Verslag van de vergadering van 2 juli 2019 (2018/2019 nr. 37)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.16 uur
De heer Crone i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties aan de heer Van Gurp voor zijn maidenspeech. Ik heb u mogen feliciteren met uw benoeming tot Voorzitter, maar ik feliciteer u ook met de eerste fase van dit debat. Ik ben niet zeer tevreden omdat we eerder klaar zijn, maar omdat we een goed debat hebben gehad. Liever een lang debat dat goed is, dan te kort en niet goed.
Ik dank ook de minister, voor de royale beantwoording. Die heeft voor mij zelfs toch nog een aantal nieuwe punten opgeleverd. Allereerst de goede uiteenzetting over de intergenerationele kant hiervan. Ik heb dat te weinig gehoord. Jongeren gaan nu natuurlijk, door die een-op-eenkoppeling los te laten, bij een stijging van de levensverwachting met een jaar een paar maanden eerder met pensioen. Dus hierin zit ook het voordeel voor de jongeren dat ze die balans krijgen. Dat heeft de minister nu ook uitgelegd, namelijk dat de balans tussen het aantal jaren werken en het aantal jaren pensioen gelijk blijft en je niet een-op-een ieder levensverwachtingsjaar hoeft door te werken. Ik denk dat die balans beter moet worden uitgelegd, want anders lijkt dit alleen maar een feestje voor, letterlijk, mijn generatie, terwijl ik juist nu ook aan mijn kinderen kan uitleggen: ook voor jullie zal de pensioenopbouw anders zijn en de AOW-leeftijd eerder ingaan dan zonder Koolmees, zal ik maar zeggen. Dus dat is belangrijk, want dan leveren twee generaties wat in. De ouderen leveren in omdat ze langer werken. Dat blijft zo. De jongeren krijgen er iets voor terug.
We blijven overigens premie en belastingen van hoog niveau betalen. Dat zeg ik tegen iedereen die denkt dat het wel anders kan. We gaan echt naar een verhouding van ooit vijf, zes mensen voor één gepensioneerde naar ongeveer twee, en misschien wel minder. Als we die pensioenleeftijd veel lager zouden vaststellen, wordt het nog minder. Dus jongeren zullen heel veel blijven betalen voor het pensioen en de AOW, ook na deze maatregelen. Nog los daarvan betalen jongeren veel voor zorgsolidariteit waar ouderen in hoge mate, en terecht, van profiteren. De minister klaagt over de koopkrachtontwikkeling. Hij heeft daar gelijk in en daarom ga ik er iets verder op in. De heer Van Rooijen heeft op dat punt ook iedere keer gelijk. Die koopkrachtontwikkeling blijft kwetsbaar. Als u die macrobeelden nou eens voor u houdt, minister, wilt u daar dan commentaar op geven? Het winstaandeel in het nationaal inkomen, het aandeel van het bedrijf in het nationaal inkomen, is in de laatste decennia gestegen van 4% van het nationaal inkomen naar 12%. Daarvan keren ze steeds minder uit aan de gezinnen. Gezinnen kunnen aandeelhouder zijn. En ze geven ook steeds minder aan belastingen, want wij verlagen voortdurend maar die vennootschapsbelasting en andere belastingen. Ik heb het niet eens over ontduiking. De taartpunt die naar het bedrijfsleven gaat, wordt steeds groter. En ze dragen steeds minder een fair share bij aan de overheidsuitgaven en ook geen fair share aan de eigen werknemers.
Gelukkig vindt de premier dit sinds twee weken ook. Ik hoop dat de minister dit ook ondersteunt. Dat heeft met dit debat te maken, want hij gaat nu onderhandelen, ook met de sociale partners. Laat het in het verdere deel van het pensioencontract niet alleen gaan over de rekenrente, want dan rekenen we ons misschien wel rijk en betalen de jongeren het later toch nog weer. Laten we het hebben over een fair share van de werkgevers, de werknemers en de overheid. Ik hoef dan niet het sommetje van Coen Teulings en de Studiegroep Begrotingsruimte te herhalen, want dit zijn de feiten die al vaststaan. Het is niet de Studiegroep Begrotingsruimte die politieke keuzes maakt, dus ik wil toch graag de visie van de minister en het kabinet horen. De scenario's zullen duidelijk moeten maken dat we zo rijk zijn geworden. Maar als je het geld niet besteedt waar het is en overigens ook nog de staatsschuld veel verder aflost dan welk regeerakkoord dan ook heeft voorspeld, reken we onszelf arm. Ik verdeel liever de rijkdom die we hebben dan dat we onszelf arm moeten rekenen. Nogmaals, dit zijn hele realistische cijfers. U kunt ze vinden bij het CPB en de Rabobank; iedereen publiceert ze. Dat lijkt me een goed punt om af te sluiten. Het is een goede boodschap voor de minister om met de sociale partners dit thema nu te bespreken, want anders zitten we daar ook weer met hogere premies. Ze zijn al te hoog en dan willen werkgevers ze niet betalen en willen werknemers ze niet betalen. De koopkracht staat al onder druk en de lonen stijgen niet. Dan is er maar één lachende derde, en dat is dat hogere winstaandeel van de ondernemingen.
Ten slotte, er zijn natuurlijk altijd groepen die nu iets minder krijgen dan ze hadden gedacht. Maar ik wil u toch het volgende voorhouden: een loongerelateerde uitkering is niet een recht op inkomen van een bepaald niveau, maar een verzekering voor werkloosheid. Als je eerder met pensioen gaat of AOW krijgt, ben je niet meer werkloos. Ambtenaren die nu eerder moeten worden ontslagen — ik ben nog burgemeester en er zullen een aantal ambtenaren bij ons eerder weg moeten omdat hun pensioenleeftijd eerder ingaat — gaan we toch niet financieel aanvullen, omdat ze oorspronkelijk gedacht hadden nog drie maanden langer ambtenaar te zijn? Los van de uitvoeringstechnische dingen, want daar ben ik niet zo gevoelig voor, al moet dat wel, is dat toch zeker van belang. Je hebt recht op een loongerelateerd inkomen, omdat je geen baan hebt.
De heer Kox i (SP):
Een helpende hand voor de minister is altijd welkom, hoewel de minister ...
De heer Crone (PvdA):
Dit is gewoon mijn eigen standpunt. Flauw, geen discussietruc, toch?
De heer Kox (SP):
Nee, maar ik vind het opmerkelijk want het probleem wordt ook door de minister onderkend. Hij zegt alleen dat hij het niet kan oplossen, omdat het te ingewikkeld is. U zegt dat er geen probleem is. Daar zit u nou net fout. Er is wel een probleem, want die mensen kunnen daar niet op anticiperen en daardoor kunnen ze dat verlies niet compenseren. De minister zegt: als ik het had gekund, had ik het wel gedaan, maar ik kan het niet. Daarom waarschuw ik ze nu op tijd en hoop ik dat ze daar iets mee doen. Ik vind het opmerkelijk dat de woordvoerder van de Partij van de Arbeid zegt dat er geen probleem is. Volgens mij was iedereen in de zaal het erover eens dat er een probleem was. De vraag is waar we een oplossing vinden.
De heer Crone (PvdA):
Ik denk dat juist u het met mij eens moet zijn. Dit zijn werknemersverzekeringen en die zijn loongerelateerd als vangnet voor werkloosheid. Het is geen vangnet voor als je al pensioen hebt. Behalve dat ze een loongerelateerde uitkering krijgen, kunnen die mensen misschien ook na hun pensioen nog aanvulling krijgen enzovoort. Het is veel ingewikkelder dan het lijkt. Het kan voor individuen een probleem zijn, maar toen we de leeftijd gingen verhogen, waren er weer andere benadeelde groepen, ook op individuele basis, die niet in de systematiek passen. Ik ga liever uit van de systematiek want anders wordt de verzorgingsstaat een rommeltje. Ik wil het niet groter maken dan het is, maar u wel, geloof ik.
De heer Kox (SP):
Nee, ik wil het ook niet groter maken dan het is. Ik zeg alleen maar tegen de woordvoerder van de Partij van de Arbeid dat het probleem wordt onderkend door de regering en is opgebracht in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Het betreft maar een kleine groep en het betreft een relatief kleine schade. Ik heb opgebracht dat als je wetgeving maakt die onbedoeld schade berokkent, je als wetgever als eerste de plicht hebt om te kijken of je het op kan lossen. Dat is iets anders dan zeggen: ik kijk naar de systematiek.
De heer Crone (PvdA):
Ja, maar mensen hebben ook recht op een loongerelateerde uitkering. Dat blijft volledig overeind met wat ik zeg. Maar na een loongerelateerde uitkering nog een verlengde suppletie op de AOW geven? Wilt u een suppletie op de AOW geven? Waarom niet voor andere mensen die dan ook een nadeel hebben?
Ik wil graag eindigen met de minister nogmaals te bedanken. Ik zal mijn fractie adviseren om voor dit wetsontwerp te stemmen.
De voorzitter:
Dank u, meneer Crone. Dan is ten slotte het woord aan de heer Van Gurp.