Verslag van de vergadering van 19 november 2019 (2019/2020 nr. 7)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 15.44 uur
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan het lid Vendrik voor zijn maidenspeech eerder vandaag.
We zijn de laatste tijd getuige van een interessant politiek fenomeen: het belang van de Eerste Kamer neemt politiek gezien in sneltreinvaart toe. Waar zaken in de Tweede Kamer achteloos worden afgehamerd, soms zelfs met algemene stemmen, komt de Eerste Kamer of in ieder geval een aantal fracties gelukkig tot voortschrijdend inzicht en bezinning. Ik noem als voorbeeld het wetsvoorstel Machtigingswet oprichting Invest-NL, het speelfonds van Wouter Bos. Zelfs Forum voor Democratie en in eerste instantie de Partij voor de Dieren stemden hier klakkeloos voor in de Tweede Kamer. Iets soortgelijks zagen we gebeuren met de stikstofimpasse. Met een motie riep onze fractie-GO het kabinet op 29 oktober op tot het doorvoeren van een rationalisatie van de Natura 2000-gebieden als een van de oplossingen van de stikstofcrisis. Deze stikstofmotie van GO werd weliswaar niet aangenomen in deze Kamer, ook al noemde VVD-fractievoorzitter Jorritsma het in haar stemverklaring een sympathieke motie, maar is binnen een paar weken overgenomen door de coalitie en inmiddels zelfs kabinetsbeleid geworden. Zo zie je maar. Met gezond verstand en realisme in de Eerste Kamer kunnen blijkbaar ook politieke impasses in de Tweede Kamer ineens worden doorbroken.
Vorige week stemde deze Kamer ook met overgrote meerderheid voor de motie-Koffieman van de Partij voor de Dieren. Zij beoogde de subsidies van 11,4 miljard voor de idiote houtbijstook in kolencentrales stop te zetten. De fractie van GO ondertekende deze motie als eerste fractie mee. Snel daarna kreeg zij brede steun; alleen de VVD stemde uiteindelijk tegen.
Voorzitter. In de Eerste Kamer begint de victorie. Laten we deze nieuwe, herwonnen politieke dynamiek van de Eerste Kamer voortzetten. Vandaag bespreken we de voorgenomen belastingmaatregelen van het kabinet-Rutte voor 2020. Onze fractie heeft de plannen uitgebreid bestudeerd en beoordeeld. Zij vat de maatregelen samen als too little too late. Waar we op dit moment getuige van zijn in de Nederlandse politiek, is een systeem dat totaal vastloopt in zijn eigen modellen, in doorgeschoten micromanagement en in ondoordringbare, zelfgecreëerde juridische jungles. Als je, zoals wij, weleens mensen spreekt buiten Den Haag, dan hoor je dat veel mensen het idee hebben dat de politici in Den Haag met een soort virtualrealityspel bezig zijn. Ze lijken gevangen in een absurdistisch toneelstuk, waar niets is wat het lijkt en alles onnavolgbaar is geworden.
De politiek heeft de aansturing van dit land zo nodeloos gecompliceerd gemaakt dat de politiek nu zelf niet meer lijkt te beseffen wat ze aan het doen is. Het systeem is veel te complex gemaakt, onnodig complex. Dat is wellicht nog wel met goede bedoelingen gebeurd, maar het resultaat lijkt nergens op. We hebben namelijk een selfinflicted stikstofcrisis die de economie lam dreigt te leggen, een beleid dat resulteert in stagnerende koopkracht voor grote groepen Nederlanders, gepensioneerden die gekort worden terwijl de pensioenkassen uitpuilen met meer dan 1400 miljard euro — bijna twee keer ons nationale inkomen — een absurd lage rekenrente die geen enkel ander vergelijkbaar land hanteert en een ingewikkeld belastingsysteem met allerhande toeslagen, die ook nog eens resulteren in een veel te hoge marginale belastingdruk. Vorige week hoorden we in een briefing van de Raad van State met onder anderen VVD-staatsraad Frank de Grave dat de marginale belastingdruk in sommige gevallen zelfs oploopt tot 127%. 127%! Van elke euro die mensen extra verdienen, raken ze €1,27 kwijt aan belasting en gederfde toeslagen. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn.
Hoe heeft dit allemaal toch zo ver kunnen komen, vragen miljoenen Nederlanders zich af. De laatste tijd zijn ineens allerlei politici op zoek naar parallellen met het verleden om de problemen van vandaag te verklaren en er oplossingen voor te zoeken. We hebben al van alles voorbij zien komen, ook vandaag weer: de Gouden Eeuw, de middeleeuwen, de zestiende eeuw. Maar de periode waarin Nederland nu verkeert, doet meer denken aan het midden van de negentiende eeuw, toen de Gouden Eeuw al lang en breed achter ons lag, er een lamlendige mentaliteit over Nederland neerdaalde en de dynamiek en het ondernemerschap van de Gouden Eeuw ineens helemaal verdwenen. Deze periode is later aangeduid als de periode waarin in ons land de zogenaamde jansaliegeest heerste.
Nu had ik toevallig nog dit oude boekje uit 1895 van Potgieter in de kast liggen. Van de voorzitter heb ik toestemming gekregen om het te laten zien, dus bij dezen. Potgieter nam daarin de vertelling uit 1842 op over het gezin Jan, Jannetje en hun jongste kind, voor de kenners. Het is een allegorie voor het Nederland in deze lamlendige periode. Op oudejaarsavond, in 1841, zit het gezin bij elkaar met de zonen Jan Compagnie, Jan Krediet, Jan Contant en Jan Kordaat. Het zorgenkindje is de jongste zoon, Jan Salie. Hij staat symbool voor de verloren gegane ondernemerszin en de achtergebleven innovatiedrift. Potgieter beschrijft Jan Salie als de patroon van alle slaapmutsen, soepjurken en sloffen, en als een slempdrinkende slungel met een slappe houding. Uiteindelijk vond Potgieter de oplossing door Jan Salie weg te stoppen in een hofje met oude dames, zodat het ondernemende gezin zich weer kon herpakken.
Voorzitter. Momenteel leven we in een vergelijkbare periode met een zelfgenoegzaam, naar binnen gekeerd politiek systeem dat worstelt met de problemen die het zelf creëert, een gebrek aan elan en een situatie waarin er vooral op de winkel wordt gepast en risico's worden vermeden. Een waar oerwoud van planbureaus maakt de dienst uit en de politiek hobbelt er braaf achteraan. Ik noem er een paar: het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Je vraagt je soms af of de Sovjet-Unie in haar hoogtijdagen wel zoveel planbureaus had als Nederland nu. De economische dynamiek lijkt sinds een jaar of tien wel verdwenen uit Nederland. Maar die moet terug.
En dat kan ook, om te beginnen door ervoor te zorgen dat werken en ondernemen weer echt gaan lonen. Daar is alleen wel wat meer voor nodig dan het Belastingplan dat vandaag voorligt en waarin een beetje aan de metertjes wordt gedraaid voor kleine verbeteringen, veel rituele dansen worden opgevoerd over een procentje hier en een procentje daar en er veel geneuzeld wordt tot twee cijfers achter de komma. Nu zijn een drastische versimpeling van het belastingstelsel nodig en een stevige reparatie van de koopkrachtslachting, die de afgelopen jaren is aangericht door de kabinetten-Rutte. De collectieve lastendruk blijft stijgen en gaat richting de 40%. Dat is niet vertoond sinds de dagen van het kabinet-Den Uyl, dat leuke dingen voor linkse mensen in de jaren zeventig deed. De coalitie, VVD en CDA voorop, laten het allemaal maar als een natuurfenomeen over zich heen komen. Men staat erbij en kijkt ernaar, zie ook de cijfers die het CPB gisteren publiceerde. De koopkrachtgroei blijft ongeveer tot het oneindige op nul, zelfs volgens het Centraal Planbureau. Helaas vrees ik dat deze voorspelling van het CPB over het huidige kabinetsbeleid voor de verandering wel eens uit zou kunnen komen. Tegelijkertijd wordt de staatsschuld steeds verder teruggedrongen naar niveaus die macro-economisch eigenlijk te laag zijn. Dat zeg ik niet, maar dat zijn de woorden van president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank.
Terwijl de Nederlandse Staat voor het eerst in onze geschiedenis geld toe krijgt als hij geld leent, zijn de kabinetten-Rutte als een dolle aan het aflossen geslagen omdat ze gefixeerd zijn op een zalmnorm uit een ander tijdperk. Ze zijn niet in staat het beleid adequaat en tijdig aan te passen aan de nieuwe economische realiteit. De investeringen blijven, zoals al vaak is gememoreerd vandaag, in Nederland al geruime tijd achter. De politiek ziet dit ook, maar door een gebrekkige analyse komt men op het idee dat de overheid dan maar allerlei investeringen moet gaan plegen in de private sector om de investeringen omhoog te krijgen, zoals met het onzalige Invest-NL-fonds van Wouter Bos, die eerder vandaag van deze Kamer carte blanche kreeg om 2,5 miljard belastinggeld naar eigen goeddunken te gaan uitgeven aan toekomstige transitiefiasco's.
Voorzitter. Waarom blijven de investeringen achter? Dat is de werkelijke vraag hier. Dat gebeurt omdat de besteedbare inkomens van miljoenen Nederlanders achterblijven. Ondernemers gaan pas investeren als ze omzetgroei verwachten. Die zien ze pas als de mensen meer geld te besteden krijgen. Onderschat hierbij vooral niet het psychologische effect van verwachtingen die door de politiek gewekt worden. Juist hier gaan de kabinetten-Rutte vaak de mist in. Men timet de maatregelen verkeerd, schat de gedragseffecten van de consumenten en bedrijven fout in, of nog erger, men verergert zelfs nodeloos de situatie door evident foutloze beleidskeuzes te maken.
Voorzitter. Het is al gememoreerd vanochtend: dit kabinet voert een inconsequent jojobeleid, waar investeerders geen businesscase op kunnen bouwen. Onderschat bijvoorbeeld niet wat de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie voor imagoschade aanricht voor de betrouwbaarheid van de Nederlandse overheid bij buitenlandse investeerders. Gloednieuwe kolencentrales, die vele miljarden hebben gekost, net in gebruik zijn en tot de efficiëntste en milieuvriendelijkste ter wereld behoren, worden na een paar jaar de facto buiten gebruik gesteld door het wanbeleid van minister Wiebes van de VVD. Kapitaalvernietiging op grote schaal, daarvoor moet je tegenwoordig bij de VVD zijn.
Voorzitter. Mensen zijn niet gek en gedragen zich niet altijd zoals in een spreadsheet op het ministerie van Financiën wordt voorspeld. "Reflexivity" wordt dat met een moeilijk woord genoemd, een begrip uit de financiële wereld. Economische actoren passen hun keuzes aan het overheidsbeleid aan. Er is sprake van een zeer complexe wisselwerking. Mensen zijn geen willoze Excelhokjes in een model die precies doen wat de minister van ze verwacht. Met deze gedragseffecten en verwachtingen moet veel meer rekening worden gehouden in het fiscale beleid. Mij bekruipt steeds meer het gevoel dat de bewindslieden van het kabinet dit onvoldoende onderkennen. Daarom mijn vraag aan de minister van Financiën: welke concrete stappen gaat hij nemen om een einde te maken aan dit onvoorspelbare jojobeleid?
Voorzitter. Wat moet er dan wel gebeuren om de huidige Jan Saliementaliteit te keren? Allereerst moet het veel te complexe belastingstelsel worden versimpeld. Toeslagen, ooit ingevoerd door minister Zalm in het kabinet-Balkenende II, waren bedoeld voor maximaal 1 miljoen schrijnende gevallen. Inmiddels gebruiken al 6 miljoen Nederlanders het toeslagensysteem. Het is totaal uit de hand gelopen. Het betere is vaak de vijand van het goede, is het gezegde dat hier opgeld doet. Het is al eerder in dit debat gememoreerd dat het belastingstelsel dermate ingewikkeld is dat de meeste mensen door de bomen het bos niet meer kunnen zien en denken: laat dan maar. De staatssecretaris zei onlangs dat hij hoopte dat het toeslagenstelsel over tien jaar niet meer bestaat. Onze fractie is verheugd dat de staatssecretaris onze diagnose van de problemen op dit punt deelt. De vraag aan de staatssecretaris is dan ook wanneer hij realistisch gezien denkt een versimpeling van het belastingstelsel gerealiseerd te kunnen hebben.
Voorzitter. Ik rond af. Het huidige fiscale stelsel ondermijnt de economische groei en de arbeidsproductiviteit. Daarom moet er een drastische versimpeling worden doorgevoerd, met hogere heffingskortingen, lagere tarieven en een fikse snoeioperatie in het toeslagenstelsel, zodat het weer echt gaat lonen om te werken en te ondernemen en het aanwezige potentieel in Nederland weer volop de ruimte krijgt om zich te ontplooien. Dat kunnen we financieren door fors op de uitgaven van het openbaar bestuur te bezuinigen. De bestuurlijke dichtheid in Nederland is erg hoog. Dat kan best wat minder. Gisteren werden CPB-cijfers bekendgemaakt. Uit de breakdown van de collectievelastendruk op pagina 31 blijkt dat maar liefst 10% van de collectievelastendruk op het conto komt van de post openbaar bestuur, meer dan 80 miljard per jaar. Alleen de zorg en de sociale zekerheid drukken zwaarder op de collectievelastendruk. De enige sector die enorm gegroeid is onder de kabinetten-Rutte is de overheid, ten koste van de private sector. Dat moet omgebogen worden in de komende jaren, zodat er weer meer geld bij de Nederlandse burgers terechtkomt. Daar gaat GO zich de komende jaren voor inzetten, met concrete en constructieve oplossingen voor dynamiek en meer draagkracht in Nederland.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Ik voelde me best wel aangesproken door het verhaal van Jan Jans en de kinderen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
U kunt het boekje wel van mij lenen.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, zeg ik via de voorzitter. Dat vind ik interessant. Het is ook mooi om te zien dat we in plaats van Jan Salie nu ook een Jan Go hebben. De heer Otten wil in ieder geval vooruit. Mijn vraag gaat vooral over de toeslagen en het belastingsysteem. Dat zit zo in elkaar gekreukeld dat het voor heel veel mensen heel vreemd uitpakt. Voelt GO voor een sociale vlaktaks, of een harde vlaktaks? Kunt u daar iets over aangeven?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Wij denken dat er met name op de korte termijn behoefte is aan ruimte aan de onderkant. We zouden dus de heffingskortingen sterk moeten verhogen, zodat de middeninkomens een reparatie ontvangen voor de koopkracht die ze kwijtgeraakt zijn tijdens de afgelopen jaren. Wij denken ook aan een versimpeling. In het plan wordt voorzien in twee belastingschijven. Dat vinden we een goed idee, maar de tarieven moeten natuurlijk nog wel verder verlaagd worden. Dat kan gefinancierd worden — dat zal ook een vraag zijn — door de kosten van het openbaar bestuur terug te dringen. Die zijn skyhigh in Nederland. We zouden eens goed met andere landen moeten gaan benchmarken of dat niet wat minder kan.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Ik schrok even van de opmerkingen van de heer Otten over de institutionele beleidsomgeving. Ik vind dat wij enorm trots moeten zijn op die omgeving, met het CBS dat de data verzamelt en het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau die de data analyseren. Adviezen komen van diverse adviesorganen. Ik hoor de heer Otten regelmatig verwijzen naar studies van het Centraal Planbureau, ook aan het einde van zijn betoog. Moet ik daaruit concluderen dat hij de analyses die tot ons komen van toegevoegde waarde vindt?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Een aantal van deze planbureaus zijn door PvdA-kabinetten ingesteld, dus ik begrijp uw standpunt. Ik denk wel dat we een vrij hoge dichtheid aan planbureaus hebben in Nederland. Misschien komt dat voort uit een soort voorliefde van de Nederlander om alles heel goed te plannen. U bent zelf een econoom van naam en faam. De conclusies van dergelijke bureaus moeten af en toe met de nodige relativering worden bekeken. Door de politiek gebeurt dat weleens onvoldoende.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik ben dan toch blij dat de heer Otten met die relativering complimenteus verwijst naar een aantal analyses van de planbureaus.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, maar in veel landen zijn er helemaal geen planbureaus. Daar maakt het ministerie van Financiën gewoon de forecasts. In Duitsland doen een paar universiteiten dat. In Amerika doet de Treasury dat. In die zin denk ik dat het ook heel goed kan zonder planbureaus. Het is niet zaligmakend.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen.