Plenair Vos bij voortzetting behandeling Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap



Verslag van de vergadering van 16 december 2019 (2019/2020 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Vos i (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de ministers voor de beantwoording. Ik wil nog even een reactie geven op het debatje net tussen de heer Van Apeldoorn en de heer Vendrik. Ik heb gelezen dat de begroting voor 2019 400 miljoen meer bevatte dan de begroting voor 2020. Klopt dat voor het geheel? Ik heb dat plaatje gehaald uit, volgens mij, pagina 22 van de Onderwijsbegroting. Maar goed, dit geheel terzijde.

Ik zie de pijn van minister Slob over het lerarentekort en wat er aan de hand is in de grote steden, over het feit dat kinderen te weinig les krijgen en ook naar aanleiding van de PISA-scores dat we zo ontzettend veel 15-jarigen hebben die waarschijnlijk niet mee kunnen doen en die waarschijnlijk laaggeletterd worden. Ik zie die pijn en ik zie ook de baaierd aan middelen die dit kabinet, net als het vorige, inzet om te proberen dat probleem in het onderwijs, dat we natuurlijk eigenlijk niet kunnen accepteren in een rijk land als dit, terug te dringen. Het spijt me om het te zeggen, maar ik denk dat het gewoon niet lukt met het geld dat is uitgetrokken in deze begroting en ook het incidentele geld dat er gaat komen. Je krijgt gewoon, zoals ook Maarten Schinkel dat zei, het beroep niet aantrekkelijker met de huidige middelen.

Wat mij wel vrolijk stemde, was het late gesprek dat ik met de minister had en dat de minister ook zei dat het goed zou zijn dat de salarissen en de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs naar elkaar toe gaan groeien. Wij denken dat hoe sneller je dat doet, hoe sneller je ook structureel wat doet aan het lerarentekort. We hopen dan ook van harte dat het deze regering toch lukt om heel snel die beweging te maken en dat het primair onderwijs dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgt als het voortgezet onderwijs. Het is heel erg jammer dat dat op de een of andere manier niet lukt in deze tijd waarin er veel geld is, zoals we ook zagen aan de groeibrief van minister Wiebes, en er ook de wil is om dat te doen. Wij denken dat die wil er bij een meerderheid in dit kabinet en in de coalitie is. Het geld is er wel. Het geld is er nu. Wij willen dat het nu wordt geregeld. Dat hebben we vaker gezegd. Wij hebben twee moties waarin we een oproep doen aan de regering. Ik geef ze hierbij aan de voorzitter.

De voorzitter:

Door de leden Vos, Van Apeldoorn, Vendrik, Gerbrandy en Teunissen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de loonkloof tussen het primair en voortgezet onderwijs een belangrijke oorzaak is van het tekort aan leraren in het primair onderwijs;

constaterende dat mede door de loonkloof minder mannen kiezen voor een baan als leraar in het primair onderwijs;

verzoekt de regering te erkennen dat de huidige loonkloof tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs een belangrijke oorzaak is van het tekort aan leraren in het primair onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter E (35300-VIII).

De voorzitter:

Door de leden Vos, Vendrik, Van Apeldoorn, Gerbrandy en Teunissen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het tekort aan leraren zeer schadelijk is voor kinderen in het funderend onderwijs;

overwegende dat de regering goed onderwijs ziet als essentieel voor onze welvaartsontwikkeling;

constaterende dat de regering miljarden wil investeren in onze welvaartsontwikkeling;

constaterende dat zowel werkgevers als werknemers in het funderend onderwijs vragen om structurele investeringen voor salarisverhoging en werkdrukvermindering;

verzoekt de regering bij de Onderwijsbegroting 2020 een structureel bedrag uit te trekken dat in elk geval voldoende is om de loonkloof tussen het primair en voortgezet onderwijs te dichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter F (35300-VIII).

Dank u wel, mevrouw Vos.

Ministers, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de beantwoording van de nieuwe vragen die in de tweede termijn van de Kamer gesteld zijn, met het verzoek om daarbij niet in de verleiding te komen om de hele eerste termijn nog een keer over te doen.