Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.55 uur
Mevrouw Nooren i (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Het onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport 2012-2017 en de — zo zeg ik met nadruk — inhoudelijke reactie van de regering hadden wat betreft de PvdA een zorgvuldigere behandeling verdiend. De beperkte voorbereidingstijd die we nu hadden, maakt dat niet mogelijk. In het debat over de Invoeringswet Omgevingswet hebben we met de minister uitgebreid van gedachten gewisseld over de verhouding tussen de enorme opgaven die er liggen op het gebied van klimaat, wonen en stikstof, en de rol en de invullingsruimte van gemeenten, provincies en waterschappen. Voor het Rijk is er ruimte voor sturing vooraf, rijksregels, of voor instructieregels; of achteraf, als de opgave niet gehaald wordt, dan wel als er bij het realiseren — ik neem maar even als voorbeeld nieuwe woningen — te weinig voortgang wordt geboekt, zoals op dit moment speelt. In die zoektocht is het voor de PvdA essentieel dat rijksregels worden gevolgd. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft volgens mijn fractie een gedegen en grootschalig onderzoek afgeleverd, met voor de fractie wat pittige conclusies: nationale ruimtelijke belangen komen in de knel; het systeem werkt niet als vanzelf, met risico's voor wat betreft veiligheid, gezondheid, financiën en economie, cultuur en natuur; en het vertrouwen in instituties. Nou, wat heb je dan nog over als je het hebt over de ruimtelijke ordening?
Er zijn partijen in deze Kamer die zeggen dat ze het wel hadden verwacht. Voor de fractie van de PvdA ligt dat anders. Wij gaan ervan uit dat lokale bestuurders en waterschappen zich aan rijksregels houden, nu en na de invoering van de Omgevingswet, mocht die ooit van kracht worden. En de PvdA puzzelt met de vraag: hoe komt het dan en hoe kan het dan dat lokale overheden de rijksregels niet naleven? De Inspectie Leefomgeving en Transport zegt dat de oorzaken onder andere liggen op het gebied van: de ingewikkelde wetgeving en regelgeving; regelgeving die onvoldoende verkend is; dat er veel fouten worden gemaakt en wie daar dan op toeziet; verschillende belangen en rolopvattingen, waardoor rijksregels niet nageleefd worden of doorwerken. Op een aantal van deze thema's gaat de minister in haar brief in. Ik verzoek haar in haar beantwoording alle elementen even af te lopen. En de kernvraag die voor mijn fractie relevant is: is het zo dat de Omgevingswet zaken beter of slechter maakt als je het hebt over de genoemde thema's? Helpt de ruimte voor de lokale overheden nu om zaken beter te laten verlopen op de voornoemde terreinen? Dat is de vraag die voor ons centraal staat in deze vierde termijn, die daarover hopelijk duidelijkheid geeft.
Inhoudelijk geeft de brief van de minister, vooral in de bijlage, goed weer waar de zaken geregeld worden die aan de orde komen in de rapporten, met de aanbevelingen die worden gedaan. Dat inhoudelijke stuk laat ik dan ook voor dit debat zitten, want we hebben niet de tijd gehad om dat allemaal te controleren en te kijken wat we daarvan vinden. Procesmatig heeft de PvdA-fractie wel een aantal vragen. Wanneer heeft de regering kennisgenomen van dit rapport? Wat is dan de weg naar de praktijk? Wat is de weg naar de politiek? Hoe komt het dat dit rapport niet actief met een inhoudelijke reactie aan deze Kamer is gezonden? Wat is de frequentie waarop normaal gesproken gecontroleerd wordt of lokale overheden in een bestemmingsplan, of de provincie in haar verordening, zich houden aan de rijksregels? En hoe reageren gemeenten en provincies als blijkt dat zij zich niet aan de rijksnormen houden? Ik ben met name geïnteresseerd in het onderwerp rolopvatting. Is het voor hen duidelijk dat niet afgeweken kan worden van rijksregels, of zien zij het als iets van "pas toe en leg uit"?
En dan de brug naar de Omgevingswet. Is er een risico dat bijvoorbeeld de ruimte voor de bruidsschat de indruk bij lokale overheden gaat wekken dat er sprake is van "pas toe of leg uit", in plaats van rijksregels en instructieregels van de provincie waarvan niet kan worden afgeweken op andere terreinen, of grenswaarden die niet overschreden mogen worden? Hoe ziet de minister dit in relatie tot het rapport dat nu voorligt en het eerdere debat dat gevoerd is? En in het rapport gaat het ook over het toezicht. Daarover schrijft de minister in haar brief dat er een strategische agenda voor de toekomst van het toezicht ligt. Het bespreken van het rapport met een medeoverheid vindt mijn fractie een mager antwoord in de brief. Heeft het inspectierapport niet laten zien dat het toezicht niet adequaat is? Waarom zou dit met de invoering van de Omgevingswet beter worden, en is een strategische agenda niet een mager antwoord op de ernst van het niet volgen van rijksregels, zo vragen wij de minister.
De minister geeft in haar brief aan dat er stappen zijn gezet wat betreft de samenwerking tussen omgevingsdiensten en de meer onafhankelijke vergunningsverlening, toezicht en handhaving; afgekort weleens de "vth-taken" genoemd. Kan de minister, vooruitlopend op de schriftelijke informatie, aangeven waar het daarbij over gaat, en wat ertoe leidt dat de tekortkomingen die in het rapport aan de orde komen, niet meer aan de orde zijn? Dat zijn in ieder geval de vragen die mijn fractie op korte termijn kon verzamelen. Ik zie uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nooren. Dan is nu het woord aan mevrouw Baay-Timmerman.