Verslag van de vergadering van 4 februari 2020 (2019/2020 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.22 uur
De heer Doornhof i (CDA):
Voorzitter. De parlementaire democratie functioneert in Nederland behoorlijk goed. Dat is een belangrijke conclusie van de staatscommissie, waarvan het rapport vandaag in deze Kamer centraal staat. De CDA-fractie bedankt de heer Remkes en de andere leden van de commissie voor al hun werk. We hebben de mondelinge gedachtewisseling hier in de commissie met leden van de commissie erg op prijs gesteld. Het feit dat de parlementaire democratie zo goed functioneert, neemt volgens de staatscommissie niet weg — dat is ons goed duidelijk geworden — dat het parlementaire stelsel meer toekomstbestendig gemaakt moet worden.
U weet dat ik voor het eerst het woord voer in deze Kamer. Dat doe ik niet bij de behandeling van een concreet wetsvoorstel, maar bij de bespreking van een rapport dat tot wetsvoorstellen zou kunnen leiden. Dat is wat apart. Normaal zou je eerst het oordeel van de Tweede Kamer hebben over ideeën om de wet te veranderen. Dan ligt het niet voor de hand dat we nu hier het rapport met ideeën voor nieuwe wetgeving bespreken. Maar als nu het vraagstuk gaat om een stelsel waar wij als Kamer zelf deel van uitmaken, is voor een omgekeerde volgorde wellicht iets te zeggen, dit nog los van de altijd geldende controlerende taak. Uiteindelijk is het initiatief voor de staatscommissie in deze Kamer genomen.
Nu is het onderwerp al een paar keer besproken in onze commissie Binnenlandse Zaken. De manier waarop dat is gebeurd, laat volgens mij zien hoe gestructureerd en zorgvuldig in deze Kamer te werk kan worden gegaan. De insteek is steeds geweest dat we onszelf goed op de hoogte brengen van wat in het rapport staat en dat we ook weten wat de regering ervan vindt. Vervolgens zouden we dan met elkaar en met de regering van gedachten kunnen wisselen. Daarna zou dan het kabinet met de aanbevelingen aan de slag kunnen, wetende wat de opvattingen van het parlement zijn. Ook in de Tweede Kamer zijn ze inderdaad al flink met het rapport bezig geweest. Deze volgorde lijkt logisch vanwege de rol die de Eerste Kamer heeft bij de staatscommissie.
Het kabinet kijkt er wat anders tegenaan. Op onderdelen is het kabinet al met de uitvoering begonnen. Daarbij gaat het niet in de laatste plaats om een wijziging van de Grondwet. Een nieuwe procedure voor de benoeming van leden van de Hoge Raad is in consultatie gegeven. Dat geldt ook voor de verlenging van de zittingsduur van de leden van deze Kamer en voor de verandering van het traject om te komen tot een herziening van de Grondwet. De regering heeft deze initiatieven genomen om nog voor de Tweede Kamerverkiezingen tot een behandeling in eerste lezing te komen, maar ze is uiteindelijk nog niet eens klaar met een finaal oordeel over het hele rapport. We hebben in juno een reactie gekregen van de regering, maar we wachten nog steeds op het kabinetsstandpunt over de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport. Die tweede reactie was aanvankelijk aangekondigd voor december, maar het kabinet heeft nu laten weten dat er geen toezegging kan worden gedaan over de termijnen waarbinnen het vervolg klaar is. Misschien horen we van de minister nog wat meer over de termijnen.
Voorzitter. Dat brengt mij bij de motie van collega Schalk. Daarin wordt de regering verzocht om in elk geval de behandeling van het wetsvoorstel over de verlenging van de zittingsduur van de Eerste Kamer on hold te zetten. Nu was het voor dit kabinet, denk ik, niet zo heel moeilijk om gehoor te geven aan deze motie, omdat we juist hebben besloten om dit debat nu te voeren, hoewel we nog niet over die tweede reactie beschikken. Collega Schalk heeft er zelf ook wat over gezegd. De motie was misschien ook bedoeld om toch wat onvrede te uiten over de door het kabinet gekozen gang van zaken. Dat wordt dan "kabinetsbeleid" genoemd, maar we hadden misschien op wat meer politieke sensitiviteit mogen rekenen. De commissie voor Binnenlandse Zaken heeft ook een brief daarover geschreven. Maar goed, laat ik naar de inhoud van het rapport gaan.
Ik herhaal: de parlementaire democratie functioneert in ons land behoorlijk goed, en toch stelt de staatscommissie vast dat het stelsel op dit moment niet genoeg in staat is om een aanzienlijke groep Nederlanders goed inhoudelijk te vertegenwoordigen. Volgens de staatscommissie kan deze groep kiezers, voornamelijk lager opgeleiden, zich niet vinden in de besluiten die in Den Haag worden genomen. Dan gaat het bijvoorbeeld om belangrijke onderwerpen als Europa en immigratie. Dat sluit ook aan bij wat het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft gezegd al lang nadat de inkt van het rapport van de staatscommissie droog was. Ik citeer: "Meer mensen dan voorheen zijn tevreden met de democratie en de regering, maar een aanzienlijk en stabiel deel van de bevolking is cynisch over de politiek en heeft bijvoorbeeld het gevoel geen invloed te hebben op wat de regering doet, of vindt dat politici te veel letten op machtige groepen in plaats van op het algemeen belang. Ook zijn er maatschappelijke zorgen: over het samenleven, over immigratie en integratie, over de kosten van de gezondheidszorg en de kwaliteit van de ouderenzorg. En steeds vaker ook over klimaat en milieu. Tot slot zien meer Nederlanders in het algemeen conflicten en tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen dan vijf jaar geleden."
Het is heel terecht dat de staatscommissie markeert dat zij geen oplossingen kan bieden voor maatschappelijke onvrede, maar ze stelt wel voor om dat probleem rond de inhoudelijke representatie aan te pakken. Mijn fractie neemt dat probleem erg serieus. We willen ook niet alles bij het bestaande houden. Onze partij staat pal voor de democratische rechtsstaat. We vinden een politieke cultuur die haar waarden, instituties en beginselen onderhoudt en versterkt van fundamenteel belang.
Voorzitter. Het feit dat het terecht is dat we vandaag spreken over het rapport wil niet zeggen dat ik namens mijn fractie van elke aanbeveling ga zeggen of we vinden dat we die wel of niet zouden moeten overnemen. Uiteindelijk geldt voor veel van die aanbevelingen dat ze moeten landen in een wetsvoorstel. Staatsrechtelijk is het zo dat de regering en de Tweede Kamer dan eerst aan zet zijn. We willen hun eventuele wetsvoorstellen op al hun merites kunnen beoordelen zonder dat we ons nu onvoorwaardelijk op bepaalde standpunten hebben gesteld. Dat de tweede reactie van het kabinet er nog niet is, maakt ons temeer wat terughoudender, maar we geven wel graag een aantal schoten voor de boeg.
De staatscommissie ziet in de gekozen formateur een versterking van ons stelsel. Daarnaast is gezegd dat een wijziging van het kiesstelsel en een bindend correctief referendum aan te bevelen zijn. Het kabinet heeft in zijn eerste reactie al gezegd dat het de aanbeveling over de gekozen formateur niet overneemt. Daar kan de CDA-fractie zich in vinden. Het kabinet is zich nu verder aan het verdiepen in de twee andere aanbevelingen. Het werkt bijvoorbeeld drie mogelijkheden uit voor de hervorming van het kiesstelsel. Mijn fractie is het in elk geval met de staatscommissie en het kabinet eens dat de regionale component in het kiesstelsel verder moet worden vergroot.
In het rapport van de staatscommissie wordt wel weinig aandacht besteed aan de nadelen van het correctief bindend referendum. Wat betekent het nu precies als een wetsvoorstel wordt weggestemd? Je zou denken dat er dan ook een vervolg moet komen. Wat houdt dat vervolg dan precies in? Ik wijs op het advies van de Raad van State bij het initiatiefvoorstel van het Tweede Kamerlid Van Raak. De Raad van State schrijft daarin dat het vaak ook niet volledig duidelijk is wat de motieven waren van kiezers om tegen te stemmen. Daar komt bij dat we in een land leven waar grote problemen vaak via het compromis moeten worden opgelost. Een bindend correctief referendum is weliswaar verenigbaar met de representatieve democratie, het zou toch afbreuk doen aan ons poldermodel, hoe je het ook wendt of keert.
Een ander punt. De staatscommissie heeft gezegd dat burgers zich storen aan afsplitsingen van bestaande fracties, maar dat zij daar toch verder geen voorstellen voor doet. Mijn fractie vraagt zich af of dat niet toch had moeten gebeuren.
Voorzitter. Naast het probleem van de inhoudelijk representatie dat aangepakt moet worden, vindt de staatscommissie dat de weerbaarheid van onze democratische rechtsstaat versterking verdient. Jongeren moeten meer gaan leren over hoe onze democratie werkt. Politieke partijen zouden ook inzicht moeten geven in de manier waarop ze aan digitaal campagne voeren doen. Het kabinet is voortvarend met die aanbevelingen aan de slag gegaan.
Verder beveelt de staatscommissie een constitutioneel hof aan. Hierbij brengt zij ook de tegenargumenten zorgvuldig naar voren, waaronder het argument dat de wetgever democratisch is gelegitimeerd en dus zelf over de grondwettigheid van wetten zou moeten blijven oordelen. Mijn fractie is er nog niet van overtuigd dat dit argument minder sterk is dan de extra rechtsbescherming waarin met constitutionele toetsing zou worden voorzien. We zien sowieso de noodzaak niet zo in van het opnieuw instellen van een constitutioneel hof. Je zou ook kunnen zeggen: schrap "gewoon" artikel 120 van de Grondwet; dan kunnen alle rechters aan de Grondwet gaan toetsen, zoals we nu ook bij verdragen doen.
De aanbeveling om de procedure te veranderen waarmee de leden van de Hoge Raad worden benoemd, heeft de regering laten landen in een conceptvoorstel om de Grondwet te veranderen. Ik heb dat al gezegd. Als een dergelijk voorstel zou worden aanvaard, dan betekent dat dat niet langer de Tweede Kamer verantwoordelijk is voor een voordracht voor een nieuw te benoemen lid, maar dat er een voordrachtscommissie zal zijn. Het kabinet zal het inmiddels duidelijk zijn dat het CDA het zorgvuldig had gevonden als we dit voorstel na de behandeling van vandaag hadden gehad. We hebben de president en de vicepresidenten van de Hoge Raad hier op bezoek gehad.
Wat nog bezwaarlijker is, is dat ook de Hoge Raad zelf niet van tevoren over dit concept is geraadpleegd. Volgens de CDA-fractie bevestigt dit de eigenzinnige hapsnapbenadering waarvoor de regering bij het staatscommissierapport heeft gekozen.
De twee andere conceptideeën van het kabinet om de Grondwet te veranderen zien op een aanpassing van de verkiezingswijze van deze Kamer en een verandering van de manier waarop een Grondwetsherziening in tweede lezing gebeurt. Meteen valt natuurlijk op wat meerdere keren naar voren is gebracht: de staatscommissie zelf heeft die aanbeveling niet gedaan. Toch is het nu de bedoeling van de regering om elke drie jaar de helft van de leden van de Eerste Kamer te kiezen. Daarmee zou ervoor gezorgd worden dat de Eerste Kamer als geheel niet over een recenter mandaat van de kiezer beschikt dan de Tweede Kamer. De staatscommissie erkent wel dat dit conceptueel beter is, maar kwam dus niet met die aanbeveling. Je zou de vraag kunnen stellen of de staatscommissie niet aan het voordeel voorbij is gegaan dat de Statenverkiezingen niet langer worden overschaduwd door de verkiezing van deze Kamer. Dat maakt ook dat mijn fractie wel enthousiast is. Wel hebben we al snel een rapportage van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen gezien om te voorkomen dat kleine partijen te veel in de knel komen. Dat is mooi, want zij zouden ondervertegenwoordigd kunnen raken.
Voorzitter. Het laatste idee van het kabinet is om onze Kamer minder macht te geven bij Grondwetsherzieningen. De bedoeling is om de tweede lezing van Grondwetsherzieningen te behandelen in een verenigde vergadering van de beide Kamers, waarin deze Kamer dan natuurlijk 75 stemmen meebrengt tegenover de 150 aan de overkant. De CDA-fractie zou dit voornemen niet los willen zien van de aanbeveling van de staatscommissie om onze Kamer in het algemeen een terugzendrecht te geven. Mijn fractie ervaart het huidige systeem, dat je toch zwart-wit kunt noemen — een wetsvoorstel aanvaarden of niet aanvaarden en wegstemmen — als te weinig effectief. Er wordt natuurlijk wel met novelles gewerkt, maar wat ons betreft landt nu in de Grondwet een genuanceerd correctiemechanisme. Daarover heb ik een concrete vraag, die ik aan de minister wil stellen: is hij nu bereid om in de tweede reactie, die we straks krijgen, de vraag over de rol van de Eerste Kamer bij Grondwetsherziening te koppelen aan een bredere discussie over de bevoegdheden van de Eerste Kamer? Op dat punt zou de Eerste Kamer ook eerder aan de voorkant betrokken moeten zijn. Misschien heeft de minister ook een beeld van hoe dat zou kunnen gebeuren, dus hoe wij betrokken kunnen zijn bij dat denken over onze toekomstige bevoegdheden.
Ik kom aan het einde van mijn bijdrage. Het probleem dat een aanzienlijke groep van hoofdzakelijk lager opgeleiden zich niet in de Haagse besluitvorming kan vinden, kan met nieuwe voorstellen worden aangepakt. Misschien hangt het vooral af van de vraag of de huidige leden van ons parlement de analyse van de staatscommissie als signaal zien over hun eigen functioneren. Zeker voor een beginnend Kamerlid als ik kan het rapport helpen om nog beter te beseffen dat we uiteindelijk geen partijvertegenwoordigers zijn die alleen hun eigen aanhang representeren. In de vier jaar waarvoor ik hier verkozen ben, zal ik met mijn fractie wetsvoorstellen voornamelijk op rechtmatigheid en kwaliteit beoordelen. Aan de overkant hebben ze het politieke primaat. Daar zou het signaal van de staatscommissie ook opgepakt kunnen worden. Maar al hebben wij in deze Kamer minder macht en zijn wij anders gekozen, ook wij zijn er voor iedereen.
Bij de manier waarop ik de kwaliteit van wetsvoorstellen beoordeel, betrek ik dus ook de belangen en gevoelens van mensen die sociaal vervreemd zijn en politiek afgehaakt. Niet voor niets wijst de staatscommissie op artikel 50 van de Grondwet, zij het met een wat eigentijdse uitleg. Maar de letterlijke tekst van dit artikel mogen we hoe dan ook steeds op ons netvlies hebben: de Staten-Generaal vertegenwoordigen het hele Nederlandse volk.
Meer hoef ik niet te zeggen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Doornhof. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.
Na uw studies Juridische Bestuurswetenschappen en Civiel Recht aan de Rijksuniversiteit Leiden ging u in 2002 werken als advocaat bestuursrecht en omgevingsrecht bij advocatenkantoor Stibbe. Sinds 2013 bent u partner bij AKD Advocaten in Amsterdam. Ook hier bent u werkzaam op het gebied van bestuurs- en omgevingsrecht.
U bent verder verbonden aan de Academie voor Overheidsjuristen waar u colleges over overheidscontracten geeft. Aan het Congres- & Studiecentrum VNG verzorgt u kennisbijeenkomsten over omgevings- en gemeenterecht en overheidscontractenrecht. En sinds het begin van het huidige collegejaar geeft u aan de Vrije Universiteit Amsterdam college over het omgevingsrecht binnen de leergang De gemeentejurist van de toekomst. Ook publiceert u met regelmaat over het gemeenterecht in tijdschriften zoals De Gemeentestem, Bouwrecht en Jurisprudentie voor gemeenten.
Al tijdens uw studie werd u actief voor het CDA. In 2000 bent u met voorkeursstemmen gekozen tot lid van de gemeenteraad van Nijkerk. Saillant detail: zowel uw moeder als uw grootvader waren u reeds voorgegaan als raadslid in Nijkerk. Wie weet treedt uw zoon later in úw voetsporen. Bij uw beëdiging op 11 juni 2019 was hij er als pasgeborene immers al bij! U ziet, we zijn hier goed geïnformeerd.
In 2002 was u met 23 jaar de jongste gemeentelijke lijsttrekker. Na veertien jaar als raadslid, waarvan acht jaar als fractievoorzitter, verliet u in 2014 de lokale politiek om vijf jaar later in de landelijke politiek terug te keren als senator.
Tijdens de verkiezingscampagne voor Provinciale Staten vorig jaar zei u over uw kandidatuur als Eerste Kamerlid: "Politiek is belangrijk en leuk. Het nu met een juridische blik kijken naar voorstellen is nieuw voor mij. Van goede wetsvoorstellen kan een land beter worden. Het moet gaan om wetten die voor de inwoners van Nederland begrijpelijk, logisch en goed zijn."
Het debat van vandaag over het rapport van de staatscommissie parlementair stelsel is u dan ook op het lijf geschreven. Dat hebben we gezien.
Nogmaals van harte welkom. We zien uit naar uw verdere inbrengen.
Voordat ik de vergadering schors voor een moment van felicitaties en de dinerpauze, vraag ik of een van de leden in eerste termijn nog het woord wenst? Dat is niet het geval.
Ik verzoek de heer Doornhof zich voor het rostrum op te stellen, zodat alle overige collega's hem kunnen feliciteren. Als Voorzitter feliciteer ik u graag als eerste.