Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.01 uur
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. We hebben twee dagen intensief gedebatteerd over dit wetsvoorstel. Vervolgens hebben we een brief van de minister ontvangen, slechts één dag voorafgaande aan de stemming, met daarin een opsomming van de door haar gedane toezeggingen. Om deze te kunnen toetsen aan de Handelingen van het debat, heeft 50PLUS vorige week om uitstel van stemming gevraagd in het belang van een zorgvuldige behandeling. Mijn fractie hecht veel waarde aan de volgende specifieke toezeggingen: de garantie dat volledige werking, alsmede de toegankelijkheid voor eenieder van het DSO gereed zijn vóór inwerkingtreding; het starten van een landelijke voorlichtingscampagne, zodat de burger op de hoogte is van de komst en de inhoud van de Omgevingswet; dat gemeenten die daaraan behoefte hebben, ook na inwerkingtreding van de wet minimaal één jaar voldoende ondersteuning krijgen van de regioteams, op kosten van het Rijk; en het opnemen van een motiveringsplicht, waarmee de overheden moeten aangeven in hoeverre aan participatiebeleid is voldaan.
Mijn fractie betreurt het dat het door nrc.next gepubliceerde rapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport geen deel heeft kunnen uitmaken van de behandeling in eerste aanleg. Inmiddels hebben wij kennisgenomen van de brief van de minister van hedenmorgen, waarin zij nader ingaat op het rapport. 50PLUS heeft naar aanleiding van deze brief de volgende vragen. Op pagina 2 stelt de minister dat het rapport van de ILT gisteren openbaar is geworden. Mag mijn fractie daaruit afleiden dat het nooit de bedoeling is geweest dat dit rapport openbaar zou worden? Vervolgens zegt de minister dat zij dit rapport gaat bespreken met de medeoverheden. Dit rapport gaat over de periode 2012-2017. Waarom nu pas de uitkomsten bespreken met de medeoverheden, zo vraag ik de minister. De minister erkent dat de decentrale overheden thans lang niet altijd bekend zijn met de geldende regels, waardoor mogelijk de veiligheid van de burger in het geding komt. Waar baseert de minister de verwachting op dat door samenvoeging en omzetting van talloze regels met de invoering van de Omgevingswet ook daadwerkelijk de bekendheid met de regelgeving toeneemt bij gemeenten en provincies? Kan de minister nog eens uitleggen hoe deze stevigere kennisinfrastructuur in de praktijk gerealiseerd wordt, en zo het beoogde effect heeft om de burger voldoende bescherming te bieden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Het woord is aan mevrouw Kluit.