Plenair Verkerk bij voortzetting behandeling Invoeringswet Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 28 januari 2020 (2019/2020 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben geboren in Nieuwer Ter Aa, een dorpje in de polder tussen Amsterdam en Utrecht. Op mijn paspoort staat dat ik geboren ben in Ruwiel. Dat zit zo. Ons dorp bestond uit zes straten. Twee straten behoorden tot de gemeente Loenen, twee tot de gemeente Loenersloot en twee tot de gemeente Ruwiel. U begrijpt, dat was vóór de gemeentelijke herindelingen van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.

Mijn vader was timmerman. Hij had de lagere school gedaan en daarna de avondschool. Later is hij gaan werken als bouwkundig opzichter in de bekende Koning Willem III-kazerne in Nieuwersluis, een strafinrichting voor militairen. Rond 5 december was daar altijd een sinterklaasfeest voor de kinderen. Als kind was ik diep onder de indruk van al die militairen in hun prachtige uniformen. Ze waren ook allemaal groter en breder dan mijn vader. Mijn vader was lid van de toenmalige ARP. Mijn moeder had alleen lagere school gedaan. Zij was zogezegd een wijze vrouw. De christelijke waarden van vrede, recht en gerechtigheid heb ik met de paplepel binnen gekregen. Mijn ouders lieten zien wat deze waarden in zo'n klein dorp betekenden.

Het dorp en alle landerijen in een straal van vijf kilometer waren ons speelterrein. Mijn omgeving bestond uit weilanden, stukjes moeras, hutten, sloten en, als het vroor, het ijs waarop we schaatsten. Veel boerderijen waren familiebezit. Ze gingen over van vader op zoon. In ons dorp was de ongeschreven regel dat je goed met de natuur en met de dieren omging. U begrijpt, ik heb veel met de Omgevingswet.

Voorzitter. Daarmee kom ik op de Invoeringswet Omgevingswet. Herman Tjeenk Willink geeft in zijn boekje Groter denken, kleiner doen een boeiende beschrijving van de veranderingen in onze samenleving. Hij schrijft dat in de tijd van de verzuiling de verbindingen sterk waren, binnen de zuilen en tussen de zuilen, tussen instituties en de overheid en tussen politiek en bestuur. Die verbindingen hebben het sinds de jaren tachtig zwaar te verduren gekregen. Hij stelt dan ook de vraag welke verbindingen de samenleving nog bij elkaar houden.

De Franse filosoof Latour formuleert het veel scherper. Hij zegt dat in de postmoderne samenleving mensen niet meer met elkaar verbonden zijn. Hij voegt eraan toe dat de elites voor hun eigen belangen gaan en geen verantwoordelijkheid meer voelen voor de samenleving als geheel.

Voorzitter. Ik denk dat deze analyses, waar nog wel het nodige van te zeggen is, laten zien dat de uitdagingen waarvoor we staan bij de Omgevingswet groot zijn. Mijn hoofdvraag is dan ook: draagt deze wet bij aan het in stand houden en verbeteren van de verbindingen? Dan gaat het ten eerste om de verbindingen tussen burger en overheid, ten tweede om de verbindingen tussen burgers en ten derde om de verbindingen tussen ambtenaren en overheden. In de visie van onze fractie zijn een goede rechtsbescherming, een stevige democratische controle, vruchtbare participatieprocessen, een soepel functionerend DSO en een passende overheidscultuur een must. Deze vijf onderwerpen wil ik dan ook aan de orde stellen.

Voorzitter. Ik begin met het nieuwe stelsel. We gaan, zoals de minister het in een van haar toespraken formuleerde, van 26 wetten naar 1 wet, van 60 algemene maatregelen van bestuur naar 4, en van 75 ministeriële regelingen naar 1 Omgevingsregeling. Een gigantische operatie. De fractie van de ChristenUnie heeft bij de behandeling van de Omgevingswet haar waardering uitgesproken voor de grote inspanningen van de minister, het ministerie en de overige overheden om te komen tot een helder, toegankelijk en eenvoudiger stelsel. Een stelsel waarin vertrouwen, ruimte voor initiatief en bescherming van de schepping fundamentele uitgangspunten zijn. Wij spreken deze waardering graag opnieuw uit, net als de waardering voor alle ambtenaren die zich geweldig hebben ingespannen om de vele pagina's vragen van ons te beantwoorden. Dat niet alles perfect ging, is all in the game, denk ik.

Voorzitter, ik kom op het punt van de rechtsbescherming. Bij rechtsbescherming gaat het vooral om de verbinding tussen de burger en de overheid. De commissie-Remkes pleit in haar rapport Lage drempels, hoge dijken voor de versterking van de rechtsstaat. Onder andere pleit ze voor een constitutionele toets van wetgeving ex post door de rechter. De commissie schrijft op pagina 200/201: "Voorts is constitutionele toetsing een middel om de afnemende aandacht voor de wetgevingskwaliteit in het wetgevingsproces te compenseren. Ook is het een remedie tegen het veranderende karakter van wetgeving (van de wet als waarborg en normstelling naar beleidsinstrument en de terugtred van de wetgever)." Bij deze laatste zin staat nog een noot. Ik citeer: "Als voorbeeld hiervoor kan de Omgevingswet worden genoemd, die voor een belangrijk deel inhoudelijk vorm gaat krijgen in de daarop gebaseerde AMvB's." In deze noot wordt verwezen naar een artikel van Groothuijse en anderen, dat de titel draagt; Constitutionele aardverschuivingen in het omgevingsrecht? Een saillant detail is dat prof. Remco Nehmelman een van de auteurs was.

De conclusie van dit artikel is: "Door onvoldoende aandacht te besteden aan de constitutioneel rechtelijke gevolgen van dergelijke ontwikkelingen, kunnen (en zullen) deze belangrijke noties op den duur worden aangetast." De auteurs verwijzen hierbij naar de rechtstatelijke noties van de scheiding van de machten en het beginsel van democratie.

Voorzitter. De bovenstaande conclusie is van gerenommeerde wetenschappers. Een vergelijkbare conclusie heeft de Raad van State getrokken. Nu schaart de commissie-Remkes zich in deze rij. Daarom is het van belang dat er een uitermate goede evaluatie van de Omgevingswet komt om te onderzoeken of die zorg in de praktijk ook terecht is.

Kan de minister toezeggen dat — ik verwijs daarbij ook naar de bijdrage van collega Rietkerk — dat er een onafhankelijke evaluatie van de Omgevingswet komt? En dat bij deze evaluatie expliciet aandacht gegeven wordt aan de mogelijke aantasting van genoemde staatsrechtelijke noties?

Voorzitter. In de democratische controle gaat het om de verbinding van macht en tegenmacht. In de memorie van toelichting bij de Omgevingswet is aangegeven dat de beoogde stelselwijziging vier verbeterdoelen kent. De derde en de vierde zijn respectievelijk het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte en het versnellen en verbeteren van besluitvorming.

De fractie van de ChristenUnie onderschrijft het belang van deze doelen. Ook begrijpen wij dat meer executieve macht nodig is. Het eerder aangehaalde artikel van Groothuijse en anderen stelt dat de verschuiving van democratisch gelegitimeerd bestuur naar executieve kracht vraagt om een "cultuuromslag bij het algemeen bestuur, waarbij meer dan voorheen moet worden ingezet op controle om een serieus tegenwicht te bieden aan de executieve macht." Kan de minister reflecteren op deze stelling? Op welke manier bevordert de minister deze cultuuromslag? Welke programma's zijn er om te komen tot "sterke" raden en staten in de nieuwe Omgevingswet? Investeert het ministerie daarin, inhoudelijk en financieel, ook voor de volgende raads- en statentermijnen?

Voorzitter. Onze zorg is dat door de combinatie van meer executieve macht van de diverse overheden, het achterblijven van de genoemde cultuuromslag bij het bestuur en de aanwezigheid van krachtige lobbynetwerken, alle ingrediënten aanwezig zijn voor het doorslaan van de balans van "beschermen en benutten" naar "benutten". Onze fractie staat voor een sterk bestuur en wil dat op alle manieren bevorderen.

De fractie van de ChristenUnie is blij dat in de Omgevingswet een belangrijke rol is weggelegd voor participatie en dat dat wordt vastgelegd in een aparte wet. Participatie leidt tot het leggen en versterken van verbindingen. Ik zal hier kort over zijn. Ik verwijs verder naar de bijdrage van collega Nooren van de PvdA. Onze fractie wil nogmaals een link leggen met het rapport van de commissie-Remkes. In dit rapport lezen we dat de maatschappelijke democratie de brede basis vormt van de parlementaire democratie. Nu: die maatschappelijke democratie krijgt concreet vorm in de Omgevingswet. Daarmee stijgt het belang van een goede praktijk van participatie ook uit boven het belang van de Omgevingswet zelf.

De zorg van de ChristenUnie ligt in de kwetsbaarheid. We noemen twee punten.

Als eerste het betrekken van alle relevante burgers. Voorkomen moet worden dat hardnekkige verschillen in de samenleving vertaald worden naar hardnekkige verschillen in participatie.

Het tweede punt is de kwaliteit van het participatieve proces. Het gaat om een proces waarin burgers daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen.

Kan de minister toezeggen — ik verwijs daarbij nogmaals naar de bijdrage van Nooren — dat zolang de wet over participatie er nog niet is, om in het Invoeringsbesluit de verplichting van gemeenten, provincies en waterschappen vast te leggen, om een participatieverordening te hebben?

Voorzitter. Er is al veel discussie geweest over het DSO. De fractie van de ChristenUnie heeft alle voortgangsrapporten en evaluaties gelezen. Wij zijn ervan overtuigd dat de verschillende overheden grote inspanningen verrichten en dat dit project goed gemanaged wordt. Ik heb ook mijn licht opgestoken in mijn eigen provincie en in mijn eigen gemeente. Wij zijn blij ook met de voortgang. Voor onze fractie blijven er op dit moment in ieder geval nog twee vragen over. Die vragen stel ik ook mede namens de collega's Dessing, Van Dijk, Klip, Kluit, Moonen, Baay, Rietkerk en Nooren.

Als eerste de regioteams. In de nota naar aanleiding van het verslag, op pagina 64, deelt de minister mee dat er speciale regioteams in het leven geroepen worden om het bevoegd gezag te begeleiden bij de implementatie. De fractie van de ChristenUnie is blij met deze beslissing. Wij vragen de minister wanneer deze regioteams zullen starten, of de capaciteit van deze teams voldoende groot is, en vooral ook, hoe lang ze blijven functioneren. Wij vragen de minister ook of de rapportage van deze regioteams, die een goed inzicht zullen geven in de kwaliteit van de implementatie, met de Eerste Kamer gedeeld kunnen worden. Kan de eerste rapportage toegezonden worden vóór het debat over het voor te hangen koninklijk besluit over de invoering? Kan de minister dat toezeggen?

Ik kom op het punt van de ondersteuning van de burger. Op de website digitaleoverheid.nl kunnen we lezen dat er 2,5 miljoen burgers zijn die moeite hebben om digitaal met de overheid te communiceren en dat er 1,2 miljoen Nederlanders zijn die nog nooit internet hebben gebruikt. De Algemene Rekenkamer stelt dat er 2,5 miljoen Nederlanders zijn die moeite hebben met taal en/of rekenen. De fractie van de ChristenUnie vraagt aandacht voor deze burgers. De vraag is: Hoe goed gaat de overheid deze burgers ondersteunen in het gebruik van het DSO?

Kan de burger ook nog gewoon — om het maar even zo uit te drukken — naar een fysiek loket komen van de gemeente, de provincie of het waterschap? In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister: "De meeste overheden bieden hun burgers nu al de mogelijkheid om naar het loket te komen voor hulp bij het doen van een aanvraag. Bij alle gemeenten is het mogelijk persoonlijk contact te hebben met de gemeente. De Omgevingswet zal naar verwachting geen aanleiding vormen om hier verandering in te brengen."

Voorzitter. Woorden als "de meeste overheden" en "naar verwachting" bieden te weinig zekerheid. Deelt de minister de overtuiging dat de overheid makkelijk toegankelijk moet zijn voor álle burgers? Vindt de minister dat waar nu gesproken wordt over "de meeste overheden" dit eigenlijk "alle overheden" zou moeten zijn, en dat "naar verwachting" eigenlijk "met zekerheid" zou moeten zijn? Wat doet de minister om dat te bevorderen? Wil de minister dit in het bestuursakkoord opnemen? Wil de minister toezeggen dat de aanwezigheid en toegankelijkheid van een fysiek loket — daarmee bedoel ik dat mensen gewoon persoonlijk geholpen worden door een ambtenaar — in de evaluatie van de wet wordt meegenomen? Onze fractie overweegt een motie op deze punten.

Voorzitter. Een van de belangrijke succesfactoren van de implementatie van de Omgevingswet is de cultuur binnen de overheid. Daarbij gaat het om de verbindingen tussen ambtenaren en tussen de verschillende overheden. In de memorie van antwoord van de Aanvullingswet geluid beschrijft de minister de pijler "Anders werken".

Onze fractie onderstreept het belang van deze pijler en vraagt de minister dit programma met energie voort te zetten, en ook zo lang als dat nodig is. Uit het onderzoek "Nationale Benchmark Verandervermogen 2018", dat te vinden is op binnenlandsbestuur.nl, blijkt dat de overheid ook groeit in verandervermogen, maar ook dat de overheid nog niet als beste scoort, en ook — dat geldt in het algemeen — dat de top het verandervermogen van de eigen organisatie overschat. Ik begrijp dat; ik ben zelf ook vaak verandermanager geweest, maar de vraag van de fractie van de ChristenUnie is: zou de minister op dit verzoek kunnen reflecteren in relatie tot de genoemde pijler? Zou het kunnen dat de minister en de verschillende gezagen het verandervermogen van de overheid overschat? Anders gezegd: waar zit — om met Morpheus uit The Matrix te spreken — de "splinter in your mind"? Dat onbestemde en knagende gevoel dat steeds weer terugkomt, dat er misschien iets nog niet goed zit. In ieder geval heeft de "splinter in the mind" van de ChristenUnie juist te maken met deze benchmark. Misschien moeten we ook realistisch zijn en beseffen dat de cultuurverandering nog veel langer gaat duren dan we hopen en denken. De vraag van de fractie is dan ook: hoe houdt de minister de vinger aan de pols van de overheidscultuur?

Voorzitter. De fractie brengt dit punt niet in om te tornen aan doelstellingen of om te tornen aan planning — in ieder geval niet op dit moment — maar om te benadrukken hoe belangrijk het is dat de minister de cultuurverandering volgt en faciliteert. Daarom sluit de fractie ook aan bij de bijdrage van collega Klip van de VVD en wat zij gezegd heeft rond het implementeren van lessons learned en niet in de verkeerde reflex schieten. Ook sluit onze fractie aan bij het pleidooi van de VVD voor een landelijke voorlichtingscampagne en voor een communicatietoolkit voor decentrale overheden.

Voorzitter. Ik ga afsluiten. Ik kom nog één keer terug op mijn geboortedorp. Nieuwer Ter Aa was een christelijk dorp. De ene helft was Nederlands-hervormd en de andere helft was lid van de gereformeerde gemeente. En enkelen gingen naar een rooms-katholieke kerk of een gereformeerde kerk. Er was een diep religieus besef dat de omgeving waarin zij leefden gegeven was door de Schepper van hemel en aarde, en dat ze die goed moesten doorgeven aan hun kinderen en kleinkinderen. waarbij de betekenis van de aarde niet meer te vinden is in de diepte maar aan de oppervlakte.

Voorzitter. Het dorp van mijn jeugd bestaat niet meer. Het diep religieuze besef van een Schepper wordt niet meer gedeeld door de meerderheid van onze bevolking. In de visie van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco — ik verwijs naar zijn boek De barbaren — is er sprake is van een mutatie: een overgang van een oude naar een nieuwe cultuur. Een overgang waarbij de betekenis van de aarde niet meer te vinden is in de diepte maar aan de oppervlakte.

In het politieke debat over de Omgevingswet gaat het uiteindelijk om de vraag of we als volk, bestuur en politiek tot een gedeelde betekenis willen komen, in verbinding met elkaar. Misschien mag ik het zo formuleren: willen wij ons binden aan de volgende generatie? Daarmee kom ik tot een gewetensvraag aan de minister: zorgt het nieuwe stelsel van de Omgevingswet ervoor dat we een betere omgeving aan onze kinderen en kleinkinderen door kunnen geven? Ik zie uit naar de antwoorden van de minister. Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verkerk. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.

Aan de Rijksuniversiteit Utrecht studeerde u scheikunde en theoretische natuurkunde. Na uw afstuderen ging u aan de slag als junior onderzoeker aan de Technische Universiteit Twente, waar u in 1982 promoveerde in de technische wetenschappen. Vervolgens werd u senior onderzoeker in het NatLab, oftewel Natuurkundig Laboratorium, van de Philips Gloeilampen Fabrieken in Eindhoven. Van 1986 tot 2002 was u voor Philips fabrieksmanager in Nederland, Taiwan en Duitsland.

In 2004 promoveerde u een tweede maal: dit keer in de bedrijfskunde aan de Universiteit Maastricht. Waar u in 1982 promoveerde op een volstrekt bèta-onderwerp op het gebied van geleidende materialen, koos u in 2004 voor een onderwerp over vertrouwen, macht en verantwoordelijk gedrag in industriële organisaties. Oud-senator Egbert Schuurman, jarenlang fractievoorzitter van de ChristenUnie in deze Kamer én hoogleraar reformatorische wijsbegeerte, begeleidde u bij het schrijven ervan.

In hetzelfde jaar werd u bijzonder hoogleraar christelijke wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Eindhoven en vanaf 2008 bekleedde u dezelfde leerstoel aan de Universiteit Maastricht. Afgelopen oktober heeft u in verband met uw pensionering afscheid genomen van beide leerstoelen. Uw afscheidsrede, die u een "pleidooi voor het heilige" noemde, ging over de klimaatcrisis. U bekeek die crisis vanuit het oogpunt van religie, duurzaamheid en inclusie. Bij dat "heilige" gaat het om verbindingen met de medemens en met de natuur, zo betoogde u.

Dat u gepensioneerd bent, betekent niet dat u stilzit. Sinds 2018 bent u actief als zelfstandig consultant op het gebied van innovatie, duurzaamheid en zingeving. In uw werk combineert u uw expertises op het gebied van techniek, filosofie en religie. Zo schreef u diverse artikelen in vaktijdschriften over deze onderwerpen. Ook zat u in 2015 en 2016 in de Adviescommissie Voltooid leven.

In een interview zei u over uw werk als filosoof op een technische universiteit, en ik citeer: "Als filosoof stel ik dan de vraag: welke elektriciteitssystemen zijn goed en welke slecht? 'Goed' kan betekenen: functioneel. Maar ook: toegankelijk voor iedereen, rijk en arm." Dezelfde vragen blijft u als Kamerlid stellen, zoals vandaag bij dit wetsvoorstel.

We kijken uit naar uw verdere inbrengen. Nogmaals van harte welkom.

Meneer Verkerk, u bent vanochtend de een-na-laatste spreker. Ik stel voor na de laatste spreker te schorsen voor een moment van felicitaties.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Otten.