Verslag van de vergadering van 29 oktober 2019 (2019/2020 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.36 uur
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Precies 30 jaar geleden werd ik lid van de Tweede Kamer. Dat was nadat ik elf jaar in de Rotterdamse haven had gewerkt; de laatste vier jaar als vakbondsbestuurder en de eerste zeven jaar als bootwerker. Het ideologisch motief om die stap te zetten, heb ik na een paar jaar overboord gegooid. De jonge revolutionair werd al snel een jonge reformist. En die reformist ben ik gebleven. Dat jonge is niet helemaal gelukt, maar ik heb heel veel geleerd in de haven. Onder andere wat het is om collega's te hebben die jaar in jaar uit zwaar en onaangenaam werk doen en daar geen middeninkomen maar een laag inkomen mee verdienen. Daarna heb ik, omdat ik televisie maakte, heel veel van de wereld gezien. Elke keer als ik thuiskwam, dacht ik: ik heb geluk dat mijn wieg hier stond. Elke keer dacht ik, en dat denk ik nog steeds: Nederland is een prachtig land, maar het kan nog zo veel beter, vooral voor de mensen die aan de verkeerde kant van de streep terecht zijn gekomen. Die streep is een kloof geworden en precies dat gevoel van onrechtvaardigheid motiveerde mij om de politiek in te gaan.
Dat was 1989. De Verenigde Staten hadden toen net acht jaar Reagan achter de rug. Margaret Thatcher woonde nog in Downing Street. De Muur moest nog vallen. Met flinke rugwind uit de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk werd toen de overwinning van het kapitalisme gevierd. Het neoliberale denken veroverde het Europese vasteland en Nederland was geen meeloper, Nederland was een koploper. Overheidstaken werden verzelfstandigd tot geprivatiseerd en deregulering was aan de orde van de dag. De overheid moest als een bedrijf worden gerund, een klein bedrijf welteverstaan: de bv Nederland.
De gevolgen van de terugtredende overheid werden snel zichtbaar in de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening, de jeugdzorg, de natuur en het openbaar vervoer, om het over de arbeidsmarkt nog maar niet te hebben. We hebben nog steeds een — weliswaar afgeslankte — verzorgingsstaat, maar de twee miljoen flexwerkers vallen daarbuiten. Daarmee zijn wij echt absoluut een Europees buitenbeentje. Ons land heeft de dubieuze reputatie een draaischijf in de mondiale belastingontwijking en witwaspraktijk te zijn en we scoren slecht op de ecologische parameters. Zie de brede welvaartsmonitor die een integraal beeld geeft van hoe ons land ervoor staat. Complimenten voor dit document waar wij bij de financiële beschouwingen graag op terugkomen.
De belofte was dat die terugtredende overheid goedkoper, efficiënter, beter en meer in het belang van burgers zou zijn. Het effect was precies tegengesteld. Herman Tjeenk Willink beschrijft dat treffend in zijn oproep Groter denken, kleiner doen. Het waren vooral de minst weerbare burgers die de dupe werden van het eenzijdige denken in economische termen als winst, kosten, rendement, concurrentie en eigen verantwoordelijkheid. In de crisis kregen zij de hardste klappen.
Maar er is ook hoop, voorzitter. Zowel internationaal als nationaal is het neoliberalisme op zijn retour. De gevolgen van de doorgeslagen marktwerking stuiten op toenemend verzet. Klaas Dijkhoff pleit sinds kort voor een liberalisme dat werkt voor mensen. Hulde voor het inzicht dat het huidige liberalisme dat niet voldoende doet. Minister De Jonge stelt dat de marktwerking in de jeugdzorg is doorgeschoten. Minister Hoekstra heeft het aandeel van de Staat in Air France-KLM uitgebreid om als overheid meer grip op de onderneming te krijgen. Pieter Heerma wil de Volksbank in publieke handen houden. En de premier? Hij bleef niet achter. Hij heeft een visie. De veelbesproken olifant die het uitzicht belemmert, lijkt te zijn verdwenen. Na bijna tien jaar wordt regeren voor deze premier ook echt vooruitzien. Hij heeft onlangs gepassioneerd gesproken over Europa en gezegd: het is toch echt iets meer dan die interne markt. Dat er naast de staatsschuld ook een milieuschuld is, is de erkenning van de premier, en dat de multinationals niet koste wat kost moeten worden verdedigd en gesteund, maar indien nodig ook moeten worden aangesproken en aangeslagen, bijvoorbeeld als het gaat om het verhogen van de lonen. Mijn vraag aan de minister-president is of dat zijn les is van het debacle rond de afschaffing van de dividendbelasting.
Minister Rutte i:
Nee, hè?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Daar kunnen wij het zo nog over hebben.
Dit alles stemt mij hoopvol dat de premier iets kan zeggen over de kentering in het ideologische debat over de rol van de markt en het runnen van die kleine overheid als bedrijf. Ik zal het hem niet aandoen naar zijn visie te vragen, maar zeg er gewoon eens wat over!
Voorzitter. Ons verhaal gaat vandaag over de herwaardering van de rol van de overheid die samen met burgers en hun vertegenwoordigers regie voert op de grote noodzakelijke transities. Om te beginnen willen wij een overheid die kwetsbaren beschermt. Staatssecretaris Blokhuis schrok zich rot toen hij eind augustus hoorde dat het aantal dak- en thuislozen in tien jaar is verdubbeld. Het is een van de gevolgen van de niet-functionerende woningmarkt. Ik schrok me ook rot toen ik dit voorjaar las dat voor een half miljoen mensen de tandarts onbetaalbaar is geworden. Armoede is tegenwoordig af te lezen aan de staat van je gebit. Ik schrok me rot toen het Nibud meldde dat 25% van de huurders financieel klem zit en dat een half miljoen mensen ernstige financiële problemen heeft. Ik schrok me rot toen ik las dat 40% van de bewoners van Bonaire te weinig geld heeft om rond te komen. Maar je rot schrikken volstaat niet. Wij moeten deze misstanden voorkomen, maar in ieder geval nu bestrijden. De overheid hoort een schild voor de zwakken te zijn, maar het schild voor de zwakken is inmiddels een vergiet voor de zwakken. De loonkloof neemt toe en de vermogensverschillen zijn groter dan ooit. Dit alles bracht Kim Putters, directeur van het SCP, vorig jaar tot de retorische vraag hoeveel ongelijkheid een democratische rechtsstaat kan verdragen. Wat gaat het kabinet doen om die toenemende ongelijkheid te bestrijden? Wanneer gaan mensen zelf ervaren dat zij erop vooruitgaan? Ik verwijs naar de belofte in het regeerakkoord.
Voorzitter. Wij willen een overheid die pal staat voor de rechtsstaat. De drugsgerelateerde georganiseerde criminaliteit stelt de rechtsstaat echt op de proef. Met de moord op advocaat Derk Wiersum is een nieuwe grens overschreden. De harde kern lijkt voor niets en niemand terug te deinzen op jacht naar macht en miljoenen. We zullen het met elkaar eens zijn dat de strijd tegen ondermijning effectiever moet worden gevoerd. Ook wij lazen de brief van minister Grapperhaus waarin hij de contouren schetst van een offensief tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. De Italiaanse maffiaexpert Roberto Saviano zei onlangs: "Tot de meest corrupte plekken in Europa behoort Amsterdam. Vanwege jullie financiële systeem is controle bijna onmogelijk en het witwassen is allemaal Nederlands." Ik vraag aan het kabinet concrete actie om inzicht te krijgen in de criminele geldstromen en deze te bestrijden.
De harde werkelijkheid is dat wij op achterstand staan. Dat wordt mede veroorzaakt door de jarenlange bezuinigingen bij de organisaties die de rechtsstaat dienen: politie, Openbaar Ministerie en rechtspraak.
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik durf het om in te breken in de maidenspeech van iemand die 30 jaar geleden voor het eerst in de Tweede Kamer kwam. Tot nu toe complimenten voor het mooie betoog en de onderstreping van het onderhoud dat onze rechtsstaat op vele punten nodig heeft. Tegelijk noemt de heer Rosenmöller Amsterdam, de zorgwekkende staat van de zware drugscriminaliteit en hoe de politie onder druk staat om dat weer op orde te krijgen. Daar spelen harddrugs een hele belangrijke rol. Nu hoor ik toch ook juist uit zijn partij af en toe betogen dat je bijvoorbeeld ecstasy en andere vormen van harddrugs zou kunnen legaliseren en dat dat zou werken. Nederland is op dit moment de wereldexporteur van harddrugs. Wat financiert de zware criminaliteit? Drugs en met name harddrugs. De heer Rosenmöller heeft veel geschetst over onze afkeer van het neoliberalisme. Is dit eigenlijk ook niet een vleugje neoliberalisme, dat we dachten: we laten het aan de markt, we gaan legaliseren en dan komt het wel goed? Hoe kijkt hij naar die visie op harddrugs van zijn partij in de afgelopen decennia? Ziet hij daarin misschien ook een reden om op bepaalde punten even iets bij te sturen zoals hij de minister-president daarvoor complimenteert? Ziet hij een reden om zelf op dit punt voor GroenLinks eens even iets bij te sturen?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dank voor überhaupt het idee dat ik de lijn van mijn partij zou kunnen bijsturen. Maar hoe dan ook, ik zal proberen de vraag serieuzer te beantwoorden. We hebben hier te maken met een buitengewoon complex verhaal. Alles wat in de afgelopen maanden gezegd is over legalisering van harddrugs, met alles wat mijn collega Cathelijne Buitenweg daarover met name de afgelopen maanden heeft gezegd, valt voor de meerderheid in de politiek als zaad op de rotsen, terwijl dat maatschappelijk precies is wat heel veel deskundigen zeggen. Dan zit er de complexiteit bij of je dat in Nederland doet of dat je het internationaal doet. Wij gaan natuurlijk over Nederland, maar we hebben vervolgens met internationale verdragen te maken. Dus de complexiteit is van dien aard dat wij eigenlijk het liefste zouden zien dat bijvoorbeeld de brief van de minister, die een tamelijk omvattend beeld schetst, straks op zodanige wijze uitwerking heeft dat we uiteindelijk een keer de drugsgerelateerde georganiseerde criminaliteit de baas zijn in plaats van dat op sommige terreinen de onderwereld de bovenwereld de baas is.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar de analyse is juist dat die drugsmaffia in Nederland heeft kunnen groeien door het jarenlange gedoogbeleid. Juist de omstandigheden in Nederland — de haven, de regelgeving en onze fantastische infrastructuur — zorgen ervoor dat zware criminaliteit zich graag in Nederland vestigt. Ook als wij drugs zullen legaliseren op wat voor manier dan ook ... Ik gruw ervan. U denkt dat het een oplossing is en daarom wil ik erover praten, want ik wil altijd denken in oplossingen. Maar ook als we het zouden legaliseren, blijven die andere kenmerken voor Nederland gelden en is Nederland een paradijs voor criminelen om stevige harddrugs die levens vernietigen te exporteren. Ik zie niet in hoe GroenLinks zo rooskleurig kan blijven denken dat we deze complexiteit kunnen veranderen door het te hebben over legaliseren, want daarmee normaliseren we het gebruik.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Mevrouw Bikker noemt het woord rooskleurig. Ik wil daarvan wegblijven. Het is buitengewoon ingewikkeld, maar ik bestrijd dat de criminelen, de georganiseerde criminelen Nederland weten te vinden vanwege het gedoogbeleid. In belangrijke mate is het zo dat die criminele organisaties Nederland weten te vinden vanwege het feit dat het een buitengewoon aantrekkelijke vestigingsplaats is om illegale activiteiten te kunnen doen en te kunnen continueren. Dat is wat onderzoek op dit moment vaststelt. En dus zegt ook de minister in zijn brief iets over het aanpakken van die financiële stromen. Dat is precies waar ik nog een keer een extra accent op leg: follow the money. Dat is wat we moeten doen. Nogmaals, het is niet het enige wat we moeten doen, want we moeten ook iets doen aan bijvoorbeeld die vaak jonge kinderen die erin geluisd worden om het rotwerk te doen, om runnerswerk te doen. Dus er zit onmiskenbaar een preventieve en een sociale kant aan, maar ik bestrijd dat georganiseerde criminaliteit zich hier vestigt vanwege het gedoogbeleid. Zie wat de Italiaanse experts hierover zeggen, die ik ook geciteerd heb.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, een derde en laatste interruptie op dit punt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. In de analyse die de politieacademie heeft laten maken over synthetische drugs, wordt betoogd dat Nederland vanaf de jaren zeventig op dit element een tamelijk naïef beleid heeft gevoerd. Laten we dat eerlijk onder ogen zien. Dan wil ik daarna met u over alle oplossingen praten. Daar zit ik niet megadogmatisch in. Maar één ding vind ik wel belangrijk, en dat is dat wij dit gebruik niet normaliseren, want de kinderen van ons land zouden eraan kapot gaan op het moment dat we zeggen dat het normaal is om drugs te gebruiken. Dat is mijn grote zorg als we dingen zeggen over het legaliseren van onderdelen van harddrugs.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik vind het ook niet normaal. Ik vind het goed dat er één element in dit debat zit dat raakt aan de verantwoordelijkheid van de consument. Absoluut. Ik vind het op een bepaalde manier ook hypocriet, maar we hadden dan ook een andere oplossing in het gedoogbeleid, namelijk: de achterdeur is dicht en de voordeur is open. Ja, dat is nu eenmaal tientallen jaren het Nederlandse gedoogbeleid, door uw fractie aan de ene kant bekritiseerd en door ons aan de andere kant bekritiseerd, maar deugen deed het in ieder geval niet. Dat heeft absoluut problemen opgeleverd. Dat is wat ik op dit punt zou willen zeggen. Laten we dat debat voortzetten. Het is complexer dan velen denken, maar we moeten hier met voldoende capaciteit — daar kom ik zo nog over te spreken — die onderwereld de baas zijn.
De heer Cliteur i (FvD):
Ik heb genoten van het betoog van collega Rosenmöller, maar ik moet zeggen dat ik wel een beetje geschrokken ben. Hij doet zichzelf toch wel tekort als hij zegt dat hij geen invloed heeft op het beleid van zijn partij. Dat hoop ik toch niet, want dan kunnen we allemaal wel naar huis gaan. Zo'n belangrijke man binnen GroenLinks moet toch invloed hebben. En ik zou zeggen: in het bijzonder ook in Amsterdam.
Ik ben ook al begonnen over het rapport van Tops en Tromp, wat een beetje onderbelicht is gebleven. Dat schetst de situatie in Amsterdam. Er staat dat Amsterdam een failed state is. Ik maakte het woordgrapje "een failed city", maar ik mag toch zeggen dat Amsterdam wel geleid wordt door GroenLinks en daar zou u toch enige invloed op moeten hebben.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Deze relatie zie ik niet, tenzij u zou willen zeggen dat het sinds vijftien maanden een failed state is.
De voorzitter:
Meneer Cliteur, ten slotte.
De heer Cliteur (FvD):
Als we over de historiciteit van die failed state gaan praten ... Ik vond het erg aardig dat u het had over 1989 en over die Saviano. Saviano is een misdaadjournalist die zijn hele leven al, in ieder geval de laatste jaren, bewaakt wordt vanwege het feit dat hij de maffia heeft bekritiseerd. Eigenlijk een soortgelijke situatie als waarin Geert Wilders zit ten aanzien van het jihadistisch terrorisme. Heel erg vergelijkbaar die twee met elkaar, en ook iets wat ons te denken moet geven, wat erg goed aansluit bij het eerste gedeelte van mijn betoog over de staat. 1989 is eigenlijk ook een belangrijk moment omdat er in 1989 een fatwa wordt uitgesproken door ayatollah Khomeini over Salman Rushdie. Een belangrijke gebeurtenis is in 1989 het vallen van de muur, maar anderzijds is dit ook een heel erg belangrijk moment. Vanaf dat moment hebben we enorme problemen met het jihadistisch terrorisme, en de laatste jaren hebben we dus ook heel veel problemen met die georganiseerde criminaliteit.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Cliteur?
De heer Cliteur (FvD):
De vraag is: hoe gaan we dat aanpakken en wat gaat GroenLinks daar, met name in Amsterdam, aan doen? Ik heb de indruk dat Amsterdam in zekere zin een stad is waar de problemen erg groot zijn, maar waar ook de politieke macht ligt, met name bij GroenLinks, om daar iets aan te gaan doen. En wat gaan we dan doen?
De voorzitter:
De vraag is duidelijk. Meneer Rosenmöller.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
De GroenLinksers in de grote steden doen wat zij kunnen als het gaat om de bestrijding van deze kwestie, maar uiteindelijk zullen toch de besluiten hier bepalend zijn voor datgene wat er lokaal in de grote steden kan gebeuren. Er zit inderdaad overeenstemming tussen een onderdeel van uw verhaal en het mijne. We hebben het allebei gehad over het rapport van Tops en Tromp, door u expliciet genoemd en nu door mij ook. Wij delen de zorg die daaruit voortvloeit. Dus laten we even wegblijven van de vraag wie is waar lokaal het grootst en wie waar wel of niet de meeste invloed op heeft. Volgens ons is essentieel — en als dat iets is wat ons ook bindt, zijn we weer een stap verder — dat we uiteindelijk de redenen waarom de georganiseerde criminaliteit zich hier vestigt met elkaar weg moeten nemen. En dat zit 'm echt voor een deel in de vestigingsfactoren. Dat zit 'm voor een deel in het wonen en dat beleid, en het zit 'm in het gebrek aan capaciteit om het op te lossen. Daar moeten we iets aan doen.
De voorzitter:
Wilt u uw betoog vervolgen?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik was gebleven bij de organisaties van de rechtsstaat die als een bedrijf werden of worden gerund, waarbij te veel de focus ligt op de financiering, op output. Ik wil benadrukken dat de rechtsstaat geen bedrijf is. We moeten een eind maken, zei korpschef Akerboom, aan het jojobeleid. Hij heeft gelijk als hij stelt dat we de rechtsstaat niet overeind kunnen houden als we niet voor een constantere financiering kiezen. Op weg naar een volgende kabinetsperiode hebben wij behoefte aan een langjarige visie, inclusief budgettaire kaders, voor de organisaties die de rechtsstaat dienen: politie, Openbaar Ministerie, rechtspraak, inclusief de gefinancierde rechtsbijstand. Wij vragen het kabinet een breed samengestelde onafhankelijke commissie van deskundigen in te stellen die ons hierover adviseert, zodanig dat de vereiste onafhankelijkheid, toegankelijkheid en slagkracht is gewaarborgd en de rechtsstaat duurzaam wordt versterkt.
Voorzitter. Wij willen een overheid die regie voert op de grote transities waar we voor staan. Een tijdig en effectief antwoord op de klimaatcrisis is er daar één van. Er is internationaal heel veel consensus om de CO2-uitstoot drastisch te reduceren. Het leven van miljoenen mensen wordt nu al beïnvloed door de klimaatverandering en de urgentie komt verder van de demonstranten die regeringen over de hele wereld vragen in actie te komen. De urgentie komt van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties die regeringen continu aanspoort om het verdrag van Parijs uit te voeren. De urgentie komt van onze financiële toezichthouders zoals DNB die financiële instellingen weer aanspoort hun rol te nemen in die transitie. Met de Klimaatwet en het Klimaatakkoord zetten we echt stappen vooruit, maar de premier zegt dat we de tijd hebben tot 2050. Alsof hij er dan nog zit. Dat is precies de verkeerde boodschap, in allerlei opzichten.
De overheid kan dit natuurlijk niet alleen. Wij zullen de beweging van burgers en hun organisaties hard nodig hebben. Dat geldt ook voor het duurzame bedrijfsleven. Wij willen deze transitie doorvoeren op een wijze die volwassenen kunnen dragen en jongeren van ons vragen. Dat vereist regie en coördinatie van een actieve, eerlijke en verbindende overheid. Actief in die zin dat de eigen instrumenten — ik denk aan het investeringsfonds — actief worden benut. Een eerlijke overheid die de vervuiler laat betalen en de sterkste schouders de zwaarste lasten laat dragen. Iedereen zal zijn bijdrage moeten leveren, maar het kan niet zo zijn dat de laagste inkomens relatief de hoogste prijs betalen. Grote transities vragen om een minimum aan zekerheden. Is de premier dit met ons eens? Voor die overheid geldt ook de wet. Ik vraag de minister-president in duidelijke taal te bevestigen dat zowel het Urgenda-arrest als de uitspraak van de Raad van State over stikstof zal worden uitgevoerd.
Voorzitter. Wij willen een overheid die een betrouwbare uitvoerder is, maar wat hebben wij die uitvoering stuk bezuinigd en complex gemaakt. De problemen bij het CBR, de Belastingdienst en het UWV zijn bekend. De decentralisaties leiden tot tekorten en chaotische taferelen in gemeenteland en dat terwijl we voor enorme transities staan op het terrein van klimaat, energie, landbouw, mobiliteit en ga zo maar verder. Veel van die transities moeten lokaal via de instrumenten van de Omgevingswet tot stand worden gebracht. Deskundigen hebben ons hier verteld dat wij op weg zijn naar een volgende crisis waarbij wij de uitvoeringsdiensten en de gemeenten dreigen te overvragen. Wat doet het kabinet aan de beleids- en uitvoeringscapaciteit om de kerntaken en noodzakelijke transities goed te kunnen uitvoeren?
Voorzitter. Wij willen een overheid die zorgt voor een aantrekkelijke publieke sector. Decennialang de overheid marginaliseren, heeft ook gevolgen gehad voor de waarde van het publieke werk. Veel mensen die desondanks kozen voor een loopbaan in de publieke sector, werden geconfronteerd met een enorme werkdruk. Vraag het de mensen bij de politie en de rechterlijke macht, vraag het aan de leraren en verpleegkundigen, en ga zo verder. Mensen die van onschatbare waarde zijn voor onze samenleving; professionals die niet kiezen voor het hoogste salaris, maar zich in veel gevallen drie slagen in de rondte werken. De waardering voor het publieke werk haalt het niet bij de geleverde prestatie. Die waardering hoort er altijd te zijn, tekorten of niet, hoogconjunctuur of niet. Die waardering draagt ook bij aan een hogere status en dat verdienen deze mensen. Als je met twee masters kiest voor het onderwijs, dan hoor je een held te zijn en geen loser. Ik zou bijna zeggen dat de premier ook een held is, omdat hij elke donderdagochtend voor de klas staat, maar hij heeft, geloof ik, maar één master.
Voorzitter. Bij die hoge status hoort ook een acceptabele werkdruk, een fatsoenlijk salaris en vertrouwen in de professionele autonomie. Dat de premier de private werkgevers aanspreekt de lonen te verhogen, schept ook verplichtingen voor de rol van de overheid als werkgever. Wij worden bijna dagelijks geconfronteerd met schrijnende verhalen over lesuitval; veelal jonge kinderen die niet het onderwijs krijgen waar zij recht op hebben met extra gevolgen voor kinderen met minder kansen. Ze zijn vaak woonachtig in kwetsbare wijken van grote steden. En wij maar praten over kansengelijkheid. Ik zal me vanwege mijn hoofdfunctie beperken als het gaat om het onderwijs, maar wij doen een dringend beroep op het kabinet om de acute problemen in met name het funderend onderwijs op te lossen. Graag een concrete reactie.
Voorzitter. Ik rond af. We vieren dit en volgend jaar op tal van momenten 75 jaar bevrijding. Vandaag in Breda. Met een blik over de grens moeten wij erkennen dat velen die vrijheid niet hebben, dat mensen op de vlucht zijn voor honger en geweld. Ik denk aan de Koerden, maar niet alleen aan hen. Wij zullen de komende maanden vaak horen dat de drie-eenheid vrijheid, democratie en rechtsstaat geen vanzelfsprekendheid is, dat we er voor moeten vechten. Het herwinnen van gezag van en vertrouwen in de overheid is daarbij van groot belang. We willen een democratische rechtsstaat blijven, maar te veel mensen keren zich ervan af. Apathie is de dood in de pot van de democratie. We spreken graag over één land, één samenleving, maar de harde werkelijkheid is dat er parallelle samenlevingen bestaan. De overheid zal samen met maatschappelijke organisaties en burgerbewegingen, samen met het welwillende bedrijfsleven, regisseur moeten worden van grote transities en dat vraagt om richting en betrouwbaarheid. Die processen duren immers langer dan een kabinetsperiode. De overheid zal daarbij de minder weerbare burgers moeten beschermen. Zij zal onacceptabele verschillen moeten verkleinen, haar uitvoerende taken moeten verbeteren en juridische uitspraken moeten nakomen.
Voorzitter. Langs die lijnen zal onze fractie het regeringsbeleid beoordelen. De reformist in mij haalt zijn neus niet op voor kleine stappen. Wetgeving die ons per saldo een stap vooruitbrengt, zullen wij dus steunen, maar wij zullen niet aarzelen stappen achteruit te blokkeren.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Meneer Rosenmöller geeft aan dat het heel urgent is dat de CO2-uitstoot wordt teruggedrongen. Wij als PVV zitten anders in deze film, dat wil ik eventjes benadrukken. Maar als u het zo urgent vindt, waarom houdt u dan geen verhaal voor kerncentrales?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Tja, voorzitter, hoeveel tijd heeft u?
De voorzitter:
Niet veel.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat doen wij niet, omdat wij op weg zijn naar een duurzame samenleving en wij kernenergie in de huidige staat niet duurzaam vinden en onbetaalbaar achten. Daarmee wijzen wij het dus af.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Kunt u nader duiden waarom u het niet duurzaam vindt?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik zou zeggen: lees de stukken erop na. Er zijn wel eens mensen die iets gezegd hebben over opslag, dat je dat onder de grond moet doen, dat het daar dus niet verdwijnt en dat volgende generaties daar last van hebben. Ik denk, een beetje zo naar u kijkend, wij misschien net niet meer, maar oké. Dat is niet duurzaam. Duurzaam is dat je er over een paar generaties geen last meer van hebt. Het vraagstuk van de opslag is van dien aard, dat het nog niet is opgelost, niet duurzaam is en dat je dat dus met die vormen van straling niet moet doen.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, derde en laatste keer op dit punt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik vind het eerlijk gezegd — ik doe het omwille van de tijd een beetje kort door de bocht — een beetje gezwets, want er zijn hele goede oplossingen. Er komen ook thoriumcentrales aan. U prefereert waarschijnlijk windmolens. Er stond vanmorgen nog een stukje in de krant over de broeikasgassen die vrijkomen bij windmolens. Dat was al bekend bij het Verdrag van Kyoto maar dat is bewust uit het Klimaatakkoord gehaald. Dus het is in feite wel enigszins hypocriet, moet ik helaas stellen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wij verschillen van mening, maar als je een andere mening hebt, zwets je dan of ben je dan hypocriet? Is dat een beetje de beoordeling van de PVV-fractie? Dan kan ik daar een beetje aan wennen, want het zal vaker voorkomen dat wij misschien net iets anders tegen de werkelijkheid aankijken.
De voorzitter:
Ik stel voor dat wij het debat inhoudelijk houden en dat wij elkaar niet de maat nemen in deze termen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik reageer op de interruptie, voorzitter.
De voorzitter:
Dat begrijp ik.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik moet hier toch wel even op reageren.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik moest reageren. Vindt u het goed dat we het zo even neerzetten?
De voorzitter:
Het woord is aan ...
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Rosenmöller, de voorzitter heeft mij het woord gegeven en dan is het in dit huis zo dat ik het woord mag voeren op dat moment. Maar goed, u moet natuurlijk ook een beetje wennen, want dit is uw maidenspeech. Goed, dat kan gebeuren.
Natuurlijk mag u een andere mening hebben, maar het is natuurlijk wel — ik gebruik toch nog maar een keer de woorden — "enigszins gezwets" dat er geen goede oplossingen zijn voor het radioactieve afval. Er zijn technieken waarbij wij het radioactieve afval zeer, zeer, zeer kunnen beperken.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Mijn conclusie is niet anders dan dat wij het met elkaar oneens zijn. Ik heb slechts gereageerd op de kwalificaties die mevrouw Faber zelf gaf. Ik zal ze niet noemen. Laten wij voortaan doorgaan met op basis van inhoud met elkaar te discussiëren.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb gewacht, want ik heb zojuist van collega Kox geleerd om bij een maidenspeech te wachten tot die beëindigd is. Ik feliciteer de heer Rosenmöller en ook de heer Cliteur met hun maidenspeech. De heer Rosenmöller heeft een mooi pleidooi richting het kabinet gehouden om vast te houden aan alles wat op dit moment aan maatregelen voorligt rondom de klimaatsituatie. We constateren met elkaar dat de bouw op dit moment stilligt. Dat gaat dan om 18.000 projecten en waarschijnlijk zijn er inmiddels wat meer. Grondverzet zit vast. De boeren hebben een enorm probleem. Heeft de heer Rosenmöller bij het vasthouden aan die maatregelen een suggestie richting het kabinet hoe we Nederland uit deze houdgreep krijgen en weer van het slot halen?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja hoor, daar hebben wij de afgelopen weken veel over gesproken, overigens ook samen met boeren. Wij moeten naar een andere landbouw. Dat is, denk ik, toch ons beider vertrekpunt. De juridische uitspraken waar we mee geconfronteerd zijn, zijn het vertrekpunt van ons handelen. We kijken in dit geval niet achteruit, want dat is het vertrekpunt. We hebben een enorm stikstofprobleem. Ik denk dat we dat delen. Hoe ga je dan vervolgens — al dan niet los van de vraag van het stikstofprobleem — om met de toekomst van de landbouw? Hoe kun je met overheidsgeld of geld van de financiers van boeren, zoals banken, boeren tot andere activiteiten verleiden? Daar hebben we natuurlijk allerlei ideeën over, soms ook met boerenorganisaties. Dus jazeker. Het is niet een kwestie van alles steunen wat het kabinet zegt. We hebben het hier over een grote transitie waar we met elkaar uit moeten komen. Je kunt niet tegen boeren zeggen: jongens, de wijze waarop je in het heden produceert en in het verleden hebt geproduceerd, is acceptabel voor de toekomst. Dat is echt ... Dat gaat niet meer.
De heer Schalk (SGP):
Het antwoord van de heer Rosenmöller richt zich op de boeren. Misschien dat het bij de bouwers en bij het grondverzet wat anders ligt. Pfas is nu een lastig extra probleem. Moet de bouw ook halveren of op een andere manier georganiseerd worden, zodat we een totaal andere wijze van het inrichten van het land of iets dergelijks krijgen? We kunnen niet tegen die mensen zeggen dat we met de boeren hebben besproken dat het iets anders moet, want op dit moment zit het land op slot. Ik noemde al de 18.000 bouwprojecten. Dat gaat duizenden banen kosten.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Er is een concreter en een algemener antwoord te geven. Het concretere is dat de boeren een perspectief moet worden geboden. Wat de bouw en pfas betreft, heb ik vanochtend iets op de radio gehoord over voornemens van het kabinet om het RIVM opdracht te geven om naar andere normen te kijken. Daar ga ik me hier niet over uitspreken. Dat komt allemaal wel een keer hier terecht. Ook de bouwers veranderen. In de bouw, in de aard van het werk en de materialen verandert heel veel. In die situatie zitten we. Meneer Schalk we zitten in een economie die zich transformeert van een ouderwetse economie naar een moderne, duurzame economie. Dat geeft allerlei effecten en allerlei vormen van onzekerheid. Ik heb begrip voor die onzekerheid. Wij moeten echter volstrekt helder zijn als het gaat om het perspectief waar wij naartoe werken en vervolgens mensen meenemen op die reis. Alles bij het oude laten, betekent dat we de nieuwe generatie met een schuld opzadelen die onacceptabel is. Ik hoop dat dit ook bij u, uw partij en uw achterban doordringt.
De voorzitter:
De heer Schalk kort en dan ronden we dit punt af.
De heer Schalk (SGP):
Als het over de economie gaat, hebben we op dit moment te maken met een economie die een paar jaar geleden uit het slop is gekomen, op volle toeren is gaan draaien en nu lamgelegd is. Ik kan de heer Rosenmöller volgen als hij zegt dat we naar de toekomst moeten kijken om dit op te lossen. Dat is de lange termijn. We komen daarover met elkaar te spreken. Maar op de korte termijn hebben de bouwers daar niets aan. Er lijken morgen mensen van het grondverzet richting Den Haag te komen. Vanmorgen werd door een van de staatssecretarissen gezegd dat zij ze groot gelijk gaf. Ik heb tenminste begrepen dat ze welkom zijn en dat zij ze toe zal spreken. Die mensen hebben er niets aan als wij nu tegen hen zeggen dat het er over een aantal jaren toch anders uit moet zien. Op dit moment zit de zaak op slot. Hoe krijgen we dat los?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Laat ik er nog een ding over zeggen Wat mij de afgelopen maanden heeft gepuzzeld — als ik dat zo mag zeggen — was de vraag hoe het mogelijk was dat de PAS-wet de Eerste Kamer heeft kunnen passeren. Hoe is dat mogelijk geweest? Wij praten over problemen die hier jaren geleden besproken zijn. Met een overgrote meerderheid heeft deze Eerste Kamer ingestemd met wetgeving waarvan we vandaag de dag de consequenties ervaren. De Partij voor de Dieren, 50PLUS, de SP en ondergetekende hebben daar niet voorgestemd. Ik denk dat ik nu niemand tekort doe. Oh, de OSF, excuus. Dat was het handjevol aan tegenstanders. De overgrote meerderheid, ook uw partij, was daarvoor. Ik zou bijna geneigd zijn een beetje de flauwe jij-bak te gebruiken door te zeggen: is er bij ook enige reflectie mogelijk op de vraag waarom dit in 2014 heeft kunnen gebeuren, waardoor wij nu in 2019 de boel op slot hebben moeten zetten als gevolg van juridische uitspraken?
De voorzitter:
De heer Schalk kort.
De heer Schalk (SGP):
Ik dacht dat ik geen ruimte meer kreeg, voorzitter, maar ik werd inderdaad even aangesproken. Was er enige reflectie? Ja, bij de SGP is er enige reflectie. Dat is de reden dat mijn partij onlangs tegen de Klimaatwet heeft gestemd. Daarmee plaatsen we opnieuw een of ander percentage in de wet waar we in de toekomst gigantisch tegenaan zullen lopen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. U krijgt in uw eigen termijn nog uitgebreid de kans om hierop in te gaan. Ik ga nog even kort naar de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
In de eerste plaats mijn gelukwensen aan de heer Rosenmöller voor zijn maidenspeech. Die gelukwensen gelden ook voor de heer Cliteur. In lijn met wat eerder is gezegd, heb ik ook gewacht tot het eind van de bijdrage. Ik heb iets gemist en u kunt wel raden wat dat is. U heeft de woorden "pensioenakkoord" en "pensioenen" niet in de mond genomen. Dat is opmerkelijk omdat GroenLinks met de Partij van de Arbeid als oppositiepartijen het pensioenakkoord hebben gesteund. Mijn vraag is met name ingegeven door wat er na begin juni bij het tekenen van dat akkoord is gebeurd. De rente daalde en de kortingen worden voor miljoenen mensen steeds groter. Vindt u niet dat met het oog op de verdere voortgang van de onderhandelingen over een pensioenstelsel alle kortingen van tafel moeten? Ik herinner aan het initiatief dat ik vorig jaar in de Tweede Kamer samen met collega Smeulders van GroenLinks heb ingediend om de termijnen van vijf jaar met twee jaar te verlengen om de pensioenfondsen, die vanwege die absurde rekenrente onder water dreigden te komen, meer tijd te geven. Nu zijn we maanden verder. Vindt u niet dat we terugkijkend moeten zeggen dat met het oog op het slagen van die onderhandelingen — wij vinden die eigenlijk niet nodig maar u wel — die kortingen in ieder geval van tafel moeten? Grotelijks korten is natuurlijk heel schadelijk voor het vertrouwen, maar er is ook een grote kans dat het akkoord gaat mislukken.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik zeg tegen u als tweede collega op een rij dat we niet alles kunnen houden zoals het is. Dat geldt voor de landbouw en de bouw, maar ook voor de pensioenen. Als het gaat om de dreigende kortingen, zeg ik tegen de heer Van Rooijen dat onze Tweede Kamerfractie, met andere fracties en met de minister heeft besproken of je niet in alle redelijkheid iets kunt bedenken waardoor die kortingen niet doorgaan. We zitten in een overgangsfase. Het was juist de bedoeling van het pensioenakkoord om die kortingen te voorkomen. U weet wat er op de financiële markten is gebeurd. U weet wat er met betrekking tot de rente is gebeurd. U weet welk effect dat heeft op de dekkingsgraad. U weet welke dekkingsgraad nodig is om niet te korten. U kent die grenzen net zo goed of zelfs beter dan ik. Desondanks hebben we tegen de minister gezegd: kijk wat je kunt doen om kortingen per 1 januari aanstaande te voorkomen.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, kort een laatste vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik denk dat ik eventueel zelfs een derde vraag zou mogen stellen. Collega's mogen dat ook.
De voorzitter:
In dit huis geldt evenals onder mijn voorgangster dat er twee interrupties worden geplaatst en bij uitzondering drie.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Of soms vier.
De voorzitter:
Die lijn trekken we door.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik ben pas aan mijn tweede en word al bijna tot de orde geroepen.
Met het antwoord dat je niet alles bij hetzelfde kunt houden, ben ik het eens — in het algemeen althans. Maar daarna gaf u mij een antwoord dat mij enigszins het vertrouwen geeft dat u met ons hier in deze Kamer t.z.t. als er voorstellen komen meedenkt over hoe we die kortingen kunnen voorkomen, juist met het oog op het nieuwe stelsel. Dat was ook de achtergrond en de motivering van het gezamenlijke initiatiefwetsontwerp met GroenLinks voor jong en oud.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het kan zo zijn dat de heer Van Rooijen verbaasd is, maar dan heeft hij echt iets gemist. De hem welbekende Paul Smeulders aan de overkant zegt namelijk precies hetzelfde, al maandenlang. Ik zie een non-verbale reactie van de minister van Sociale Zaken die mij goeddoet.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat zag ik dan even niet.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Nee, daarom zeg ik het u ook even.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank u wel. Even klip-en-klaar. Zegt u dat u van minister Koolmees eind november, wanneer die brief komt, verwacht dat alle kortingen van tafel gaan of dat er alleen in de marge iets met onnodige kortingen wordt gedaan, waarbij met name het ABP en Zorg en Welzijn worden geholpen in verband met die kritische dekkingsgraad waar ze net onder zouden vallen? Dan moet je de VEV-korting eventueel heroverwegen. Ik spreek hier over de kortingen in de metaal aan het eind van het jaar. Vindt u dat voor de 2 miljoen werknemers en gepensioneerden in de metaal — anderhalf miljoen werkenden en een half miljoen gepensioneerden — de kortingen van tafel moeten en dat de minister dat eind november moet besluiten?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Die vraag kan ik niet beantwoorden, en ik zal u ook zeggen waarom. Vind je dat je bij de Algemene Beschouwingen antwoord moet geven op de vraag wat er bij een van die tientallen pensioenfondsen die we hebben, met al die variëteit, wel of niet moet gebeuren, terwijl we nog niet eens de brief van de minister hebben? De beleidslijn van onze fractie hier en aan de overkant is dat er alles aan moet worden gedaan om in de gedachte van het pensioenakkoord te werken en te blijven werken om kortingen ongedaan te maken. Korter kan ik het niet maken.
De voorzitter:
Dan ga ik nu naar mevrouw Bredenoord.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Mag ik nog even reageren?
De voorzitter:
Nee, u heeft nu vier interrupties gehad. Dat is al één bonus. U krijgt straks eigen spreektijd en dan kunt u dit nog adresseren. Mevrouw Bredenoord?
Mevrouw Bredenoord i (D66):
Ik heb een korte vraag, met nadruk op "korte", aan de heer Rosenmöller. U heeft veel aan het kabinet gevraagd over drugsbeleid. In uw bijdrage en ook in de bijdragen van collega's hiervoor hoorde ik een om verschillende redenen toch wel breed ongemak over de huidige situatie. De achterdeur van coffeeshops is verboden, maar de voordeur wordt gedoogd. Nou hebben we volgende week wanneer dat wetsvoorstel besproken wordt een hele mooie kans om eindelijk eens te beginnen met een verandering van beleid. In tien gemeenten kijken we of er in een gesloten keten wietexperimenten gedaan kunnen worden. Mijn enige geste is een uitgestoken hand naar de heer Rosenmöller: zullen we proberen om de situatie daar te veranderen, zullen we kijken of we het huidige beleid kunnen veranderen?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik haal de laatste zin aan die ik uitsprak: de reformist in mij haalt zijn neus niet op voor kleine stappen en wetgeving die ons per saldo een stap vooruitbrengt zullen wij steunen. Onze intentie is — maar het is allemaal volgende week — om dit te zien als een stap vooruit en om dit te steunen.
De heer Kox i (SP):
Voor een reformist houdt de heer Rosenmöller een keurig verhaal. Ik ben er erg blij mee. Ik ben ook erg blij dat u meedoet aan de Algemene Beschouwingen. Ik vind het van belang om nog één vraag op tafel te leggen. Er komt nogal wat kritiek zo gauw je hier zegt, zelfs als reformist, dat we toch ook aan de productiekant iets moeten doen en dat we zo niet verder kunnen. Dat is mij uit het hart gegrepen. Is het — dat is mijn vraag aan collega Rosenmöller — niet de grote makke, de grote fout van de afgelopen twintig jaar geweest dat we bijna stelselmatig niet naar de productie keken en ons alleen maar bezighielden met "iedereen kan produceren wat hij wil en dan gaan we het in de consumptiesfeer bekijken"? We zullen nu moeten gaan bekijken hoe we voedsel produceren, hoe we goederen produceren en wat de bijgevolgen zijn. Als we daar niet naar gaan kijken, kunnen we het klimaatprobleem nooit oplossen. Als wij het daarover eens zijn, dan vergeef ik collega Rosenmöller zijn reformisme en sluit ik me graag bij zijn club aan.
De voorzitter:
Daar ligt een kans voor meneer Rosenmöller.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wij zijn het eens, voorzitter; ik zal u helpen.
De voorzitter:
Dan meneer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
In veel van wat collega Rosenmöller heeft gezegd kan ik me vinden. Hij zei dat hij geen uitspraken zou doen over de PAS en over pfas, maar gelukkig kwam hij er toch op terug door te zeggen "hoe kan het dat nou dat de PAS dit huis gepasseerd heeft?" Onze partijen stonden schouder aan schouder toen we de PAS probeerden tegen te houden. Dat is niet gelukt. Nou heeft GroenLinks aangekondigd dat ze een ietwat andere positie ten opzichte van het kabinet wil gaan aannemen. Ze heeft voor de Landbouwbegroting gestemd. Ook bij pfas en PAS wordt het heel belangrijk wat de positie van GroenLinks wordt. Gaat GroenLinks nog steeds schouder aan schouder strijden tegen maatregelen zoals PAS, of wordt het anders? Kan de heer Rosenmöller daar wat duidelijkheid over geven?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik weet niet precies waarop u doelt met anders tegen het kabinet aankijken. Wel heeft mijn collega Jesse Klaver bij de Algemene Politieke Beschouwingen zes weken geleden in de Tweede Kamer een verhaal gehouden waar een andere politieke cultuur onderdeel van was. Ik kende dat verhaal. Voor zover er enige zorg bij u is dat dat ons misschien niet bekend was, kan ik die zorg wegnemen. Dat is één. Twee. Wij stonden en staan, denk ik, schouder aan schouder als het gaat om het PAS. Met betrekking tot pfas staan we helemaal aan het begin. Ik zou niet weten wat ik daarover zou moeten zeggen, nu de staatssecretaris het RIVM een opdracht heeft gegeven. Dat zien wij hier allemaal wel langskomen; waarschijnlijk eerst daar aan de overkant in het geval van wetgeving en dan hier. Ik kan me dus niet voorstellen dat het bij dit soort vraagstukken anders zal zijn dan in het verleden en dat wij hierin dus samen schouder en schouder blijven optrekken.
De voorzitter:
Meneer Koffeman, laatste opmerking.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat doet mij deugd. Mijn zorg was overigens niet dat u niet op de hoogte zou zijn van de verruiming van uw Tweede Kamerfractie ten opzichte van het kabinetsstandpunt. Mijn zorg was veel meer dat u dat misschien ook zou doen ten aanzien van pfas. De staatssecretaris heeft het RIVM een opdracht gegeven: jongens, kunnen jullie eens even onderzoeken hoe die norm verruimd kan worden? Dat is normaal gesproken niet de opdracht die je aan wetenschappers geeft. Je vraagt aan wetenschappers: kunnen jullie zeggen wat een veilige norm is? Als je een voorschot neemt op de uitkomst en eigenlijk zegt "doe alles om de norm ruimer te maken", dan verwacht ik eigenlijk van u dat u schouder aan schouder zegt: maar dat kan toch niet de insteek zijn van dat onderzoek of die opdracht?
De voorzitter:
Het punt is helder. Meneer Rosenmöller?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Er is net een klein interruptiedebat geweest tussen wetenschappers. In die categorie meng ik mij niet, want ik moet mijn meerderen erkennen in de collega-hoogleraren. Maar ik denk eerlijk gezegd dat het RIVM een zodanige staat van dienst heeft dat het zich niet laat beperken tot een antwoord op de vraag "het is veilig; geef een andere norm opdat we weer kunnen gaan werken". Zo zal het RIVM dat niet doen, denk ik. Als dat wel het geval zou zijn, dan komen wij elkaar weer in hetzelfde kwadrant van het politieke speelveld tegen.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik verheug me erop.
De voorzitter:
Dank u wel.
Meneer Rosenmöller. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Het is natuurlijk vreemd om in uw geval te spreken van een maidenspeech. Maar toch doen we dat. Ongeacht uw staat van dienst in die andere Kamer, wordt uw eerste inbreng in dít huis als "maiden" beschouwd. Staat u mij daarom toe iets van uw achtergrond te schetsen.
Voor ik inga op uw politieke ervaring, neem ik u graag mee terug naar 1978, toen u stuwer werd in de Rotterdamse haven. Dit wordt een lang verhaal. Een stuwer of havenarbeider is iemand die de schepen laadt en lost. Als stakingsleider in de haven en districtsbestuurder van Vervoersbond FNV kreeg u al enige bekendheid. In 1989 bent u uitgeroepen tot Havenman van het Jaar, een titel die tot dan toe voorbehouden was aan havenondernemers. U werd in datzelfde jaar lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks. Van mei 1994 tot november 2002 was u politiek leider van de partij en fractievoorzitter in de Tweede Kamer. In januari 2003 nam u afscheid. Na een onderbreking van ruim zestien jaar bent u sinds 11 juni weer actief in de politiek als fractievoorzitter van GroenLinks in deze Kamer.
In de tussenliggende jaren leerden wij u ook van andere kanten kennen. Zo maakte u voor de IKON programma's zoals Spraakmakende Zaken, waarin u bekende Nederlanders interviewde over actuele onderwerpen. Daarnaast was u lid of voorzitter van verschillende werkgroepen die de regering adviseerden, zoals de Commissie participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen, en was u ambassadeur van Jongeren op gezond gewicht. Sinds 2013 bent u voorzitter van de VO-raad.
Zowel binnen als buiten de Tweede Kamer heeft u in de loop der jaren grote belangstelling én inzet getoond voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. U was in de Tweede Kamer voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken. Buiten de Kamer bent u lid geweest van de Werkgroep Bestuurlijke en Financiële verhoudingen Nederlandse Antillen. Het mag dan ook geen verrassing heten dat u in deze Kamer voorzitter werd van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, KOREL.
In uw autobiografie Een mooie hondenbaan uit 2003 schreef u in de epiloog: "Een terugkeer naar Den Haag? Ik moet er nu niet aan denken (...). Maar het gezegde 'zeg nooit nooit' geldt ook voor Den Haag." Dat is vandaag maar eens te meer bewezen. Nogmaals van harte welkom, meneer Rosenmöller.
We gaan nu schorsen voor de lunch. Ik stel voor dat we strak om 13.30 uur beginnen, want we hebben nog een groot aantal sprekers, waar we ons allemaal op verheugen.