Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.00 uur
De heer Van Gurp i (GroenLinks):
Voorzitter. Uiterst kort. Een paar punten. We hebben een kort debatje gehad — en dat was nog maar pars pro toto — over de geluidluwe gevel. De minister heeft een verhaaltje verteld en heeft gezegd: ik hoop dat dat verhelderend is. Het verhelderde wel, maar het verhelderde precies dat waar is wat ik vreesde, namelijk dat het voor de gezondheid evident beter is — daar is iedereen het over eens — om de verplichting tot een geluidluwe gevel op te nemen, maar dat dat omwille van de systematiek, decentraal tenzij, wordt ingeruild voor het evident mindere, namelijk een motiveringsplicht mocht je het niet doen. Dat is precies de omgekeerde wereld. Daar zit de kern van onze zorg op meer punten van deze wet. Dat is één.
Ten tweede over de luchtvaart. Ik moet eerlijk zeggen dat het spreektempo van de minister te hoog ligt en dat mijn begripsvermogen traag is. Ik hoop dat ik het allemaal goed begrepen heb, maar ik begreep dat dat voor de luchtvaart op allerlei mogelijke manieren in het Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet zit, behalve op de manier waarop wij dat graag zouden willen. Het zit erin voor omgevingsvisies. Het speelt daarbij natuurlijk een rol. Het zit erin voor de binnenwaarden. Maar het zit er niet in als een harde grens waarin het geluid geplafonneerd wordt zoals dat voor alle andere bedrijfstakken en maatschappelijke sectoren wel geldt in het kader van deze wet. Daar is het niet in het kader van een andere wet die veel soepeler is. Dat valt ons tegen. Wat dat betreft heeft u volgens mij echt geen goed nieuws voor de mensen die zich daar sterk voor maken.
Het komt misschien nog in een aanvullingswet. Dat is een derde punt. Ik heb het al eerder gezegd: bij alles waar we eigenlijk niet gelukkig mee zijn, waar we niet tevreden mee zijn of waar we zorgen over hebben, kun je wel zeggen dat er een aanvullingswet of een evaluatie komt of dat je het gaat monitoren, maar wat mij betreft moeten we de belangrijke dingen aan de voorkant geregeld hebben. Dat is beter dan achteraf repareren. Op dat punt zijn we in ieder geval dus niet tevreden.
Misschien nog één opmerking. We hadden het over WHO-streefwaarden. De heer Janssen heeft gelijk: de VVD en wij allebei hebben daar wat over gezegd, maar misschien was dat wel het omgekeerde, begrijp ik nu. Als ik de heer Arbouw goed begrijp, zegt hij: als die streefwaarden er ook nog bij komen, dan kunnen we helemaal niks meer aan binnenstedelijke herontwikkeling doen, dus we moeten daar voorzichtig mee zijn. Onze intentie is anders. Als die streefwaarden er zijn — we komen daar nog over te spreken — dan moeten we die vooral hanteren. Dat is inderdaad ingewikkeld. Er moet dan ook een impuls voor innovatie in de binnenstedelijke ontwikkeling zijn, maar we moeten niet zeggen: we doen ze maar effe niet, want het komt niet uit; jammer dan voor de gezondheid. Het is wel de Wereldgezondheidsorganisatie.
Voorzitter. Hoewel er ook goede dingen in de wet zitten, zijn er al met al nog te veel vragen om mijn fractie te kunnen adviseren om voor te stemmen. Ik advies haar dus om tegen te stemmen.
De heer Arbouw i (VVD):
Misschien mag ik toch nog even terugkomen op de laatste woorden van de heer Van Gurp. Mijn zorg zit 'm juist in het volgende. Als je de afwegingsruimte bij geluid lokaal al beperkt met het invoeren van Swung-2 en als je de geluidsregels dan nog eens aanscherpt, dan betekent dat eigenlijk dat je lokaal niet zo heel veel meer kan. Dat was een beetje de optelsom, waarbij je dan denkt: we hebben nu een balans gevonden — daar zijn we het helemaal mee eens — maar kijk nou uit dat je met die extra eisen uit het gezondheidsadvies van de WHO uiteindelijk niet in een onwerkbare situatie terechtkomt. Dat is het pinpointen. Hoe we dat moeten oplossen is vraag twee. Het is voor de binnenstedelijke ontwikkeling wel echt van belang dat we daar nu al even naar kijken. Anders krijg je een pfas 2.0, bij wijze van spreken.
De heer Van Gurp (GroenLinks):
Ik begrijp u goed. Bij luchtkwaliteit speelt eigenlijk precies hetzelfde. Het is spannend; dat ontken ik geen moment. Ik ben al een half leven lang bezig met binnenstedelijke ontwikkeling, dus u hoeft zich geen zorgen te maken dat ik het belang niet zou zien. Toch kan het niet zo zijn dat als de Wereldgezondheidsorganisatie een grens als streefwaarde aangeeft — dat is niet eens zo keihard — wij zouden zeggen: laten we daar nou maar niet naar kijken, want het komt ons echt niet uit. We moeten even alle creativiteit inzetten die we in huis hebben. Dan ga je maar met prefab bouwen op de bouwplaats in plaats van in de stad. Dan ga je maar met geluidloze machines werken et cetera. Dat is ons pleidooi.
De heer Arbouw (VVD):
Misschien nog een laatste vraag dan. De heer Van Gurp zegt binnenstedelijke ontwikkeling heel belangrijk te vinden, zeker met de opgave die we nu hebben. Vindt hij dan ook dat lokaal maatwerk en het uiteindelijk lokaal neerleggen van de verantwoordelijkheid om naar creatieve oplossingen te komen, vergroot moet worden?
De heer Van Gurp (GroenLinks):
Ja, maar wel binnen heldere centraal aangegeven normen — dat is precies waar het debat vandaag over gaat — en daarbinnen maatwerk alom.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Gurp. Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Minister, bent in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister voor Milieu en Wonen.