Verslag van de vergadering van 19 mei 2020 (2019/2020 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.04 uur
De heer Van Pareren i (FvD):
Dank u, voorzitter, voor het woord. Graag zou ik een aantal vragen rond deze wet met de staatssecretaris en de andere Kamerleden willen bespreken. Ik bijt vandaag de spits af. Het is een heel lange en belangrijke dag die we vandaag met elkaar doormaken. Ik kan zeggen dat ik vanuit mijn voormalige werk erg betrokken was bij degenen die met de Wajong te maken hadden. Zij hadden daar plezier van of hadden daar ook wel eens wat moeite mee. Het is in ieder geval goed dat de wet Wajong er is.
Ik heb begrepen dat er veel kijkers zijn die het debat via de livestream volgen. Veel betrokkenen bij de wet Wajong zijn erg nieuwsgierig wat er vandaag allemaal door ons naar voren wordt gebracht. Ik heet hen ook welkom. Ik vind het fijn dat we deze mogelijkheid hebben om deze wetsbehandeling zo breed mogelijk te delen. Even voor de helderheid: het debat vindt nu plaats, maar de stemming is volgende week. Het is bij iedereen hier bekend, dus ik zeg het meer voor de kijkers dan voor onszelf, maar het is wel belangrijk. Ik zag in veel berichten dat men de indruk had gekregen dat er vandaag gestemd zou gaan worden.
De wet heeft als bedoeling een vereenvoudiging en een verbetering van de bestaande wet. Het is de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Deze wet, Wajong, is een wet die gaat over heel veel Nederlanders, 250.000 afgerond. Die groep is niet alleen. Die groep heeft ook een hele grote groep mensen om zich heen. Zeg maar 1,5 miljoen mensen zijn direct of indirect betrokken bij het welzijn van deze jongeren.
Een gek punt om mee te beginnen is dat ik de wet, misschien door de verbetering en vereenvoudiging en de zaken die nu plaatsvinden, een andere naam zou willen toekennen. We praten tegenwoordig niet zozeer over gehandicapten, maar gewoon over mensen met een beperking. Dat vind ik vriendelijker klinken. Een voorstel is dan ook om het de Wet van empowerment van jongeren met een beperking, oftewel WEJB, te noemen. Daar spreekt meer de bedoeling van de wet uit.
Deze wet gaat over jongeren die buiten hun schuld en buiten hun toedoen met een handicap zitten. Waar anderen met gemak vijf dagen in de week kunnen werken, halen zij soms met moeite slechts drie dagen in de week. Die wet is er dus niet voor niets. Hij is in de Tweede Kamer geweest. Daar is hij aangenomen. Er is een mooie motie geweest van de Staatkundig Gereformeerde Partij, samen met Forum voor Democratie, om de garantietermijn te verlengen tot twaalf maanden. Nu is de wet in deze Kamer.
Als we luisteren naar mensen die zelf betrokken zijn of zelf te maken hebben met de wet, blijkt dat er nogal wat vragen blijven leven. Dat is belangrijk, want die vragen dienen een antwoord te krijgen. Het is ook zaak dat je naar de hele groep kijkt, maar dat er natuurlijk verschillende delen in de groep zijn. Het zijn niet allemaal dezelfde situaties waarmee je te maken hebt. Dat is van belang bij de beoordeling van deze wet.
Er zijn dus wat zorgen bij onderdelen van de wet. Het wettelijk minimumloon, de bijstand: wat is nu precies de zekerheid waar men op kan rekenen? Daar gaat het natuurlijk om: sociale zekerheid. Begint de studieregeling al wat later of wat vroeger? De re-integratiekansen en natuurlijk de rekensommen: rekensommen die bij de wet passen om vast te stellen waar iemand wel of geen recht op heeft. Het ministerie van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid heeft de W van werk in zijn naam. We spreken over een kwetsbare groep met soms een heel onzekere toekomst, in die zin dat hun ziektebeeld onvoorspelbaar kan zijn. Zekerheid is voor hen dus heel belangrijk. Maar werk is voor velen ook heel belangrijk. De samenstelling van deze wet is gemaakt in een tijd van hoogconjunctuur. Ik vergelijk het maar even met wat wij nu hebben. De coronacrisis heeft verstrekkende gevolgen voor iedereen, niet alleen voor de Wajongers, maar voor veel meer mensen. Juist omdat we vandaag over de Wajongers, praten, is het van belang om met elkaar goed na te denken of deze wet het balansonderdeel nog in zich heeft, waarmee we ook in de coronacrisis mee van doen kunnen hebben. Velen van die Wajongers vrezen extra voor hun toekomst. Zij maken zich zorgen of zij hun werk houden en in betere gevallen of zij nog makkelijk werk kunnen krijgen. Nogmaals, dat is niet alleen bij de Wajongers zo, maar bij heel veel mensen in Nederland. Zeker bij deze kwetsbare groep speelt het vandaag absoluut een rol. Het was goed nieuws om in de pers te vernemen dat de staatssecretaris dit weekend ook was uitgenodigd voor het crisisberaad van bewindslieden op het Catshuis. Ik vind het een heel goede ontwikkeling dat dat deel van de effecten van de crisis ook duidelijk aandacht krijgt. Er komt vandaag veel langs. In dat kader willen wij als Forum voor Democratie een aantal verduidelijkende vragen stellen aan de staatssecretaris, en daar waar nodig een oproep doen.
Een van de punten is de scholing. Er is sprake van dat die op een gegeven moment ingaat. Wij zouden het heel plezierig vinden om daar wat grotesker of ruimer in te zijn en om daarbij met wat terugwerkende kracht ondersteuning te kunnen geven. Daar hebben andere fracties ons ook over benaderd. Wij steunen deze gedachte zeer van harte.
Ik heb een beetje een bijvraag over de naam van de wet. Ik vind dat niet het belangrijkste vandaag. Bent u bereid om er eens over na te denken om een andere naam aan deze wet te geven, waar meer de inspiratie uit spreekt die daar voor de betrokkenen in moet zitten? Ik heb dat "empowerment" genoemd. Dat is dan zo'n mooi Engels woord. Het gaat om de kracht die uit de wet moet spreken en die moet worden gevoeld als de interpretatie en de uitvoering van de wet plaatsvindt.
Forum van Democratie heeft dan nog een wat algemene vraag. We hebben begrepen, en hopen dat dat begrip juist is, dat deze wet geen bezuiniging is en dat dat oogmerk ook absoluut niet in deze wet zit. Bij een bezuiniging kun je natuurlijk zeggen dat de een met min één omlaag gaat en de ander met plus twee omhoog. Het is dan geen bezuiniging. Bedoeld is dat de hele groep hier in onzekere tijden een goed gevoel bij kan hebben. De vraag is hoe dat zit in de beleving van de staatssecretaris.
Als er geen sprake is van bezuiniging, is de vraag meteen of de betrokkenen, nu nog Wajongers geheten, ervan mogen uitgaan dat hun individuele situatie alle aandacht blijft houden en dat goed gekeken wordt als er afwijkingen zijn in hun situatie. Kan er, zeker met het oog op corona, gekeken worden naar hun individuele situatie, welk effect een korting bij hen heeft en of daar eventueel wat aan gedaan kan worden? Dat vinden wij toch wel erg belangrijk. We praten over een sociale zekerheid. Dat woord "zekerheid" moet dus ook gevoeld kunnen worden.
Daarmee gelijk ook de vraag of u bereid bent om het beleid dat mogelijk wordt ingezet scherp te monitoren, zoals ik dat maar even noem. En als dat beleid ingezet wordt, om dan goed te monitoren wat ongewenste effecten in de praktijk zijn, welke signalen er komen en vooral wat daarin op te lossen is. We kijken ernaar uit dat juist dat deel van de inhoud van de wet alle aandacht krijgt en dat er ook echt gemonitord worden. En niet: de wet is er, hij wordt uitgevoerd en er kraakt van alles en er gaat van alles gebeuren. Dat is niet onze bedoeling.
Ik noem nogmaals de sociale zekerheid, vooral ook omdat de coronaeffecten ons inziens nog niet zo vol in deze wet zijn betrokken of verwerkt. Daarom ook de vraag of de staatssecretaris bereid is om deze effecten te monitoren en of op bepaalde momenten een herijking zou kunnen plaatsvinden. Die effecten zullen er ongetwijfeld zijn. Daar zit nog veel onvoorspelbaarheid in, maar een aantal zaken is daarbij al te verzinnen. Het gaat nog steeds om extra zekerheden voor de groep. Waar denkt u dan aan, in zo'n geval?
Een nieuwsgierige vraag, al stel ik die niet zozeer om de nieuwsgierigheid: is deze nieuwe Wajongwet ook in het crisisoverleg van afgelopen weekend ter sprake geweest? Zo ja, kunt u dan een indicatie geven van de uitkomst? Zo nee, bent u van plan de wet nog in een komend crisisoverleg ter sprake te brengen?
Ik heb al eerder gezegd dat in de afkorting SZW, het ministerie, de naam "Werkgelegenheid" zit. Is er ook een extra stimulans voor de jonggehandicapten, de WEJB'ers in mijn woorden, wat betreft werkgelegenheid? Is er nog wat inspiratie gekomen om te kijken of wij meer zekerheden en ook meer opvang kunnen geven in deze tijden? Stimulansen voor werkgevers, stimulansen voor andere vormen in de markt? Het hoeft niet alleen om werkgevers te gaan; het kunnen ook individuele initiatieven zijn van de betrokkenen.
In de reacties vanuit de betrokkenen komt ook veel naar voren vanuit het VN-verdrag voor de mensen met een handicap, met een functiebeperking. Heeft de staatssecretaris de indruk dat dit verdrag voldoende is neergedaald binnen de opzet van de Wajong zoals die er nu in vernieuwde vorm ligt?
Afgelopen tijd hebben de collegae van de staatssecretaris, Wiebes en Keijzer, die aan de meer economische kant van het spectrum zitten, gezegd: wij kunnen niet iedereen redden. Dat daalt natuurlijk neer bij de bevolking, die daardoor onzeker wordt. Men vraagt zich niet zozeer af of men gered wordt, maar meer: hoe gaat het met mij in de toekomst? Het is namelijk geen geruststellende gedacht als je zoiets te horen krijgt. Is er nog extra geruststelling te geven aan iedereen? "Iedereen" is natuurlijk een heel vol woord; het gaat om uitgebreide groepen, afgerond 250.000 betrokkenen, zoals ik al eerder heb genoemd. Is er nog wat geruststelling te geven aan deze groepen in het kader van deze wet? En vergt dat misschien nog kleine aanpassingen?
Voorzitter, ik ben ruim binnen de tijd gebleven, maar dat is niet zo belangrijk. Het gaat er meer om dat ik zeggen wil wat ik te zeggen heb in deze eerste termijn. Ik ben heel nieuwsgierig naar de inbreng van mijn collega-Kamerleden vandaag in dit traject. Ik zal met zeer grote belangstelling en energie dit debat verder vandaag volgen. Er is op dit moment in de eerste termijn geen aanleiding om een motie in te dienen. Dat zou eventueel kunnen in de tweede termijn.
Wel wil ik één ding nog even kwijt, een ding dat naar mijn mening soms vergeten wordt. Ik wil veel waardering uitspreken aan de staatssecretaris en haar staf voor de grote inspanningen die verricht zijn om ons goed op de hoogte te brengen en onze vragen te beantwoorden, om ons mee te nemen in wat hier allemaal speelt bij deze wet. Daarin is een heel grote zorgvuldigheid betracht. Mijn dank daarvoor, ook voor de bereidheid die er steeds was om, als er vragen waren van mijn kant, die te kunnen stellen en daarover uitleg te krijgen. Ziet u onze vragen en opmerkingen dan ook als enkele punten op de i voor deze wet.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Sent.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Ik wil de heer Van Pareren hartelijk danken voor zijn heel mooie inbreng. Een aantal malen noemt hij aanpassingen die gewenst zijn. Hij spreekt zorgen uit over het feit dat niet iedereen erop vooruitgaat en dat sommigen erop achteruitgaan als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel. Moet ik daaruit concluderen dat Forum voor Democratie geen steun uitspreekt voor het wetsvoorstel zoals het nu voor ons ligt en dat het aanpassingen wenst voordat het op instemming van de woordvoerder kan rekenen?
De heer Van Pareren (FvD):
Ik zou mevrouw Sent willen antwoorden dat Forum voor Democratie vandaag aan het begin van de dag spreekt. Wij hebben geprobeerd in deze spreektijd een aantal vragen naar voren te brengen die wij hebben aan de staatssecretaris. Die vragen hebben wij zeker. Het antwoord daarop zal ons beeld hierin verder vormen. Wij vinden dat deze wet best op een aantal punten wat aanpassingen kan gebruiken, maar ik vind het te veel gezegd om aan het begin van de dag al te gaan stellen: dat is hem niet of dat is hem wél. Het is juist het debat van vandaag dat daar een verdere toelichting op zal geven.
Mevrouw Sent (PvdA):
We hebben geen recht van amendement in de Eerste Kamer. Het is take it or leave it. Ik concludeer dan toch uit de woorden van de heer Van Pareren dat de zorgen groot zijn en dat het voorliggende wetsvoorstel aanpassing behoeft, zoals hij zelf zegt, om op steun te kunnen rekenen. Ik heb nog een aanvullende vraag. Die betreft de motie die in de Tweede Kamer is aanvaard, of het amendement. Die vat de verlenging van de termijn van het garantiebedrag. Hoe beoordeelt de heer Van Pareren de verlenging van twee naar twaalf maanden in de context van de crisis? Hij heeft daar zelf vragen over gesteld aan de staatssecretaris. Ik ben ook heel erg benieuwd wat zijn eigen inschatting is over de haalbaarheid voor een arbeidsgehandicapte om binnen twaalf maanden een nieuwe baan te vinden en gebruik te maken van de uitbreiding van de termijn.
De heer Van Pareren (FvD):
Ik vind het fijn dat mevrouw Sent dit deel ook nog even aan mij vraagt. Ik heb geprobeerd in mijn vraagstelling aan de staatssecretaris die zorg uit te spreken. Ik ben heel nieuwsgierig naar de termijn. Ik ben het met u eens dat twaalf maanden een korte termijn kan zijn voor sommigen, ook voor mensen die geen functiebeperking hebben. We praten hier vandaag over. Ik ben heel nieuwsgierig naar welke bandbreedte de staatssecretaris ons vandaag gaat bieden.
De voorzitter:
Mevrouw Sent, derde.
Mevrouw Sent (PvdA):
Dus u bent het met mij eens dat die termijn van twaalf maanden te kort is. Zo lees ik uw woorden.
De heer Van Pareren (FvD):
Ja, maar ik wil daar even een kanttekening bij zetten. Het kan soms zijn dat drie maanden niet te kort is. Het kan soms zijn dat twaalf maanden te kort is. Het kan soms zijn dat achttien maanden te kort is. Ik ben het met u eens dat de bandbreedte best aandacht mag hebben. Maar nogmaals, ik ben erg nieuwsgierig wat op een gegeven moment de inbreng is van de staatssecretaris. Misschien komt zij met een idee op een ander vlak, zodat ik zeg: hé, dat geeft die ruimte op een andere manier dan letterlijk op dit punt.
De heer Kox i (SP):
Ik heb met interesse en voor een groot gedeelte met instemming geluisterd naar het verhaal van de woordvoerder van Forum voor Democratie in dit belangrijke dossier. Natuurlijk weten wij allen de beperkingen van deze Kamer. We hebben wetten te nemen zoals ze zijn. Maar deze Kamer, zeker in deze omgeving, is creatief genoeg om met goede hulp van de staatssecretaris te kijken of er wegen zijn om problemen op te lossen. Mijn vraag betreft het volgende. Collega Van Pareren geeft aan dat er toch heel veel mensen zijn die een beroep moeten doen op sociale zekerheid. Maar hij identificeert deze groep, volgens mij terecht, als een hele bijzondere groep. Het is geen groep van mensen die bijvoorbeeld "normaal" in de bijstand of zo zitten, maar een groep die iets overkomen is waar je totaal geen invloed op kan uitoefenen. Wil hij daar nog eens even op verder gaan? Want dat maakt dat deze groep ook bijzonder behandeld zou kunnen worden. Als deze groep hetzelfde zou zijn als de grote groep die een beroep doet op de sociale zekerheid, zou je moeten zeggen: gelijke monniken, gelijke kappen. Maar in dit geval zijn de monniken niet gelijk en kan de kap wellicht ook anders zijn. Heb ik dat zo goed begrepen van hem?
De voorzitter:
Van Pareren, een kort antwoord.
De heer Van Pareren (FvD):
Ik kan de heer Kox bevestigen dat hij goed begrepen heeft dat ik dit een hele bijzondere groep vind. Ik heb dat ook benoemd. Het is een groep mensen die buiten hun schuld en buiten hun eigen ingreep in deze situatie zitten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Pareren. Dan is het woord aan de heer Ester namens de fractie van de ChristenUnie.