Plenair Vos bij Voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 29 oktober 2019 (2019/2020 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.14 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Vos i (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen om mijn mede-maidens ook te feliciteren met hun maidenspeech, net als de Voorzitter, want dit is zijn eerste grote debat, en uiteraard de heer Snel, leeftijdgenoot. Ik ben ook net 49 geworden, een topleeftijd.

Voorzitter. We leven in een welvarend land: stabiel, niet al te grote conflicten en, getuige de Miljoenennota, met nog steeds goede vooruitzichten. Maar hoe kan het dan zijn dat er een lerarentekort is? Hoe kan het zijn dat mensen met een modaal inkomen geen huis meer kunnen kopen? Hoe kan het zijn dat een op de negen kinderen in armoede opgroeit? Er is geen tekort aan geld. Er is geen tekort aan plannen. Er is een tekort aan eensgezindheid in deze coalitie om te besluiten hoe en waar het geld ingezet kan worden. Gelukkig is er een oppositie die deze coalitie kan helpen om de juiste beslissingen te nemen. De PvdA-fractie doet vandaag een aantal suggesties waarmee de regering morgen al aan de slag kan.

Voorzitter. Ons onderwijs is een onderwerp van aanhoudende zorg voor deze regering, voor alle regeringen, maar de laatste maanden meer een kopzorg. De PvdA-fractie kan zich namelijk niet voorstellen dat de regering zelf gelooft dat je met incidenteel geld een structureel probleem kan oplossen. En dat is ook niet zo. We lazen onlangs in de krant dat alle coalitiefracties meer geld voor onderwijs willen, maar dat door de structuur van het coalitieoverleg de wens voor meer geld voor onderwijs vergeten was. Ik hoop dat de kern waar is, namelijk dat alle vier coalitiepartijen vinden dat er structureel iets moet worden gedaan tegen het lerarentekort. Want ouders voor de klas in plaats van bevoegde docenten, vierdaagse schoolweken, geen onderwijs voor vierjarigen, klassen met 60 kinderen en rijke ouders die per jaar 200 miljoen betalen voor bijlessen voor hun kinderen noemen we publieke armoede. Ik kan er gewoon niet bij dat dit Nederland is.

De leraren gaan volgende week actie voeren, zonder trekkers, maar hopelijk met steun van veel Nederlanders. Maar liever gaven ze de kinderen gewoon les. De regering weet precies wat ze moet doen om die actie overbodig te maken. Het lerarentekort is volgend jaar niet opgelost met een eenmalig extra bedrag uit de Najaarsnota. Het lerarentekort pak je aan met structureel geld en bestendig beleid. De leraren moeten weten dat er een einde komt aan de werkdruk. Het vak wordt aantrekkelijker als docenten in het primair onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs evenveel betaald worden als in het voorgezet onderwijs. Dat vergt dus structureel geld. De regering realiseert zich denk ik ook dat kinderen in achterstandsbuurten het meeste last hebben van het lerarentekort. En dat we door te dralen hun kansen op een goed leven verkleinen. Is de regering bereid om het lerarentekort daadwerkelijk aan te pakken en structureel geld toe te kennen aan dit cruciale onderdeel van de begroting?

Voorzitter. Nu ik toch bij "dingen die geld kosten" ben, wil de PvdA-fractie ook het aangekondigde investeringsfonds bespreken. In het doel van de plannen kunnen wij ons zeker vinden: ons toekomstig verdienvermogen versterken, innovaties stimuleren en het ontwikkelen van een circulaire economie. Dat is allemaal heel goed. Wij snappen echter niet waarom je daarvoor een apart fonds moet optuigen. Weet u nog: het FES en het Innovatieplatform? Dat werden in no time honingpotten waar de polder omheen krioelde op zoek naar projecten voor het geld. Dat werkt niet.

Nederland heeft een zeer goede infrastructuur voor onderzoek, zowel tussen de disciplines als in verbinding met ondernemingen die de innovaties kunnen uitvoeren. Dat bleek ook wel uit het onderzoek van de heer Rinnooy Kan en mevrouw De Graaf. Ze is al vaak ter sprake gekomen in de debatten over wetenschap, maar wat Mariana Mazzucato zegt over het nut van overheidsinvesteringen, blijft een waarheid als een koe. Bijna alle innovaties hebben ergens een onderzoeker aan de basis die van de overheid geld, tijd en middelen kreeg om fundamenteel onderzoek te doen. Nobelprijswinnaar Feringa zei zelfs dat met de huidige wijze van financiering hij nooit zijn baanbrekend onderzoek had kunnen doen.

Voorzitter. De PvdA-fractie vraagt de regering of zij de meest efficiënte route naar een zinnige besteding van het geld wil nemen. Als je het verdienvermogen wil versterken, dan staan er honderden wetenschappers met plannen klaar om fundamenteel en toegepast onderzoek te doen. Hoe geweldig zou het zijn als de NWO een paar jaar alle goede voorstellen kan honoreren? Dat er niet meer geloot hoeft te worden tussen goede voorstellen? Dat er weer tijd en ruimte komt om in de eerste geldstroom fundamenteel onderzoek te doen?

Voorzitter. De plannen voor het fonds zijn nog niet uitgewerkt. Wil de regering toezeggen dat ze ook serieus kijkt of de omweg van het fonds kan worden overgeslagen? Dan kan de regering morgen al beginnen met het verdienvermogen te versterken door de reguliere kanalen voor onderzoek en wetenschapsbeleid te steunen met meer geld. Dat geldt overigens ook voor een aantal andere nuttige investeringen op het gebied van woningbouw en klimaat. We geven nog een aantal suggesties.

Ik zei het net al in het debatje met de heer Knapen: tijdens de APB in de Tweede Kamer werd er weer gesproken over "volkshuisvesting". U begrijpt dat dat woord er bij de PvdA in gaat als Gods woord in een ouderling. Dat zeg ik ook richting de SGP. We zijn gelukkig teruggekomen van het waanidee dat de woningmarkt vanzelf goede en betaalbare woningen produceert. Tijdens de economische crisis hebben woningbouwcorporaties een verhuurderheffing opgelegd gekregen. Het resultaat is dat ze nu veel minder doen dan ze zouden kunnen doen. Maar als je wilt dat er maatschappelijke verbinding is tussen lage inkomens, middeninkomens en hoge inkomens, en dat de verschillende inkomensgroepen bij elkaar kunnen wonen, dan moeten woningbouwcorporaties ook de middeninkomens kunnen bedienen. En het liefste ook zorgen voor zorg in de buurt, zodat ouderen kunnen blijven wonen in hun eigen omgeving. En jeugdhonken, buurthuizen, sportveldjes, zodat jongeren niet in handen kunnen vallen van de verkeerde figuren.

Voorzitter. De huizenmarkt is ontploft, mensen met een middeninkomen zijn aan de markt overgeleverd en kunnen geen kant meer op. Het is tijd dat de regering een opvatting heeft over volkshuisvesting en dat zij haar grondwettelijke taak volgens artikel 22 gaat omzetten in daden. De PvdA-fractie vraagt aan de regering of zij de inkomensnorm wil verhogen, zodat ook middeninkomens in die huizen kunnen wonen. Ik hoorde in het gesprek met de heer Knapen dat ook hij vindt dat de verhuurderheffing per saldo meer moet dalen dan stijgen. Dat is namelijk nu het geval. Wil de regering ook toezeggen dat de verhuurderheffing per saldo daalt en niet stijgt?

De heer Kox i (SP):

Ik ben ook blij dat mevrouw Vos blij is dat we weer over volkshuisvesting spreken. Naarmate je ouder wordt, heb je meer verleden. In mijn verleden deed zich het jaar 1995 voor toen de bruteringsoperatie plaatsvond. Die vond plaats toen de Partij van de Arbeid in de regering zat, samen met de VVD. Ik ben echt blij met wat u zegt en wat andere partijen zeggen, maar betekent dat dan ook dat de Partij van de Arbeid zich nu realiseert dat we de knip die we toen maakten, waarbij we woningbouwcorporaties feitelijk privatiseerden van de overheid, moeten gaan herstellen? En dat we op de een of andere manier de woningbouwcorporaties zullen moeten aankoppelen bij de overheid, om die fout uit het verleden — wie die ook gemaakt heeft — goed te maken? Want we moeten nu wel boter bij de vis gaan leveren.

Mevrouw Vos (PvdA):

Zeker. De PvdA heeft veel geleerd van die periode. Dat heeft u ook gezien in al onze inbrengen aan de overkant en volgens mij de afgelopen jaren ook hier met mijn voorganger. Die harde knip die is gemaakt, de manier waarop wij woningbouwcorporaties, het maatschappelijk middenveld, verenigingen die bestuurd werden door en voor gebruikers, hebben vermarkt, is zeker een grote fout geweest. Ik ben blij dat wij ook mogen leren.

De voorzitter:

Hervat uw betoog, mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ook hier weer: de plannen liggen klaar, de woningbouwcorporaties kunnen het, morgen kunnen we beginnen. Ook de gemeenten weten wel raad met de overschotten: zorg, zwembaden en bibliotheken. Allemaal publieke voorzieningen die lijden onder publieke armoede. Wat ons betreft gaat de regering niet alleen een onderzoek doen naar de trap-op-trap-afsystematiek, maar investeren we morgen al in publieke rijkdom. Daar heeft iedereen, elke inkomensgroep, wat aan.

Voorzitter. Het klimaatbeleid vergt net zoveel eensgezindheid als destijds de eerste polderaars die schouder aan schouder de dijken aanlegden. We moeten onze eigen energie opwekken. We moeten minder afval produceren. We moeten minder stikstof en CO2 uitstoten. Het klimaatbeleid moet je niet politiseren. Dat moet geen strijd worden tussen bezorgde boeren en bezorgde jongeren. We moeten gewoon aan de slag. Ik denk dat zelfs een verstokte klimaatontkenner trots zal zijn als wij over een paar jaar Nederland energieonafhankelijk hebben gemaakt en we weer echte winters en schone lucht hebben.

En wederom, voorzitter: daar kunnen we morgen aan beginnen. De regering heeft daar de middelen voor. Het overschot op de begroting kan ingezet worden om de leenfaciliteiten voor burgers om te verduurzamen te vergroten. Het overschot kan ingezet worden om woningbouwcorporaties te ondersteunen die huizen energiezuiniger te maken. Daar hebben ook de lage inkomens en middeninkomens wat aan. De regering kan morgen aan de slag om de klimaatmaatregelen voor mensen haalbaar en betaalbaar te maken.

Voorzitter. Nu een onderwerp dat geen geld kost, alleen moed. En dat vraag ik aan de minister-president. Ik wil het hebben over de normalisering van racisme. Het gegeven dat mensen zich niet meer schamen om racistische drek de publieke ruimte in te slingeren. Een van de meest schokkende voorbeelden daarvan waren de reacties op de troonrede van kinderkoning Yusuf Khalid. Deze 14-jarige gymnasiast sprak in zijn troonrede over depressie bij kinderen, een aangrijpend en moedig onderwerp voor een troonrede. Wat was zijn dank? Opmerkingen zoals deze, met naam en toenaam: "Koning van de jeugd zijn van Nederland houdt voor mij in dat er een Hollands kind zit en niet dit". We hebben het over een jongen, van 14 jaar, scholier, een mens, en niet "dit". Ik denk ook aan een gemeenteraadslid in Emmen, Ugbaad Kilinci. Ze draagt een hoofddoek en ze is geboren in Somalië. Ik ga hier niet herhalen wat voor diepbeledigende dingen zij naar haar hoofd geslingerd krijgt, ook als ze met haar dochtertje van 8, even oud als mijn dochter, over straat loopt, door mensen die de schaamte voorbij zijn. De kinderen van minister Kaag gebruiken de achternaam van hun moeder als ze solliciteren, omdat ze weten dat ze met de achternaam van hun vader niet uitgenodigd worden voor een gesprek. Het blijft dieptreurig, arbeidsmarktdiscriminatie.

Het kabinet gaat discriminatie aanpakken bij uitzendbureaus. Maar dit soort beleid moet, zoals al eerder is gememoreerd, in vruchtbare aarde vallen. Als er een norm is, namelijk dat je mensen niet beoordeelt op hun kleur of afkomst, dan heeft dit soort beleid ook meer succes. Het is een oude beleidswijsheid: het heeft pas zin om een wet te maken als 80% van de bevolking het doel van de wet logisch vindt. De strijd tegen het roken is ook makkelijker geworden nu de overgrote meerderheid van de Nederlanders roken gewoon vies vindt.

De minister-president kan het ook: een norm stellen. Hij reageerde spontaan op een seksistische opmerking van een Tweede Kamerlid, dat het smalend over een "theekransje" had toen het over geschiktheid van mevrouw Von der Leyen ging. Ik citeer de minister-president: "Ik ben er zo trots op dat de functie van minister van Defensie tegenwoordig overal ter wereld door vrouwen wordt ingevuld en dat meisjes als ze geboren worden tegenwoordig kanselier van Duitsland kunnen worden" — of premier van België — "of voorzitter van de Tweede Kamer. Wat een verkeerde opmerking zeg, buh." Dat zei de minister-president.

Voorzitter. Ik zou willen dat de regering dat vaker doet: de norm stellen en erin hameren wat normaal is. Racisme mag nooit normaal worden. Het is een rotte plek in onze samenleving. Ik ga ervan uit dat de regering het met de PvdA-fractie eens is.

Voorzitter, tot slot. Eensgezindheid heeft Europa het welvarende en vredige continent gemaakt dat het nu is. Ik begrijp wel dat mensen hierheen vluchten voor hun veiligheid en de hoop op een beter leven. Wij kunnen ons niet voorstellen hoe wanhopig je moet zijn, als je weet dat je kan sterven in een vrachtwagen of op een rubberbootje, op zoek naar een beter leven. De problemen die deze mensen ontvluchten, lossen wij niet eenvoudig op. De Middellandse Zee afgrendelen of wat extra ontwikkelingshulp pakt de oorzaken van die wanhoop niet aan. Het begin van een oplossing vraagt dezelfde eensgezindheid van het Europa na de Tweede Wereldoorlog om de oorzaken van armoede en oorlog aan te pakken. Helaas wordt er geschuurd aan de eensgezindheid in Europa en haar bondgenoten. De PvdA-fractie hoopt vanuit haar vezels dat we blijven leren van de geschiedenis. Niet alleen voor onze eigen vrede en welvaart, maar juist ook voor de wanhopigen buiten Europa. We wensen de regering wijsheid en eensgezindheid toe bij de besluitvorming over vluchtelingen en het conflict in Syrië.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vos. De heer Cliteur.

De heer Cliteur i (FvD):

Ik zou mevrouw Vos, die ik wil feliciteren met haar mooie speech, graag wat verder willen bevragen op het concept racisme. Zij heeft net verteld dat ze zich zorgen maakt over de normalisering van het racisme. Ik moet zeggen dat ik me ook zorgen maak, niet zozeer over de normalisering van het racisme, maar meer over wat ik de "rassificatie" noem: het ten onrechte tot kwesties van ras maken wat eigenlijk misschien wel gewoon politieke meningsverschillen zijn. Als je bezwaren hebt tegen bijvoorbeeld hoofddoeken in de publieke dienst, of als je het bijvoorbeeld verkeerd vindt dat een minister naar Iran gaat en zich dan speciaal sluiert, dan ben je geen racist. Dan heb je een discussie over de vraag of de ambtelijke dienst niet neutraal moet zijn en of je het een goed idee vindt dat mensen zich religieus geoormerkt of ideologisch geoormerkt in de publieke ruimte moeten bevinden. Racisme is een heel ernstig verwijt. Mijn vraag aan mevrouw Vos zou zijn: wordt dat hier niet te pas en te onpas gebruikt? Doe je daarmee geen onrecht aan het nare van het racisme in de eigenlijke zin van het woord?

Mevrouw Vos (PvdA):

Dank u wel voor de vraag, maar: nee. Ik wil geen semantische discussie voeren over wat wel en niet precies racisme is. Dan mist u het punt dat we volgens mij allebei belangrijk vinden. De voorbeelden die ik net noemde, gaan wel degelijk over racisme. Die gaan over de kleur van de huid van Yusuf, die gaan over de kleur van de huid van het gemeenteraadslid en ook over wat ze draagt. Ik wil het over racisme hebben, omdat die vorm van beledigen en die vorm van onderscheid maken tussen mensen zo ontzettend pijnlijk is. Iemand kan niks doen aan hoe hij of zij geboren wordt. Ik wil het juist daarover hebben. We kunnen een hele semantische discussie hebben over wat er dan precies wel en niet onder valt en of dat dan belediging is, ja of nee. Ik vind het soms ook heel beledigend wat er gezegd wordt tegen mensen met een andere politieke opvatting. Ik vind dat we daar ook tegen mogen optreden, zeker in dit huis. Maar ik wil het heel precies hebben over die hele oude rot in de samenleving, dat we mensen beoordelen op de kleur van hun huid.

De heer Cliteur (FvD):

Het probleem is dat als we hier precies willen zijn, we dan juist wel precies moeten zijn op die semantische onderscheidingen. We moeten het woord "racisme" niet te pas en te onpas gebruiken. Mevrouw Vos heeft terecht gezegd dat ze het een hele serieuze zaak vindt als je onderscheid maakt naar huidskleur, maar we moeten dat niet gaan verwarren met allerlei andere discussies die je kunt hebben, bijvoorbeeld over hoofddoeken. Die semantische onderscheidingen lijken mij dus van belang.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik vind ook dat als iemand een hoofddoek draagt, dat geen enkele reden is om haar te beledigen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar meneer Schalk.

De heer Schalk i (SGP):

De SGP werd nog even aangesproken over Gods woord dat een ouderling in ging. Ik ben ouderling.

Mevrouw Vos (PvdA):

Mijn opa ook.

De heer Schalk (SGP):

Heel mooi. De bedoeling van Gods woord is dat het bij iedereen naar binnen gaat. Laat ik daarmee beginnen.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik kan u The Book of Mormon aanraden, een hele leuke musical over bekeren.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Mijn vraag ging eigenlijk over de oproep van mevrouw Vos om te zoeken naar oplossingen voor het lerarentekort. Zij heeft ook gezegd dat het bijna niet mogelijk is om een huishouden te voeren. In een van haar interrupties noemde ze ook dat het voor een kostwinner bijna onmogelijk is. Is het bij mevrouw Vos bekend dat bijvoorbeeld kostwinners, eenverdieners, met een enorm probleem zitten, omdat zij tot zes keer toe meer belasting moeten betalen dan tweeverdieners? Je zult maar onderwijzer zijn, een huis moeten huren, en in plaats van €2.000 belasting betalen als je samen €40.000 verdient, bijna €12.000 moeten betalen.

De voorzitter:

Uw verhaal is duidelijk. Mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ja, dat probleem, of ten minste die maatregel, is bekend. Die maatregel wordt heel oneerbiedig ook wel de "aanrechtsubsidie" of de "aanrechtbelasting" genoemd. Het gaat mij om de vraag, die ook door een collega van de PVV is gesteld aan de minister van Onderwijs, waarom er bijvoorbeeld zo weinig mannen in het primair onderwijs werken. Dat heeft er alles mee te maken dat je als man — in Nederland is het nog steeds zo dat de man graag kostwinner wil zijn — de kost niet kunt winnen met het salaris dat daar betaald wordt. Daarom moet het omhoog en daarom is het belangrijk dat de salariskloof tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs overbrugd wordt. Dat geldt overigens ook voor het voortgezet speciaal onderwijs. Ook omdat wij graag mannen voor de klas willen hebben in het basisonderwijs.

De voorzitter:

Meneer Schalk, tot slot.

De heer Schalk (SGP):

Dat onderstreep ik van harte. Daarom kun je niet alleen naar die maatregel kijken in de zin van "trek de salarissen gelijk", maar moet je dat ook doen in de zin van: trek de belasting gelijk.

Mevrouw Vos (PvdA):

Daarover gaan we volgende week uitgebreid spreken.

Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):

Aan het eind van het betoog van mevrouw Vos blijft één ding bij mij hangen. Zij heeft het veel over de tekorten in het onderwijs, maar ook over de lonen die mensen krijgen in het onderwijs. Ik zie dat probleem en voel daarin voor een groot deel mee. Tegelijkertijd denk ik: het is niet het hele probleem. Want weet mevrouw Vos bijvoorbeeld hoeveel een gewone soldaat verdient?

Mevrouw Vos (PvdA):

Volgens mij verdient een soldaat minder, als ik kijk naar de laatste lijstjes.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Een soldaat verdient echt stukken minder. Ik snap de inzet van mevrouw Vos om het ook voor onderwijzers betaalbaar te houden, zodat zij kunnen leven. Maar ik zou dan ook van de Partij van de Arbeid een stevig pleidooi verwachten voor verhoging van het Defensiebudget, zodat soldaten eveneens echt meer kunnen verdienen. Dat zouden we ook kunnen zeggen voor de wijkagent. Ik deel dus de zorg voor het onderwijs en het lerarentekort. Eens, maar we kunnen niet zeggen dat er alleen daar een probleem ligt. Dan moet u ook breder kijken. Dat verhaal mis ik bij de Partij van de Arbeid tot nu toe wel.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, tot slot.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik heb zestien minuten in totaal. Ik vind dat punt ook heel belangrijk. Er zal binnenkort bij de Defensiebegroting ook over gesproken worden. Ik weet dat collega Kerstens daar ook op inzet. Mijn algemene verhaal is: er is publieke rijkdom. Er is heel veel rijkdom in Nederland; er is genoeg geld. Al eerder zijn er pleidooien gehouden voor investeren in de publieke sector: laat de salarissen van al deze mensen — agenten, verpleegkundigen, soldaten en onderwijspersoneel — meegroeien. Dat pleidooi ondersteunen we van harte. Ik heb het vandaag alleen niet over Defensie gehad.

De voorzitter:

Mevrouw Bikker, heel kort nog.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

In de tegenbegroting van de drie linkse partijen, waaraan ik hier de Partij van de Arbeid nog het meest uiting hoor geven, mis ik dat. Maar ik ben heel benieuwd wat we daarin verder gaan beleven de komende weken. Tegelijk zeg ik wel: dit kabinet, en daar ben ik trots op, heeft extra geïnvesteerd in onderwijs. Er ligt geld op de plank. Als er cao's worden afgesloten, kunnen docenten meer gaan verdienen en kunnen ze naar een andere schaal. Dus laten we niet alleen doen alsof er zwarte, donkere wolken zijn. Er zijn ook lichtpuntjes. Laten we daar met elkaar aan werken.

Mevrouw Vos (PvdA):

Ik heb ook niet gezegd dat er alleen maar zwart wolken zijn. Ik zie wel een enorm gapend gat, een kloof, tussen de salarissen in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Het lerarentekort pakken we aan als we die kloof dichten.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, dank u wel. Blijft u nog even staan, als u wilt. Ik ga u namelijk toespreken.

Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

Mevrouw Vos (PvdA):

49 jaar, hè.

De voorzitter:

Dat zijn uw woorden; die zal ik niet herhalen.

Voor u zelf politiek actief werd, had u aan de Universiteit van Amsterdam als student politicologie het fenomeen politiek al uitgebreid bestudeerd. Aansluitend ging u werken als oio, onderzoeker in opleiding, aan dezelfde universiteit, hetgeen uiteindelijk leidde tot uw promotie — sommigen noemen het afstuderen — in de maatschappij- en gedragswetenschappen.

Niet lang daarna verliet u de wetenschap. U was als zelfstandig adviseur werkzaam bij verschillende organisaties, waaronder de rijksoverheid. Van 2004 tot 2006 werkte u in tijdelijke dienst voor het ministerie van Algemene Zaken, om precies te zijn de Rijksvoorlichtingsdienst. U coördineerde het programma "Waarden en normen" van het kabinet-Balkenende II.

Mevrouw Vos (PvdA):

Zeker, een heel leuk visitekaartje: coördinator Waarden en normen Nederland.

De voorzitter:

In die periode richtte u met een aantal anderen het Alternatief Voor Vakbond op, AVV, "een vakbond voor outsiders", in uw woorden. Outsiders in het geval van het AVV zijn werkenden zonder verworven rechten, zoals flexwerkers, freelancers en uitzendkrachten. U werd in één klap het gezicht van een groep werkenden die zich niet vertegenwoordigd voelden door de traditionele vakbonden of politieke partijen. Het leverde u kritiek én lof op. Plus een uitnodiging om u te kandideren voor de Tweede Kamer namens de PvdA. De val van het kabinet-Balkenende II leidde ertoe dat u iets eerder dan gedacht "ja" zei tegen de politiek in actieve dienst.

In 2007 legde u de eed af aan wat wij hier "de overkant" noemen, en bleef daar tot de val van het vierde kabinet-Balkenende. Na een korte noodgedwongen stop, de duur van het kabinet-Rutte I, keerde u in 2012 terug in de blauwe stoelen. Na het verlies van uw partij bij de verkiezingen van maart 2017 werd u opnieuw actief voor het AVV. Dat bent u nog altijd.

Sinds 11 juni bent u opnieuw volksvertegenwoordiger. Dit keer in de groene bankjes, en vandaag recht tegenover het kabinet-Rutte III.

"Welkom bij het wonderlijke, soms grappige, pijnlijke, stupide, maar vooral eervolle werk van de politicus." U herkent de woorden natuurlijk direct. Het zijn immers uw eigen woorden, opgetekend in Politiek voor de leek, dat u in 2011 schreef toen u de Tweede Kamer net had verlaten. Op mijn beurt zeg ik nu: welkom terug!

Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Bredenoord.