Plenair Ganzevoort bij behandeling Wet arbeidsmarkt in balans



Verslag van de vergadering van 20 mei 2019 (2018/2019 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Thuisverplegers die voor zichzelf beginnen, maaltijdbezorgers die soms tegen wil en dank ondernemer moeten spelen, journalisten en wetenschappers die van tijdelijke projecten afhankelijk zijn: de arbeidsmarkt verandert onder invloed van de economie, demografie en technologie. Dat vraagt ook aanpassingen in wetgeving om de werknemer optimaal te beschermen, zonder het functioneren en voortbestaan van organisaties en bedrijven te ondermijnen.

Terzijde: ik ben vandaag oproepkracht in dit debat; collega Lintmeijer kon hier niet zijn, maar hij heeft het mij wel keurig vier dagen van tevoren gevraagd.

De voorzitter:

Payrolling?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Nou, was het maar zo. Ik heb wel in mijn dagelijks werk voortdurend te maken met de werkgeverskant van de problematiek waarover wij vandaag spreken en ik ben dus een beetje ervaringsdeskundig, maar ook betrokken, in de zin van onze integriteitscode; dan weet u dat.

Voorzitter. Inkomen, bestaanszekerheid en scholing zouden voor iedereen in Nederland toegankelijk moeten zijn, maar dat is helaas niet zo. We zijn koploper in het aantal zzp'ers. We hebben te veel mensen op een flexibel contract, met te weinig zekerheid van een fatsoenlijk inkomen. Het aantal werkende armen is sinds 1990 verdubbeld. Maar liefst een op de zeven werknemers behoort tot de "onzekere werkenden" in Nederland. Dat is de pijnlijke achtergrond van de discussie over vast en flex, die onder andere geleid heeft tot de vraag wat dan het Nederlands aanvaardbaar peil zo moeten zijn. Wat zijn dan "fatsoenlijke arbeidsverhoudingen", los van de vraag in welke constructie je je werk doet? Wij zijn wel benieuwd naar hoe de minister denkt over dat Nederlands aanvaardbaar peil.

We zien ook de zoektocht naar die balans in dit hele voorstel. Dit wetsvoorstel bevat inderdaad goede onderdelen, zoals wat ons betreft onder andere de premiedifferentiatie bij de WW, waardoor flexwerk duurder wordt, of een transitievergoeding vanaf dag één. Daardoor worden de werknemers inderdaad beschermd en de werkgevers geprikkeld tot beter handelen. Maar er worden ook keuzes gemaakt waar mijn fractie grote vraagtekens bij zet. De versoepeling van het ontslagrecht ligt moeilijk voor ons. Waarom veronderstelt de regering dat het versoepelen van het ontslagrecht en het duurder maken van flexwerk ook in zichzelf al daadwerkelijk zal leiden tot een betere balans op de arbeidsmarkt? Zijn de huidige ontslagregels het belangrijkste obstakel voor vaste contracten? Zullen werkgevers geen nieuwe wegen zoeken om vaste contracten te vermijden, zoals ook bij eerdere maatregelen gebeurde? Laten ze zich echt afschrikken door een beetje meer WW-premie?

Met het invoeren van de cumulatieve i-grond gaan we weer terug naar de tijd voor de Wet werk en zekerheid. Deskundigen verwachten dat werkgevers massaal gebruik zullen maken van deze cumulatiegrond. Hoe ziet de minister dit? De transitievergoeding wordt dan gelegd op 150%. Dat suggereert toch dat cumulatie kennelijk een wat minder deugdelijke vorm is dan één voldragen ontslaggrond. Zou het niet logischer zijn om de hoogte van de transitievergoeding niet vast te leggen in regels, maar over te laten aan de zorgvuldige weging door de rechter, zo vraag ik de minister. Een vaste norm verzwakt immers niet alleen de onderhandelingspositie van werknemers, maar ook de mogelijkheid van rechters voor maatwerk.

Dan over de oudere werknemers met een lang dienstverband. Door de WAB vervalt de hogere transitievergoeding na een dienstverband van langer dan tien jaar, en ook het overgangsrecht. Samen met de cumulatiegrond maakt dit het makkelijker om oudere werknemers te ontslaan zonder deugdelijke vergoeding. We weten allemaal dat deze groep dan vaak moeilijk nieuw werk vindt en dat omscholing niet altijd een optie is. Is er voor hen ook balans, of hebben zij alleen met verslechteringen te maken? Wat heeft de minister deze kwetsbare groep te bieden?

Voorzitter. Het is duidelijk dat vast wat minder vast wordt, maar wordt flex nu ook minder flex? Dat brengt ons bij de zzp'ers. Het duurder maken van flexwerk om daarmee het geven van een vast dienstverband aantrekkelijk te maken kan werken, maar alleen als werkgevers niet kunnen vluchten in schijn-zzp-constructies. Maar maatregelen op dat punt ontbreken en betere zzp-wetgeving is uitgesteld. We kunnen hier dan ook een groot waterbedeffect voorspellen — sterker nog, dat doen wij niet; dat is al voorspeld — waardoor de arbeidsmarkt juist niet in balans wordt gebracht, maar de tweedeling tussen kansrijk en kwetsbaar wordt vergroot.

Vorige week maakte het CBS bekend dat het aantal zzp'ers met een arbeidsongeschiktheidsverzekering is gedaald van 23% in 2011 naar 19% in 2016. Nederland telt zo'n 1,2 miljoen zzp'ers. ING voorspelde dat dit aantal nog met enkele honderdduizenden zal toenemen. Volgens onderzoek van ESB zal de welvaartscreatie in Nederland als gevolg hiervan onder druk komen te staan. De minister weet dat. Hij beloofde daarom een pakket maatregelen in de toekomst, maar wij vinden dat wel een groot risico. We moeten maar zien of dat pakket maatregelen — hoe het er ook precies uit gaat zien, want dat weten we natuurlijk niet — op dat moment een Kamermeerderheid krijgt. Bovendien zullen de negatieve effecten van de WAB dan al zijn ontstaan. Het juiste moment zou nu zijn geweest, want dan zouden we een integrale benadering kunnen bespreken. Welke garanties kan de minister geven dat het zzp-pakket aan maatregelen tijdig en effectief zal zijn? Hoe gaat hij het waterbedeffect voorkomen? Een afdoend antwoord op deze vraag is voor mijn fractie van groot belang bij de weging van dit wetsvoorstel, precies omdat — politiek of niet in de afweging, zoals mevrouw Oomen net zei — de uitwijkmogelijkheden een belangrijk deel zijn van de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van deze wet.

Voorzitter. De effectiviteit van het wetsvoorstel en de mogelijkheid om onbedoelde of zelfs averechtse effecten te voorkomen, leiden tot grote terughoudendheid bij de GroenLinksfractie. Zo klinkt het recht van een oproepkracht om een last-minute oproep te weigeren heel sympathiek, maar de werkgever zal die medewerker vervolgens gewoon niet meer oproepen. De verplichting van een vast urenaanbod na een dienstverband van een jaar klinkt sympathiek, maar de werkgever zal ervoor zorgen dat het contract binnen het jaar beëindigd is. De mogelijkheid voor de werknemer om kleine vorderingen als loon over te laat afgezegde werkdagen op te eisen klinkt sympathiek, maar de werkgever zal veelal vrijuit gaan omdat de kosten om het recht te halen voor de werknemer te hoog zijn.

Sympathieke voorstellen die averechts uitwerken of die niet kunnen worden gehandhaafd of gerealiseerd, zouden wij niet de status van wet moeten geven. Het lijkt erop dat de minister dat ook erkent in de nadere memorie van antwoord. Hij lijkt te stellen dat de normerende werking die van de maatregel uit zou gaan, in zichzelf al voldoende waarborg zou bieden. Mijn fractie vreest dat dit wat naïef is. Heeft de minister voorbeelden van wetten waarbij alleen de zogenaamde normerende werking in zichzelf al effectieve gedragsverandering heeft opgeleverd? Zo ja, welke wetten zijn dat geweest?

Dan payrolling. Meer rechten voor payrollkrachten klinkt goed, maar hoe kan de payroller die rechten inzake arbeidsvoorwaarden, beëindiging van werk, ziekte en re-integratie afdwingen? Hoe handhaaft de minister dat recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden voor payrollers? Wat is de rol van een eventuele bedrijfstak-cao? Wat geldt er precies als de inlener niet gebonden is aan de cao? Wie bepaalt welke bedrijven relevant zijn voor de vergelijking? Wat gebeurt er als er geen cao is en we dus geen zicht hebben op de arbeidsvoorwaarden van andere bedrijven vanwege bedrijfsgevoelige informatie? Graag een reactie hoe grondig en hoe stevig deze voorwaarden zijn.

We lazen vandaag dat ook payrollbedrijven klaarstaan om over te stappen op uitzendconstructies. Vreest de minister ook die opkomst van de schijnuitzendwerknemers? Zouden uitzendkrachten in dat geval niet ook een verbetering van rechten verdienen? Jazeker, payrolling kan kleine bedrijven ontzorgen bij salarisadministratie, re-integratie en loondoorbetaling bij ziekte, maar dat kan ook zonder het juridisch werkgeverschap te verleggen. Overigens maken niet alleen kleine bedrijven gebruik van payrolling, maar ook grote bedrijven. Die zouden dat toch niet nodig hebben. Alles bij elkaar roept dit bij ons de vraag op of we payrolling nog wel moeten willen. Of volgen we België en Duitsland met een verbod? Graag een reactie.

Voorzitter. Ik rond af. Mijn fractie is ervan overtuigd dat er inderdaad behoefte is aan een aanpassing van wetgeving aan de omstandigheden. Maar de vraag is of deze wet het juiste antwoord is. Ik heb een aantal stevige bedenkingen genoemd. Mijn fractie is ook verbaasd door voorstellen voor ingrijpende veranderingen in het ontslagrecht, terwijl zowel de evaluatie van de WWZ als de zzp-wetgeving nog ontbreekt. Hoe kan dit voorstel tot balans leiden als de evaluatie nog niet binnen is en het waterbed klaarstaat? Kortom, hoe hangt dat nu allemaal met elkaar samen? Is handhaving op een aantal ongewenste elementen voldoende en mogelijk? Of mist deze wet zelf de integrale benadering die nodig is voor een echte verbetering op de arbeidsmarkt? Wij kijken uit naar de beantwoording van de vragen en maken dan onze eigen balans op.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Ik wil de heer Ganzevoort graag complimenteren met zijn oproeparbeid, die van hoge kwaliteit is. Ik heb twee vragen voor hem. De eerste vraag heb ik ook aan een aantal andere woordvoerders gesteld. Hoe kijkt de heer Ganzevoort aan tegen het voorstel om de maatregelen waarin het gaat om payrollers, later in te laten gaan?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

In het licht van wat ik gezegd heb, lijkt mij dat geen goed idee. We zijn kritisch op de payroll. Op zichzelf zien we een aantal verbeteringen in deze maatregelen, maar we zijn wel bezorgd over de effectiviteit van die maatregelen. Maar om die later in te laten gaan, lijkt mij geen positieve oplossing te bieden.

Mevrouw Sent (PvdA):

Mijn tweede vraag betreft de terechte aandacht die de heer Ganzevoort besteedt aan zzp'ers en zijn oproep aan de minister om ons tijdig en uitvoerig te informeren. Is hij met mijn fractie van mening dat het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans geen balans brengt in de arbeidsmarkt zolang we geen duidelijkheid hebben over de maatregelen die ten aanzien van zzp'ers worden ondernomen?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Een grote vraag die ik op dat punt natuurlijk gesteld heb, is of het grote risico van weglekken en het vluchten in zzp-constructies of eigenlijk schijn-zzp-constructies niet betekent dat deze wet zou moeten samenhangen en dat een integrale benadering nodig is waarbij de zzp-problematiek en de rest van de arbeidsmarkt, zoals die hier nu wel geregeld wordt, bij elkaar worden gebracht. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de minister, maar u hoort in mijn vragen en mijn woorden dat ik het zeer ongelukkig vind dat die twee niet bij elkaar aan de orde komen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ganzevoort. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Na de dinerpauze gaan we verder met de behandeling van de Wet arbeidsmarkt in balans. Na de schorsing gaan we verder met wetsvoorstel 35013.