Plenair Ester bij behandeling Verzamelwet Brexit



Verslag van de vergadering van 19 maart 2019 (2018/2019 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.32 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik mag tot mijn genoegen deze tekst mede namens de fractie van de SGP uitspreken.

Het zijn trieste dagen. De slachtoffers en de nabestaanden van de aanslag gisteren en in Christchurch zijn in onze gedachten en gebeden.

De brexitstemmingen vorige week in het Britse Lagerhuis boden een beeld van politieke ontreddering. Tot tweemaal toe werd de brexitdeal weggestemd, keerden de volksvertegenwoordigers zich met krap vier stemmen tegen een no-deal, werd een nieuw referendum van de hand gewezen en stemde uiteindelijk een grote meerderheid voor uitstel. Of er nog een derde stemming komt voor de komende Europese top is tot op dit tijdstip onduidelijk. Een wat onthutsend schouwspel dat het trieste gevolg is van politieke stuurloosheid en parlementaire besluiteloosheid. Een schouwspel ook met nauwelijks verholen ondertonen van politieke muiterij. De Britse media konden zich amper bedwingen in hun oordeel over dit politieke drama en spraken van chaos, drama, politieke vernedering en van een "brexit meltdown". Een EU-onderhandelaar vatte de taferelen samen als: "the Titanic voting for the iceberg to get out of the way".

Het donderdagavond binnen het Lagerhuis overeengekomen uitstel van de brexit is nu volop onderwerp van staatsrechtelijke fijnslijperij, ook aan EU-zijde. Onze fracties horen graag van de minister hoe hij deze uitkomst duidt en welke reële opties nu overblijven. Mocht de EU akkoord gaan met uitstel, dan lijkt het ons verstandig als randvoorwaarden te stellen dat er van Britse zijde volstrekte helderheid wordt gegeven over het beoogde concrete resultaat van uitstel, er sprake is van afdwingbaar commitment en het Lagerhuis heeft ingestemd met dit resultaat. Kan de minister eens op deze randvoorwaarden reageren?

Het is een open deur, voorzitter, dat de onderhandelingen tussen Londen en Brussel verre van voorspoedig zijn verlopen. Het Brusselse werkbezoek van een delegatie van de commissies Europese Zaken en Financiën eerder deze maand, maakte duidelijk dat er in de afgelopen anderhalf jaar van Britse zijde nauwelijks sprake is geweest van serieuze onderhandelingen. "Talks but no negotiations", zo kregen wij mee. Het beeld dat onze beide fracties hebben, is dat van een Verenigd Koninkrijk dat eigenlijk niet zo goed wist wat het wilde; een beeld van gebrekkig politiek leiderschap en parlementaire koersloosheid. Noch de Tories, noch Labour hadden en hebben een heldere post-referendumkoers en een realistische brexitstrategie. En dat breekt hen, en eigenlijk ook ons, nu op.

Hoe begrijpelijk het ook is om geharnast te reageren op deze Britse brexittragedie, we moeten uiteindelijk — binnen of buiten EU-verband — met elkaar verder en we moeten daarom een compromis zien te vinden. De fracties van de ChristenUnie en de SGP roepen onze minister-president op een verbindende rol te spelen op het Europese brexittoneel, achter en voor de schermen. Verbinden en bemiddelen zit in ons politieke DNA en dit zijn de tijden waarop het verschil gemaakt kan worden. We moeten een vernederingsstrategie richting het Verenigd Koninkrijk voorkomen. We blijven buren, we blijven handelspartners. Juist nu is wijsheid geboden, ook aan Europese zijde.

Over twee dagen komt de Europese Raad bijeen en dat is het moment voor de collectieve reactie van de Europese regeringsleiders op het gevraagde Britse uitstel van uittreding. Hoewel we gezien de turbulente voorgeschiedenis het woord "eindspel" nauwelijks durven te gebruiken, lijkt dit nu, tien dagen voor de formele exit-datum, toch in zicht. Onze fracties horen graag van de minister wat de opstelling van Nederland gaat worden. Kan hij de contouren daarvan schetsen? Uitstel van uittreding behoeft unanimiteit aan EU-zijde en vereist ook instemming van het Europees Parlement. Hoe schat de minister dit in, zo vragen onze beide fracties. Wat kan een kort uitstel in redelijkheid aan oplossingen naderbij brengen? Ziet hij een creatieve regeling voor het backstopprobleem, voor het voorkomen van een harde grens tussen Ierland en Noord-Ierland? Een grens die — we moeten er niet aan denken — oude gewelddadige conflicten kan doen oplaaien. Kan hij daarin ook het voorstel van Donald Tusk meewegen om het Verenigd Koninkrijk langduriger uitstel te geven? Mocht dit laatste navolging krijgen, wat betekent dit dan voor het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken? Het gaat bij dit alles, gezien artikel 50 van het Europees Verdrag, om complexe materie die politieke stuurmanskunst vereist.

Voorzitter. Hoe het ook zal gaan, we moeten ons nu veiligheidshalve op vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie instellen en voorbereiden. In dat licht zien wij ook dit wetsvoorstel. Dit vertrek na bijna 40 jaar zal diepe economische, politieke en maatschappelijke sporen nalaten. Het betekent een reset van het Europese speelveld en een herontwerp van handelsbetrekkingen. De brexit is een historische scheuring die de Europese betrekkingen ingrijpend herdefinieert waarbij ook grote economische belangen op het spel staan. Dat geldt voor burgers, voor bedrijven en voor overheden. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP betreuren het vertrek uit de Europese Unie van zo'n belangrijke bondgenoot waarmee we als Nederland een lange geschiedenis hebben en fundamentele sociale en politieke waarden delen. Het is dan ook een droevig feit dat we ons vandaag, bij alle turbulentie die de brexit met zich brengt, moeten beraden op de praktische afwikkeling van de Britse uittreding en de gevolgen ervan voor ons land, onze bedrijven en onze burgers.

Wat ons nu als Nederland rest, is het hoofd koel houden, ons zo goed mogelijk voor te bereiden en noodmaatregelen te treffen. Dat geldt voor de burger, dat geldt voor het bedrijfsleven en dat geldt voor de overheid. Benjamin Franklin zei het al: "By failing to prepare, you are preparing to fail". Het is tegen deze achtergrond dat we het wetsvoorstel hebben te beoordelen; een wetsvoorstel dat ons in een hoogst onzeker situatie moet wapenen tegen onvoorziene maar ingrijpende gevolgen van de brexit. De fracties van de ChristenUnie en de SGP vinden dit een verstandige benadering. Het moet ons wel van het hart dat het wetsdossier zoals dat aan het parlement werd aangereikt, wat mager gevuld was. Zo ontbraken de departementale risicoverkenningen van de gevolgen van de brexit. Dat benam het zicht op de impact van de Britse uittreding. Gelukkig heeft de Tweede Kamer dit kunnen corrigeren. Uit de gemaakte analyses blijkt overigens hoezeer het beleid rond mogelijke calamiteiten en overgangssituaties op Europees niveau belegd is. Daar ligt de centrale regie.

Een no deal-scenario betekent hier dat het Verenigd Koninkrijk terugvalt naar het niveau van een derde land waarvoor multilaterale verdragen gelden. Dan gaat het om beleidsterreinen als de douane, landbouw, visserij, fiscaliteit, financiële markten, geneesmiddelen, medische technologie en luchtvaart. Wat overblijft is een lijst van wat willekeurig overkomende beleidsterreinen waar snelle maatregelen geboden zijn. Collega Postema noemde ze al: rijbewijzen, beroepskwalificaties, interconnectoren voor gas en elektriciteit, halfgeleiders, sociale zekerheidswetten en zorgverzekeringen.

Kan de minister aangeven hoe die coördinatie tussen Brussel en Den Haag is geregeld rond mogelijk optredende calamiteiten? Hoe zijn die verantwoordelijkheden en de onderlinge communicatie eigenlijk vastgelegd? Biedt deze context voldoende ruimte voor eigen beleid en snel ingrijpen van Nederlandse kant waar dat nodig is?

En hoe verhouden zich de onderlinge noodbevoegdheden? Onze fracties hebben de vrees dat bij eventuele noodsituaties de eigen regie van Nederland onder druk komt te staan. Kan de minister deze vrees wegnemen? Onze fracties tekenen daarbij aan dat op tal van beleidsterreinen Europees recht weliswaar leidend is, maar dat ook bij Brusselse regie de effectiviteit van dit Europese recht uiteindelijk afhangt van de effectiviteit van nationaal calamiteitenbeleid, van snel en doortastend optreden. Deelt de minister deze argumentatie?

Voorzitter. We kunnen ons nauwelijks een beeld vormen van de gebeurtenissen direct na een brexit. En dat maakt het ook moeilijk om de proportionaliteit van het wetsvoorstel klip-en-klaar vast te stellen. We kunnen immers de waarschijnlijkheid niet becijferen van onbekende gebeurtenissen met een buitengewone impact. De mate van onvoorspelbaarheid is groot. Hoe zullen financiële markten reageren? Zal er snelle schaarste optreden op de geneesmiddelenmarkt? Zullen bedrijven hun eigen exit-scenario's plots uit de kast halen? Komen er opstoppingen bij douanecontroles? Dreigen er conflicten tussen vissers? Het is allemaal denkbaar, maar de kans daarop kunnen we heel moeilijk berekenen.

Maar de collectieve psychologie van het moment kan dan grote gevolgen hebben. Nu zal dat allemaal, gezien de transitieperiode, misschien wel meevallen, maar het vereist een voorbereide overheid. Kan de minister onze beide fracties een laatste stand van zaken geven? Hoe goed zijn de overheden, ook de lagere overheden, en onze bedrijven die van handel met het Verenigd Koninkrijk afhankelijk zijn, opgelijnd en geprepareerd? Wat is hier het samenvattende oordeel van de minister, ook als hij kijkt naar de beschikbare operationele infrastructuur om eventuele problemen het hoofd te bieden?

Voorzitter. Het hete hangijzer — we hebben daar uitvoerig over gesproken — bij een noodwet als deze brexit-wet is de parlementaire controle op de regering die zich grotere bevoegdheden toe-eigent via AMvB's en ministeriële regelingen. Het betreft enerzijds de ruimte die de regering moet hebben om snel en adequaat op nood- en overgangssituaties te reageren en anderzijds mag het parlement als wetgevende en controlerende macht niet buitenspel geplaatst worden. Het oorspronkelijke voorstel, zoals verwoord in artikel X, was naar het oordeel van onze beide fracties niet goed in balans, maar de Tweede Kamer heeft hier goed werk geleverd. De aangenomen amendementen hebben het wetsvoorstel wat betreft het primaat van het parlement sterker gemaakt. Zo is de geldigheid van de wet teruggebracht van twaalf naar zes maanden, gaat het om terstond intredende onaanvaardbare en onomkeerbare gevolgen, mag er niet afgeweken worden van de Grondwet en zijn er extra parlementaire waarborgen rond AMvB's en ministeriële regelingen.

Op verzoek van de Eerste Kamer — ik gaf het net al aan in mijn interruptie — is het geamendeerde wetsvoorstel voorgelegd aan de Raad van State, die kort voor het weekend met een reactie kwam. Het antwoord van de Raad is helder: de grote onzekerheden en de onvoorspelbare gevolgen die brexit voor de nationale wetgeving zullen hebben, maken dat de machtigingsbepaling zoals opgenomen in artikel X van het wetsvoorstel noodzakelijk is. Dat geldt zowel voor een situatie mét en zónder een terugtrekkingsakkoord. Dit oordeel is voor de fracties van de ChristenUnie en de SGP cruciaal in hun meningsvorming over dit wetsvoorstel.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Dan wil ik nog even teruggaan naar een eerder moment in het betoog van de heer Ester. Hij had het erover dat het, gegeven de onvoorspelbaarheid van de brexit, ook moeilijk is om een oordeel te geven over de proportionaliteit van de voorgestelde wet. Dat heb ik goed begrepen. Heeft dat ook betrekking op artikel X en moet ik daaruit afleiden dat de heer Esther het eigenlijk niet weet, maar dat hij dan toch maar veiligheidshalve ervoor kiest dat het proportioneel is?

De heer Ester (ChristenUnie):

De kern van het hele verhaal zijn die "great unknown unknowns". Daar hebben we hier mee te maken, daar heeft u ook in het dagelijks leven mee te maken. Daar hebben we ons op te prepareren. Alleen, we kunnen daar geen getallen aan vastplakken. De mathematiek laat ons daar in de steek. Het is een hele elementaire vorm van risicoberekening die u waarschijnlijk ook wel kent. Dat maakt een klip-en-klaar oordeel zoals ik zei over die proportionaliteit ingewikkeld, maar het is eigen aan de kern van het voorstel dat we die onvoorziene — het woord zegt het al — gevolgen niet kennen, dus dat is iets waar we mee moeten leren leven. We hebben dat uitgesproken. U heeft er ook uitvoerig over gesproken, maar het is voor ons absoluut geen reden om ons tegen dit wetsvoorstel te keren. Integendeel, het is de kern van het wetsvoorstel om ons te wapenen tegen onvoorziene omstandigheden die een enorme impact zouden kunnen hebben.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Maar zou het dan ook kunnen dat achteraf blijkt, naar het oordeel van de heer Ester, dat het niet proportioneel is geweest?

De heer Ester (ChristenUnie):

Daar kom ik zo op terug, als u het goed vindt, voorzitter.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik had nog één ander punt naar aanleiding van wat de heer Ester heeft gezegd; u komt daar straks op terug, dat hoor ik dan graag. Naar aanleiding van wat u zei over het advies van de Raad van State dat kennelijk erg zwaar weegt of zelfs doorslaggevend is voor uw fractie. De Raad van State was ook gevraagd of hij alternatieven ziet voor de in artikel X voorgestelde voorzieningen of bevoegdheden die aan de minister gegeven worden. In mijn lezing van dat advies is de Raad van State er eigenlijk niet expliciet op ingegaan. Ik zou de heer Ester willen vragen hoe hij daar tegenaan kijkt, of hij bijvoorbeeld ook de mogelijkheid ziet — die ik zelf in mijn betoog heb genoemd, terwijl collega Lintmeijer ook concrete voorbeelden noemde — dat wij zelf als Staten-Generaal als het nodig is, als toch die nood groter blijkt te zijn dan misschien sommigen van ons verwachten, dan zelf kunnen handelen. Hoe kijkt hij en zijn fractie daar tegenaan?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik begrijp wat u zegt, via de voorzitter, maar het gaat hier nogmaals om het optreden van calamiteiten waar we ons niet goed een voorstelling van kunnen vormen maar waarvan we weten — ik noemde straks al een aantal voorbeelden — dat áls ze optreden, het leed niet te overzien is. Dat vereist een geprepareerde overheid die anticipeert op dit soort dingen. Ik zei al, de Tweede Kamer heeft via amendementen voldoende zekerheden ingebouwd om het parlement ook een duidelijke stem te geven in het wetdossier. Dus daar zijn, denk ik, voldoende zekerheden ingebouwd. Maar voor ons blijft — dat heeft u heel goed geconstateerd — het advies van de Raad van State in onze beleving bepalend voor ons uiteindelijke oordeel over dit wetsvoorstel.

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

De heer Ester had het net over "the great unknown unknown" en hij gebruikte net nog de overtreffende trap. Zijn we niet een beetje dat onvoorziene aan het mystificeren? En is daarmee de weging van de proportionaliteit van dit wetsvoorstel niet helemaal iets uit het ongerijmde aan het worden? Ik heb in mijn bijdrage geprobeerd om af te pellen waar we het over hebben. Dan blijkt het eigenlijk om relatief onbekende, maar toch te voorziene dingen te gaan. Het taalgebruik dat ook in de memorie van toelichting zit — de heer Ester neemt dat een beetje over — maakt het tot een soort mystificatie waarin de dingen alleen maar groter worden.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Dat laatste is uiteindelijk niet de bedoeling, maar het gaat over dingen waar we geen beeld van hebben. Ik noemde straks in mijn betoog al een aantal calamiteiten die zouden kunnen optreden. Bijvoorbeeld de reactie van de monetaire markt, de financiële markten. Dat kan een enorme impact hebben. Ik kan niet zeggen: de waarschijnlijkheid dat dat optreedt, is 99%, wél dat ook áls het optreedt en het is 5%, de gevolgen enorm zijn. Dat is elementaire risicobeleving. En dat is de kern van dit wetsvoorstel. Ik maak het niet groter dan het is, maar we moeten het ook zeker niet kleiner maken.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

Dan één keer het voorbeeld dat u noemt, dat financiële voorbeeld. In onze financiële wetgeving is daar nou juist alweer een voorziening voor getroffen. Dus daar gaat het subsidiariteitsbeginsel spelen. Ik hoor weinig voorbeelden, ook niet van uw kant, waar al dan niet al een voorziening staat, of de proportionaliteit toch in het geding is.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ga mijn bijdrage maar niet herhalen. Er is ook nadrukkelijk door verschillende partijen aan de minister gevraagd om zich daarover uit te spreken. Ik zal me daar graag in voegen.

Die zelfgekozen Britse vrijmaking is een unieke gebeurtenis en we kunnen derhalve niet terugvallen op eerdere ervaringen. Dat is ook zo'n contextelement, zeg ik ook in de richting van de heer Lintmeijer. Dat maakt ook onderdeel uit van die ongewisse wiskunde op dit terrein. We kunnen niet terugvallen op eerdere ervaringen. Er zijn geen precedenten. Via deze brexit-wet en aanvullend beleid proberen we ons te wapenen tegen die onvoorziene problemen, overgangssituaties en calamiteiten. Juist daarom is het van belang — ik kom nu richting de heer Van Apeldoorn — om die wet ook grondig en omvattend te evalueren, ook als het gaat om de parlementaire controle op de verruimde bevoegdheden van de regering.

We kunnen onze wetten op orde hebben, maar dat is nog niet hetzelfde als slagvaardige crisisbeheersing. In de dagen direct na de brexit zal blijken hoe robuust onze voorbereidingen en calamiteitenoefeningen zijn. We moeten, liefst met de andere lidstaten, lering trekken hoe te handelen in een crisissituatie als de brexit. Hoe zijn we omgegaan met de — ik noem ze nog maar een keer —"unknown unknowns"? Kan de minister een dergelijke omvattende evaluatie toezeggen?

Voorzitter, ik sluit af.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Interessante gedachte, maar om die evaluatie even te preciseren: Wanneer en hoe ziet de heer Ester deze evaluatie voor zich? Na de termijn van een halfjaar, of tussentijds? Of een evaluatie die dan gedeeld gaat worden met deze Kamer?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat zal tussen een halfjaar en een jaar moeten. Je moet dat ook een beetje tijd geven. Ik zou een omvattende evaluatie willen, dus ook niet alleen als het gaat om de economische of juridische aspecten ook om de maatschappelijke aspecten. Hoe goed waren we nou eigenlijk voorbereid op de brexit? Die resultaten moeten we, zeker als de minister dat zou kunnen toezeggen, ook bespreken met dit huis, absoluut.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nog even voor de helderheid, die evaluatie vindt dan plaats op het moment dat de regering, of de minister, niet langer de bevoegdheid heeft die nu artikel X aan de minister geeft voor zes maanden na uittreding van het VK? Dat heb ik toch goed begrepen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat vind ik uitwerking. Ik vind het feit dat die evaluatie plaatsvindt belangrijker dan het exacte moment ervan.

Voorzitter. Ik sluit af. De ChristenUnie- en SGP-fracties steunen de inzet van dit wetsvoorstel om de regering extra bevoegdheden te geven rond het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. De kans dat er iets misgaat is wellicht klein, ik herhaal het nogmaals, maar áls er iets misgaat, zijn de gevolgen groot.

We wensen het kabinet veel wijsheid en zegen in deze ongekend spannende tijden en zien uit naar de antwoorden van de minister op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Ik geef het woord aan mevrouw Oomen.