internationale concurrentie aan? Waar zou de staatssecretaris aanscherpingen willen zien?
Voorzitter. Nu we het toch over het vestigingsregime hebben, wil ik een vraag stellen over de expatregeling, de zogenaamde 30%-regeling. Het gaat om een belastingvrijstelling waarin veel geld omgaat, meer dan 800 miljoen per jaar. Mijn fractie kan de bekorting van acht naar vijf jaar van deze forfaitaire vergoeding billijken nu er voorzien wordt in steviger overgangsrecht. De vraag is wel hoe de regeling uitpakt naar bedrijfstype. Zijn het vooral de grotere ondernemingen, de multinationals, die van de belastingvrijstelling voor hun expats profiteren, of delen ook kleinere en jonge bedrijven, innovatieve start-ups en scale-ups, ons mkb, evenredig mee? Kan de staatssecretaris daar een beeld van schetsen?
De grote hightechondernemingen zullen de komende jaren in toenemende mate onderwerp van fiscaal beleid zijn. Zo zien we een sluipende ontwikkeling waarin megatechbedrijven als Apple, Google, Microsoft, Amazon en Alibaba, producten vermarkten die tot voor kort exclusief aan traditionele dienstverleners waren voorbehouden. Ze bouwen hun positie uit tot financiële warenhuizen die het klassieke verdienmodel van bijvoorbeeld banken en financiële instellingen ondermijnen. Deze Big-Techbedrijven hebben de aantallen klanten, de digitale infrastructuur, de data, de software en de liquide middelen om het verschil qua financiële dienstverlening te kunnen maken. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze ontwikkelingen vanuit fiscaal oogpunt? Is nadere fiscale regulering nodig? En wat is de Nederlandse lijn nu een snel in te voeren Europese digitaks niet op brede instemming van de lidstaten kan rekenen? Hoe ziet hij de relatie tussen Big Tech en Big Tax?
De heer Backer i (D66):
Ik luister met grote belangstelling, zoals vaak, naar collega Ester. Hij stelt een vraag die klinkt als retorisch. Ik ben benieuwd wat hij er zelf van vindt.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik stelde een aantal vragen.
De heer Backer (D66):
Ik doel op de laatste.
De heer Ester (ChristenUnie):
Bedoelt u de Europese digitaks?
De heer Backer (D66):
Nee, het ging mij over de groei van de grote internationale bedrijven en hun fiscale accommodatie.
De heer Ester (ChristenUnie):
Dat is natuurlijk vooral een Europese kwestie, want Nederland kan in zijn eentje niet zo heel veel bewerkstelligen op dit moment. Ik vind het een teleurstelling dat die Europese digitaks niet op de genoemde brede instemming kon rekenen. Ik vind dat echt jammer. Dat wordt nu weer een x-aantal jaren uitgesteld. De nationale regiemacht is beperkt. In het algemeen staat mijn partij wat kritisch ten aanzien van Europa, maar dit was nu juist een hele mooie kans om toch ook fiscaal het verschil te kunnen maken. Nogmaals, ik vind dat jammer.
De heer Backer (D66):
Ik meende dat heuglijke feit al te beluisteren. Dank voor dit antwoord.
De heer Ester (ChristenUnie):
Graag gedaan. Mijn laatste zin was, geloof ik, een vraag aan de staatssecretaris. Hoe ziet hij de relatie tussen Big Tech en Big Tax? Ik vind dat zo'n mooi zinnetje dat ik die nog eens wil herhalen.
Kan zijn Belastingdienst de webbased economy, de digitale platformeconomie überhaupt aan? De ChristenUnie-fractie waardeert de modernisering van de kleineondernemersregeling, de KOR. Het mkb is gebaat bij administratieve lastenverlichting en een omzetgerelateerde btw-vrijstelling. Het doet recht aan de grotere diversiteit onder kleine bedrijven. De vraag is hier: is er al meer zicht op de Europese derogatie?
Mijn fractie is blij met de aankondiging om eigen vermogen en vreemd vermogen fiscaal evenwichtiger te gaan behandelen. Vanuit het perspectief van financiële duurzaamheid is dit een belangrijke stap. Het voornemen is ook gerelateerd aan de earningsstrippingmaatregel uit het ATAD-pakket. Kan de staatssecretaris wat meer tekst en uitleg geven over de impact daarvan op ons mkb?
Voorzitter, ik ga van bedrijven over naar de fiscale bejegening van burgers. Vorig jaar heeft dit huis een motie van mijn fractie met brede steun aangenomen, waarin het kabinet wordt verzocht jaarlijks te rapporteren over de ontwikkelingen van de marginale druk in ons land en over het voorgenomen beleid om deze druk te verminderen. Ik zie uit naar het onderzoek komend voorjaar met als hoofdvraag hoe de pijnpunten in de marginale druk kunnen worden weggewerkt. Tegelijkertijd vraag ik de staatssecretaris hoe deze motie is verwerkt in het voorliggende Belastingplan 2019 en op welke ontwikkelingen hij mikt in de komende drie jaar. Zo zien we in die periode de nodige turbulentie in de marginale druk van hurende eenverdieners als gevolg van de geleidelijke afbouw van de huurtoeslag.
Door de vlakkere tariefstructuur zien eenverdieners licht aan het einde van de donkere fiscale tunnel. En dat werd tijd, voorzitter. Hoog tijd.
Het verhogen van de afbouwgrens voor paren in het kindgebonden budget en het verhogen van de zorgtoeslag voor paren dragen hier ook aan bij. De koopkrachtontwikkeling voor een- en tweeverdieners is daarmee in 2019 redelijk in balans. Maar er is nog heel veel fiscaal werk aan de winkel om de kloof structureel te dichten en in ieder geval kleiner te maken. De vraag van mijn fractie is: welk einddoel staat de staatssecretaris voor ogen?
Voorzitter. Vrijwilligerswerk is het cement van de samenleving. Het maatschappelijk nut is groot van mensen die zich voor anderen inzetten. De ChristenUnie-fractie is daarom blij dat de belastingvrije vergoeding voor vrijwilligers omhoog gaat. Tegelijkertijd stellen wij de vraag aan de staatssecretaris of het niet redelijk is deze bedragen gewoon te indexeren. Wil hij dit overwegen? Het gaat hier om een belangrijk maatschappelijk signaal.
Voorzitter. Dan nu over naar de derde en laatste hoofdlijn: de bestrijding van belastingontwijking. In dit opzicht markeren het regeerakkoord en het Belastingplan 2019 een breuk met het verleden. En dat was ook hard nodig. Het gedoogvirus in ons land leidde tot niet langer uit te leggen fiscale uitwassen en internationale hoon en onbegrip. We rollen met het nieuwe beleid de fiscale loper weer in voor brievenbusfirma's die niets toevoegen aan het economisch potentieel van ons land. De ChristenUnie-fractie steunt dit van harte. Nederland hoort niet in de verkeerde internationale fiscale lijstjes thuis. Veelzeggend is wel dat de nieuwe opstelling toch vooral komt door Europese richtlijnen. Maar goed. Beter laat dan nooit.
Mijn fractie heeft wel een paar korte vragen bij de plannen. Brievenbusfirma's worden aangepakt. Maar de substance-eisen zijn toch niet echt imponerend. Een fysiek kantoor en een loonsom van boven een ton: voor een beetje fiscaal-handige multinational is dat geen echte hobbel. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze eisen vanuit effectiviteitsoogpunt? Is Nederland overigens het enige land dat kiest voor een eigen combinatie van het A- en B-model?
De ATAD-richtlijnen brengen veel internationale coördinatie met zich mee. Kan de staatssecretaris ook hier delen hoe zijn diensten hierop zijn voorbereid en hoe deze internationale fiscale samenwerking is geregeld? Hoe is voorzien dat EU-landen van elkaar kunnen leren rond de invoering van de ATAD-richtlijnen?
Het is goed, voorzitter, dat er eindelijk een bronbelasting op rente en royalty's komt. Dit oordeel staat los van het feit dat ik als een van de weinigen binnen mijn partij geen fan van U2 ben. Mijn fractie is ook blij met de aangekondigde aanscherping van de rulingpraktijk. Daar hing toch een zweem omheen van achterkamertjespolitiek. Hoe gaat de geanonimiseerde publieke rulingafspraak meer precies in het vat worden gegoten? Ik hoor het graag.
Al met al vormen deze nieuwe anti-belastingontwijkingsmaatregelen een trendbreuk. De effectiviteit hangt af van de professionele optuiging van de Belastingdienst, maar ook van het sanctiebeleid. Kan de staatssecretaris wat meer in detail ingaan op zijn mogelijkheden om compliance af te dwingen en bedrijven die richtlijnen overtreden sancties op te leggen? Hoe stevig gaat hij hierop inzetten?
Voorzitter, ik sluit af. De ChristenUnie-fractie geeft steun aan de drie hoofdlijnen van het Belastingplan 2019. De burger mag een positief koopkrachteffect verwachten, het bedrijfsleven krijgt meer lucht en Nederland gaat eindelijk serieus werk maken van het gevecht tegen belastingontwijking. Vergroening krijgt daarbij de aandacht die het verdient. Tegelijk moet worden opgemerkt dat juist daar de grote slag nog moet plaatsvinden: het slim en sociaal inzetten van ons fiscale stelsel om de ingrijpende energietransitie mogelijk te maken.
Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ester. Ik geef het woord aan mevrouw Sent.