Verslag van de vergadering van 5 november 2019 (2019/2020 nr. 5)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 21.46 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ik dank de ministers voor hun uitgebreide beantwoording. Ik zal niet opsommen waar ik allemaal blij mee ben, maar ik kan me wat dat betreft grotendeels aansluiten bij de heer Dittrich. Ik wil naar aanleiding van het debat nog twee dingen heel kort aan de orde stellen.
Eén daarvan is een observatie naar aanleiding van de diverse inbrengen en de discussies die gevoerd zijn. Die is dat naar mijn smaak nog wat te vaak de aanpak van harddrugs en softdrugs over één kam worden geschoren — zo heet dat, geloof ik. Ik hoor dingen als "de discussie kantelt", waarbij dan allerlei mensen worden aangehaald die zeggen dat het de andere kant op moet. Ik heb zelf de indruk dat dat niet zozeer geldt voor de aanpak van softdrugs, maar meer voor de aanpak van harddrugs, waaronder ook xtc. Ik vind het jammer dat het dan in dit debat allemaal op één hoop wordt gegooid, want dat vertroebelt volgens mij de discussie. Wat dat betreft zal ik één punt van de heer Grapperhaus noemen waar ik blij mee was — er komt er zo nog één. Hij zei: nee, juist dit experiment en juist het mogelijk uit de criminele sfeer trekken van die aanvoer van softdrugs, is een aanpak van de ondermijnende criminaliteit. Ik denk dat dat heel belangrijk is om voorop te stellen.
Er werd ook veel gesproken over de normalisering van het gebruik van softdrugs. Ik denk dan: als we zouden beginnen in een situatie waarin er geen softdrugsgebruik is, dan is dat aan de orde, maar in die situatie zitten we niet. Softdrugsgebruik ís genormaliseerd. Het is in elk geval normaal. Het is verkrijgbaar in coffeeshops. Het wordt gebruikt door mensen. En daarbij moeten we zoeken naar een pragmatische oplossing: hoe kunnen we dat op een zo veilig mogelijke manier vormgeven, waarbij mensen niet uitgenodigd worden om het te gebruiken en waarbij we zorgen dat de criminele activiteiten worden beperkt?
Ik zie dat ik een minuutje te weinig heb aangevraagd, maar de voorzitter vergeeft mij dat, hoop ik.
Ik wil namelijk nog iets zeggen over het internationale aspect. Ik ben gerustgesteld dat de regering de internationale ontwikkelingen zal blijven volgen en in contact blijft met andere landen die bezig zijn met vormen van regulering en decriminalisering. Maar ik hoorde minister Bruins ook zeggen dat hij geen waardeoordeel koppelt aan de ontwikkelingen in internationaal verband. Dat vind ik wat teleurstellend, want dat doet vermoeden dat er geen positie wordt ingenomen, in die zin dat internationale regelgeving voor verantwoorde decriminalisering en regulering ruimte zou moeten bieden of het in ieder geval niet zou moeten blokkeren. Ik hoop toch dat de regering daarin toch iets meer positie kiest dan alleen het volgen van de ontwikkelingen, en daarin ook voorzichtig — laat ik het dan zo zeggen — actief zal optreden.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Bikker.