Plenair Karimi bij voortzetting behandeling Registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten



Verslag van de vergadering van 16 juni 2020 (2019/2020 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor de beantwoording in de eerste termijn. Een vraag van mij uit de eerste termijn is blijven liggen. Ik zou daar hier graag een duidelijk antwoord op willen hebben. De registratie van UBO's is onafhankelijk van een belang van 25%. Dat betekent dat het om feitelijke, daadwerkelijke belanghebbenden gaat. Op het moment dat de organisaties dat niet zouden doen of bijvoorbeeld een stroman of iemand anders zouden aanwijzen, of geen daadwerkelijke UBO benoemen, is sprake van een overtreding van de wet. Dat is volgens mij een heel belangrijke toevoeging en verduidelijking. Ik had gevraagd of dat betekent dat er gewoon stevige voorlichting hierover moet komen. Kan de minister toezeggen dat dat gaat gebeuren en dat we niet een soort welles-nietesdiscussie krijgen over 25%?

Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaatsvinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.

In dit verband is een vraag van mij blijven liggen. Die vraag was wanneer en onder welke voorwaarden de gegevens van de aanvragers worden gedeeld met opsporingsautoriteiten. Alleen maar het feit dat je een onderzoeksvraag hebt ingediend, mag er niet toe leiden dat je zelf object van een onderzoek wordt.

Mijn laatste punt. Er is flink gediscussieerd over de situatie van kerkgenootschappen. Geweld tegen wie dan ook, moskeeën, synagogen, kerken, mensen met een andere huiskleur of wat dan ook, is niet acceptabel. Daar moet de rechtsstaat met alle mogelijke middelen tegen optreden. Dat moet gebeuren. Dit wetsvoorstel heeft echter nog een andere doelstelling. In dat kader is het van groter belang dat iedereen gelijk wordt behandeld. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat een generieke uitsluiting van welke organisatie dan ook niet gaat plaatsvinden en dat er in het kader van het gesprek met de kerken — ik neem aan alle kerkgenootschappen, dus ook moskeeën — ook wordt gesproken met andere organisaties waar dit soort signalen binnenkomt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Van der Voort namens de fractie van D66.