Verslag van de vergadering van 3 maart 2020 (2019/2020 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.53 uur
De heer Crone i (PvdA):
Dank u, voorzitter. Het is verleidelijk om op de heer Janssen te reageren, want dit is toch een hele politieke wet. Vanuit die hoek had ik niet deze tegenwind verwacht, maar dat zal blijken als ik klaar ben.
Wij zijn wel verheugd met deze Aanvullingswet en dat wij die vandaag kunnen bespreken. Wij danken de minister en de ambtenaren voor de vele antwoorden, zij het dat er toch weer een zoekplaatje van is gemaakt. Ik citeer mevrouw Kluit van GroenLinks, maar ook andere fracties. We moeten heel vaak terugzoeken in de antwoorden, in de memorie van antwoord en zelfs in de nadere memorie van antwoord, en dan staat er een verwijzing naar stukken van jaren geleden. Dat moeten wij dan maar gaan terugzoeken. Dat is voor ons vervelend, want wij zijn niet lui, maar wij kunnen dat niet allemaal vinden. Wij zijn ook nog niet zo lang Kamerlid, dus wij hebben dat niet allemaal meegemaakt.
Ik vind het ook een slecht voorbeeld van de invoering van de Omgevingswet, want het is al een integratie van heel veel verschillende regelingen en wetten. Dan wil je juist dat in het laatste stuk bijna alles staat. Dat kan natuurlijk niet, maar ik vind het echt een slechte start van de Omgevingswet, als advocaten, juristen, maar ook burgers en ambtenaren, als zij deze stukken dadelijk teruglezen, zelf ook tachtig stukken terug moeten zoeken. Dat is toch een kritische noot. Ik vind dat iedereen na dit soort debatten het recht heeft op een compleet eindbeeld, waarin ook de ontstaansgeschiedenis staat en de wijzigingen die hebben plaatsgevonden.
Ondanks dat ik dankbaar ben, zou ik de minister toch willen vragen om in het vervolg de informatie compleet aan te leveren in de laatste stukken. Ik ben niet de eerste die dit zegt. Mevrouw Klip en mevrouw Kluit hebben het de vorige keer ook gezegd. Nogmaals, het is nu bijna een combinatie van een vijfsterrensudoku uit Trouw en het cryptogram op zaterdag in NRC/Handelsblad. U begrijp dat het onze zaterdagmiddagbijeenkomst thuis is om die op te lossen.
Dan over de inhoud. Dat is ook een wonderlijk proces geweest, maar gelukkig met een goede afloop. De wetten over grondeigendom zouden van het begin af aan geen beleidsneutrale omzetting zijn. Dat stond er nu juist in! Het is goed dat dat zo was, dat de overzetting van oude in nieuwe wetten voordelen zou opleveren, maar de Tweede Kamer heeft gelukkig gezegd dat er meer verslechteringen dan verbeteringen waren. Er waren acht amendementen, zoals de heer Meijer ook al zei. Die waren nodig om de verslechteringen eruit te halen en weer terug te komen bij beleidsneutraliteit of verbetering. Eigenlijk zou ik aan de minister willen vragen om politiek commentaar te geven. Een wetsontwerp met acht wijzigingen of amendementen, de belangrijkste van de heren Ronnes en Smeulders, kan zij toelichten hoe zij dat politiek apprecieert? Een minister is toch nooit blij met zo'n ingrijpende aanpassing van de wet?
Wij zijn er wel blij mee, want daardoor blijven er mogelijkheden voor overheden om actieve regie te voeren in de ruimtelijke ordening. Die worden niet afgenomen van de gemeenten, zoals het oorspronkelijk leek, maar blijven in stand en worden zelfs hier en daar verbeterd. Daar zijn wij als PvdA blij mee. Ziet de minister dat ook zo? Nu deze wet er zo uit gaat zien, kan zij ook zelf veel actiever en sneller aan de gang gaan met woningbouw, stikstof en andere problemen, om de enorme tekorten op de woningmarkt aan te pakken. Gelukkig heeft de Tweede Kamer, onder aanvoering van mijn collega Nijboer en de heer Ronnes van het CDA, de minister vorige week of de week daarvoor opgeroepen om veel actiever op de woningmarkt op te treden.
De reacties van de minister in de Tweede Kamer waren vriendelijk en voorkomend, zoals we haar kennen, maar nog niet daadkrachtig genoeg, las ik althans in de krant. De minister kan toch met deze wet in de hand zo spoedig mogelijk alle mogelijkheden inzetten die er zijn? Ik zou haar ook willen vragen of zij straks een stappenplan kan schetsen. Dat stappenplan hoeft niet te wachten tot deze wet ingaat, want dat is pas op 1 januari, neem ik aan. In dat stappenplan gaat het om een combinatie van al die wetten die we nu hebben, om snel de woningbouw aan te pakken. Er was ook een interessante suggestie van collega Rietkerk over de inzet van het Rijksvastgoedbedrijf.
Waar komen die nieuwe woningen? Dan kunnen ouderen comfortabele appartementen betrekken, dan kunnen jongeren doorstromen naar de woningen die die ouderen achterlaten en dan zou de totale productie weer omhoog vliegen. Dat vergt zeer actieve regie van de overheden gezamenlijk, en wel onmiddellijk.
Ik zou dus willen vragen wanneer de februaribrief komt over de NOVI. Mijn collega Nooren heeft precies hetzelfde gevraagd. Via de NOVI zouden we meer regie gaan voeren, zoals breed gedragen is in de Tweede Kamer. Het is een februaribrief, maar het is nu 3 maart en ik heb de brief vanmorgen nog steeds niet in mijn box gevonden. Komt de brief nog vanavond? We hebben om die centrale regie gevraagd.
Dan kom ik op de inhoud van het voorliggende wetsvoorstel. Er zijn echt een aantal verbeteringen, zoals het voorkeursrecht dat nu gemoderniseerd wordt. Dat is een verbetering. Er is veel gesproken over het kostenverhaal, want dat is het pièce de résistance vandaag. Het kostenverhaal is gelukkig verbeterd via het amendement-Ronnes c.s., omdat het nu weer publiekrechtelijk kan worden afgedwongen, als het nodig is om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te verbeteren.
Mijn fractie juicht dat zeer toe, want ontwikkelaars zouden het anders, bij een louter privaatrechtelijke regeling, wel heel makkelijk krijgen. Dan kunnen ze op hun handen zitten, meneer Janssen, want als het privaatrechtelijk is hoef je niks te geven, tenzij de ander beweegt. Dan halen ze de hoofdprijs binnen, alleen door op hun handen te zitten. Die publieke stok achter de deur hebben we juist nodig, zou ik ook tegen de heer Meijer willen zeggen, want hij weet dat 95% privaatrechtelijk is geregeld. De partijen weten dan dat zij eruit moeten komen, want anders komt dat publiekrechtelijke. Dat is voor de overheid niet aantrekkelijk, want dat duurt lang, maar ook niet voor de private ontwikkelaar, want die weet niet wat eruit komt. In Nederland hebben we toch zeer goede, uitgetrilde ervaringen dat er dan een goede prijs uitkomt voor de ontwikkelaar, vaak beter dan wanneer hij zelf voor verkoop in de markt zou gaan.
De heer Meijer i (VVD):
Ik zou het beeld weg willen nemen dat ontwikkelaars of initiatiefnemers op hun handen blijven zitten en niks doen en dan met de hoofdprijs ervandoor gaan. Uit mijn bestuurspraktijk, waar u naar verwijst, weet ik dat over het algemeen ontwikkelaars en overheden dezelfde doelen hebben en daar proberen te komen. Dan kan je op het eind van mening verschillen. Dan kan er een publiekrechtelijk instrumentarium voor worden ingezet, maar in beginsel is dat een grote uitzondering, dus daarom ben ik even opgestaan.
De heer Crone (PvdA):
Ik geef toe dat het misschien uitlokking was, maar we kennen toch allemaal voorbeelden van ontwikkelaars die niet eens willen ontwikkelen maar die grondposities innemen, soms op stroken gebied waarvan ze denken dat er iets gaat gebeuren. Voor die strook vragen ze dan de hoofdprijs en die moet je dan betalen. Er zijn te veel praktijkvoorbeelden — naast de goede ontwikkelaars, waar u op doelt — van ontwikkelaars die geen ontwikkelaar willen zijn, maar gewoon speculant. Daar moeten we juist deze stok achter de deur voor hebben.
De heer Meijer (VVD):
Ik heb zelf de indruk dat de Onteigeningswet bedoeld is voor stroken die er niet komen. Die wordt overgenomen in de Aanvullingswet. Het gaat hier om ruimtelijke ontwikkeling buiten het plangebied, waar die publiekrechtelijke regeling volgens mij voor bedoeld is.
De heer Crone (PvdA):
Onteigening en voorkeursrecht worden ook versoepeld, maar het kostenverhaal is de andere kant van dezelfde medaille. Ook daar kunnen we via deze regelingen meer een beroep doen op samenwerking in plaats van op tegenstrijdige belangen.
De heer Van Dijk i (SGP):
Even hierbij aanhakend. De heer Rietkerk gaf zojuist een hele beperkte, enge uitleg van het amendement. Leest u het ook zo of ziet u er veel meer ruimte in? Hoe vat u het amendement op?
De heer Crone (PvdA):
Ja, dat is een hele goede vraag, ook gezien antwoorden van de minister en de wetenschappelijke artikelen die we de laatste dagen hebben gekregen. Het gaat er in principe om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te verbeteren c.q. niet te doen verslechteren. Er worden voorbeelden genoemd als stadsparken, groen of de stikstofaanpak, ook genoemd door mevrouw Moonen. In de antwoorden op vragen van D66, de SGP en van ons zien we dat het ook kan gaan om een bijdrage met sociale aspecten, bijvoorbeeld het aandeel sociale woningbouw. Ik zou dat ook graag zo zien. Een ander voorbeeld is om oude woningen te slopen die in zo'n wijk overblijven. Of om bij een nieuw industrieterrein tegelijkertijd een ander industrieterrein te verbeteren of te saneren, ook al zit dat misschien niet op dezelfde grond. Ik vind het juist goed dat we een wat ruimere definitie hebben om via zo'n soort instrumentarium een wat integralere afweging te maken.
De heer Van Dijk (SGP):
Helder. De heer Crone kiest hierbij dus voor de royale exegese. Dat zou zijn voorkeur hebben bij dit amendement en hij wacht op de reactie van de minister op hoe het precies gelezen moet worden. Vat ik het zo goed samen?
De heer Crone (PvdA):
Ja, beleidsmatig zou het mijn wens zijn om het wat breder te zien. We zien nu namelijk voorbeelden waarbij het niet juist gebeurt en de rekening ergens anders terechtkomt. Er moet daarom een balans zijn ten opzichte van de private investeerder, die ik alle rendement gun, maar dan mag niet gelden: de lusten voor de individuele initiatiefnemer en de lasten alleen maar voor de belastingbetaler. Die balans is natuurlijk precair. Daarom is dit wel een zorgvuldig wetsontwerp. Naar ik heb begrepen, komt in de AMvB's die worden voorgehangen nog terug wat precies de grenzen worden. Dit is ook een politiek gevoelig punt. Ik bedoel ook niet dat hier jongerenwerkers zouden moeten worden betaald. Daar kan ik ook een deel van mijn achterban voor mobiliseren maar laten we dat niet doen. Dat we met z'n allen weer teruggaan naar een wat integralere sociaal-economische, fysieke afweging per gebied, is toch de kern van de Omgevingswet. Dus als het hier niet mag, waar dan wel? Zo'n enge definitie is bijna een reden om te zeggen dat het enthousiasme wat is bekoeld. Overigens is er altijd sprake van rechtsbescherming, want, naar ik begrijp, moet dit altijd van tevoren zijn aangegeven in de omgevingsplannen, de omgevingsvergunningen of whatever. Dus het is echt niet zo dat een wethouder plotseling kan zeggen dat hij even iets nieuws voor de burgers gaat bouwen. Dat moet allemaal wel zorgvuldig gaan. Dus er blijft sprake van rechtsbescherming. Het blijft ook een stok achter de deur.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Crone, zodat u niet uitloopt.
De heer Crone (PvdA):
Ja, dat is goed, maar met deze antwoorden kan ik mijn betoog wat inkorten, dus dat scheelt weer.
Het verbaast mij ook wat er in de Binckhorst, hier om de hoek, is gebeurd. Dat is toch bedoeld als een van de voorbeeldprojecten van de Omgevingswet. Het is een project dat niet voldoet aan, zeg maar, de minimale fysieke sociale eisen, zoals fiets- en recreatiemogelijkheden waaronder fietspaden en parken. Dus heeft de gemeente daar zitten slapen of is er een onvoldoende instrumentarium geweest? Zou dat in het kader van de nieuwe wet makkelijker zijn geweest? Had dan de gemeente Den Haag kunnen zeggen: u mag er wel duizenden woningen bouwen maar we verhalen op u de kosten van een fietspad, een stadspark of wat dan ook? Of het dan sociaal of fysiek is, in dit geval is het op beide punten een gemiste kans, wat ik overigens uit de krant begrijp, want we wachten natuurlijk eerst het antwoord van de minister af. Dus zou dit in de aanpak van de Omgevingswet beter zijn geweest? Zo niet, dan is de Omgevingswet voor mij een schrikbeeld, want als het overal gaat zoals bij de Binckhorst, hebben we iets fout gedaan.
Voorzitter. Dan nog een expliciete vraag die er dicht tegenaan ligt. Het amendement van Ronnes cum suis zag op de gemeentes, maar hier zit de provincie eigenlijk ook wel mee. Een aantal ervan hebben er ook op gewezen dat provincies misschien wel behoefte hebben aan een soortgelijk instrumentarium voor ruimtelijke ordening op het regionale c.q. provinciale schaalniveau om bijvoorbeeld het Klimaatakkoord te kunnen uitvoeren, zodat er compensatie, kostenverhaal of hoe je het noemen wil, kan plaatsvinden ten aanzien van zon- en windparken maar misschien ook wel ten aanzien van andere zaken in het kader van het Klimaatakkoord of anderszins. Op die manier kun je investeerders mee laten betalen, desnoods bestuursrechtelijk afgedwongen, aan natuurontwikkeling of aan compensatie voor bewoners die er last van hebben. De meeste Friese windparken die er zijn gekomen, zijn initiatieven van de burgers omdat ze uit de opbrengst verbeteringen voor hun eigen dorp of wijk kunnen financieren. Dat geeft een eerlijke balans tussen de private winst voor de ontwikkelaar en de belangen van de burgers. Dus als ik het goed zie, zou ook dit wel een positief argument kunnen zijn om een wat bredere definitie te hebben en om dit ook van toepassing te laten zijn op het provinciale bestuur. En ook dat zal dan wel weer keurig netjes geborgd zijn in de omgevingsvergunning. Voorwaarden voor compensatie kunnen daarin worden opgenomen.
Een ander belangrijk voordeel van een publiekrechtelijke regeling boven een privaatrechtelijke regeling is dat alle mogelijkheden van bezwaar en beroep openstaan tegen het besluit zelf op basis van de omgevingsvergunning. Dan is beroep mogelijk van de initiatiefnemer maar ook van derde belanghebbenden, wat bij privaatrechtelijke overeenkomsten, denk ik, veel minder het geval is. Dus dat is nog een extra voorbeeld, ook uit democratisch en rechtsstatelijk oogpunt, waardoor het mij lijkt dat we dit zo goed kunnen regelen.
De heer Rietkerk i (CDA):
De provincies hebben mogelijkheden om allereerst beleid te formuleren in visies en omgevingsvisies, even los van de vergunning. In die omgevingsvisies is het heel gewoon dat je ook over compensatiebeginselen spreekt en dat vertaalt in een verordening. Dat is publiek geborgd. Hoe kijkt u daartegen aan in relatie tot uw wens tot die wettelijke regeling?
De heer Crone (PvdA):
Daarom is dit ook nog deels een open vraag aan de minister. Ik denk wel dat, zoals we het voor de gemeente regelen via het amendement-Ronnes, het in dezelfde sfeer ook voor de provincies zou kunnen. Als u zegt dat dit niets toevoegt aan wat er al bestaat, dan hoeft het weer niet. Ik denk aan de andere kant wel dat als we een wat bredere definitie zouden hebben, waarover we het net hadden, het ook geen kwaad kan. Ik hoor uit provinciekringen in ieder geval dat ze dat wel prettig zouden vinden, omdat ze dan die discussie niet hebben. Dus als wat betreft de provincies sprake zou zijn van hetzelfde laken een pak als voor de gemeentes, is dat alleen maar prettig. Dan is alleen wel de vraag of dit in de huidige wetgeving past of dat er volgens de minister dan nieuwe wetgeving nodig voor is, al of niet in een novelle of in een andere wet, maar, naar ik aanneem, niet in AMvB's. De heer Verkerk verwees ook naar dit punt. Dus we komen er vast in tweede termijn nog op terug dat we dit goed moeten regelen.
Voorzitter. Dan een ander voorbeeld. Er is nu ook in de Tweede Kamer besloten tot de aanleg van de brede sluis in Kornwerderzand. Ondernemers gaan daaraan meebetalen. Dat is ook al afgesproken en dat willen de werven ook wat betreft de schepen die door die nieuwe brede sluis worden geleid. Ze zeggen vervolgens wel: als we gaan betalen maar er freeriders tussen zitten die niet willen betalen, wat moeten we dan doen? Juist ondernemers zoeken dan een wettelijke grondslag om het allemaal te betalen. Ik begrijp dat er thans ook overleg over plaatsvindt met de ministeries. Dan lijkt het mij eigenlijk de logica van deze wet dat waar het gaat om een infrastructuurproject, er een soort kostenverhaal mogelijk is bij de initiatiefnemers en in dit geval bij die werven. Ik hoor graag van de minister of ik dat goed zie en of ze dat dan kan bevorderen.
Voorzitter. Ik kan heel kort zijn over een aantal andere verbeteringen, aangezien anderen er al over gesproken hebben en sommige al schriftelijk zijn afgedaan. Dat betreft bijvoorbeeld de versnelling van de onteigeningsprocedure van 23 naar 17 maanden, wat een hele goede verbetering is, en de versnelling van het kostenverhaal. Ook noem ik het feit dat na vernietiging van een omgevingsplan het voorkeursrecht twee jaar blijft gelden. Dus ook daarmee is een verslechtering uit het wetsontwerp door de Tweede Kamer gehaald. Verder juichen we het toe dat de ruilverkaveling kan plaatsvinden tussen landelijke gebieden maar ook stedelijke gebieden, waarover de heer Van Dijk zo-even ook sprak. Daarbij is inderdaad nog wel de spannende vraag waarom daar geen sprake is van fiscale gelijke behandeling.
Voorzitter. Laten we dus zonnig afsluiten. De oorspronkelijke wetsontwerpen zouden onze goedkeuring absoluut niet hebben gekregen maar door eendrachtig ingrijpen van de wetgever en de medewetgever Tweede Kamer ziet het er nu beter uit. Desalniettemin heb ik toch nog een paar serieuze aandachtspunten waarop mijn fractie toch graag de reactie van de minister wil horen, alvorens er een totaalafweging kan plaatsvinden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Crone. Dan is het woord ten slotte aan de heer Vendrik.