Verslag van de vergadering van 23 juni 2020 (2019/2020 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.03 uur
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij spreken vandaag over een wetsvoorstel waarvan we allemaal hopen dat het nooit als wet in werking zal treden. Dat is een bijzondere situatie. Het is ook bijzonder dat we een initiatiefwetsvoorstel bespreken. Dat komt niet zo vaak voor. Mijn complimenten aan de indieners voor hun inzet en hun doorzettingsvermogen. En de heer Van der Burg alvast succes zo meteen, vlak na mij, zag ik.
Het besluit van het VK om uit de Europese Unie te treden is wel het absolute dieptepunt in de historie van de Europese Unie. Het vertrek van het VK betekent een gevoelige verzwakking van de Europese Unie, een verzwakking zowel binnen de Unie als op het wereldwijde politieke toneel. Voor ons land zal de brexit economische gevolgen hebben en Nederlanders in het VK zullen niet aan de gevolgen van brexit kunnen ontkomen.
De periode tussen de uitslag van het referendum en het uiteindelijke uittredingsbesluit betekende een periode van onzekerheid voor de EU-burgers in het VK en voor de Britten in de verschillende EU-landen. Deze onzekerheid duurt nog steeds voort. Zullen de eerst door May en later door Johnson bekrachtigde afspraken in stand blijven? Of zal een harde brexit deze mensen nog steeds in verblijfsrechtelijke onzekerheid houden? Het uittredingsakkoord is er al, maar het is nog steeds niet zeker met welke afspraken.
Om aan deze onzekerheid tegemoet te komen, hebben de initiatiefnemers een wetsvoorstel ingediend dat helderheid moet bieden aan de Nederlanders in het VK. De fractie van de ChristenUnie waardeert dit initiatief. Tegelijkertijd hebben wij een aantal bedenkingen.
Wij zijn nog niet overtuigd dat dit wetsvoorstel het juiste antwoord op de ontstane situatie is. Wij hebben het dan over langs twee sporen, de proportionaliteit en de uitvoerbaarheid.
Voorzitter. Ons land heeft de enkelvoudige nationaliteit als uitgangspunt. Wie vrijwillig een andere nationaliteit kiest, verliest daarmee rechtens het Nederlanderschap. Op deze regel zijn enkele uitzonderingen, maar dit is het leidende principe. Nu stellen de initiatiefnemers voor om een uitzondering te maken op dit uitgangspunt in het speciale geval van Nederlanders die in het VK wonen en werken gedurende een bepaalde periode. In het licht van de ontstane situatie door de aanstaande brexit is dit misschien begrijpelijk. Maar afgezet tegen andere gevallen van Nederlanders die keuzes met verstrekkende gevolgen maken ten gevolge van het Nederlandse enkelvoudige nationaliteitsbeleid is die uitzondering moeilijk uitlegbaar. Telt hun situatie niet, er zijn genoeg voorbeelden van Nederlanders, woonachtig in het buitenland, die door niet-voorziene omstandigheden voor lastige keuzes staan, omdat een dubbele nationaliteit niet mogelijk is. In de memorie van toelichting op het initiatiefvoorstel van rijkswet van de leden Sjoerdsma en Marcouch heb ik daarvan een aantal duidelijke voorbeelden gelezen. Voor deze gevallen maakt de wet geen uitzondering.
Mijn fractie hoort graag van de initiatiefnemers waarom zij menen dat een onderscheid dat zij maken tussen deze genoemde gevallen toch gerechtvaardigd is. Mijn fractie heeft daar vragen bij. Ik heb het dan ook vooral over het menselijke aspect. In het ene geval, omdat het gevolg is van de brexit, wordt wél een uitzondering gemaakt, in het andere geval niet.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Dit is een interessant punt. Dat was ook wel mijn vraag aan de ChristenUnie. Ik snap dat u zegt: er moet geen uitzondering gemaakt worden voor Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk wonen, want dat is misschien voortrekken. Maar ik ben benieuwd wat het standpunt van de ChristenUnie is, ook gezien het debat dat we net hadden met de heer Van Hattem over meervoudige nationaliteit. Vindt de ChristenUnie dat de huidige praktijk — je mag er maar eentje hebben — wenselijk is? Of vindt de ChristenUnie dat meervoudige nationaliteit mogelijk moet zijn?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik vind eigenlijk dat deze vraag in dit debat er niet toe doet. Op dit moment hebben we de situatie dat er een enkelvoudige nationaliteit is en dat de wet dat zegt. Het is niet voor niets dat ik verwees naar de memorie van toelichting van het initiatiefvoorstel. Ik zou het veel zuiverder vinden wanneer er een debat komt over de wenselijkheid van een dubbele nationaliteit of niet. Laten we dán kijken of we dat willen. Dat zou ook gevolgen kunnen hebben voor de Nederlanders die nu de gevolgen van de brexit ervaren. Maar om nu, terwijl we deze wet hebben en dat debat niet is gevoerd, zo'n uitzondering te maken terwijl er ook andere mensen zijn die wél die gevolgen van die enkelvoudige nationaliteit ervaren, daar heb ik moeite mee. Ik hoor graag van de initiatiefnemers waarom zij vinden dat dit gerechtvaardigd is.
Mevrouw Vos (PvdA):
Wetgeving gaat vaak met horten en stoten, gaat vaak niet in een hele nette volgorde van A naar B: we gaan eerst het grote behandelen en dan het kleine. Wetgeving ontstaat vaak door casuïstiek. We hebben nu een casuïstiek die heel acuut is voor mensen die we kennen, die ik ook dagelijks in de klas van mijn kinderen zie. Ik blijf wel benieuwd en ik wil het toch nog vragen aan de ChristenUnie, omdat ik het heel belangrijk vind, ook voor de toekomst en juist voor het debat. Ik heb het daar ook over gehad in mijn inbreng: laten we die luiken openen. Ik blijf benieuwd wat het standpunt van de ChristenUnie is, die ik toch ken als een redelijk open partij, over meervoudige nationaliteit. Ik vind dat we het daar juist wel over moeten hebben.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Dat is dezelfde vraag. Eigenlijk heb ik dan de neiging om hetzelfde antwoord te geven: dat is nu niet aan de orde. Nu is een uitzondering op een bestaande wet aan de orde. Wat de ChristenUnie eventueel zou vinden in een debat over een dubbele nationaliteit of niet, ik denk dat we daar dan met elkaar nog eens heel goed over zouden moeten nadenken.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, derde.
Mevrouw Vos (PvdA):
Mag ik dan vaststellen dat de ChristenUnie daar nog geen standpunt over heeft, over meervoudige nationaliteit?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik wil het standpunt over de meervoudige nationaliteit geen onderdeel laten zijn van dit debat, want dat hoort hier niet. Hier moeten we kijken naar de wet zoals die nú is. En wat nu redelijk is en waarmee je ook anderen recht doet, die wel in een lastige situatie zitten door die dubbele nationaliteit. Tot nu toe zeggen we: ja, dat nemen we, want onze wet is nu eenmaal zo. Daar moeten we nu ook recht aan doen. Nu ga ik uit van de situatie zoals die nú is.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, vierde en laatste.
Mevrouw Vos (PvdA):
We blijven razend benieuwd. Ook in aansluiting op wat mevrouw Karimi al eerder zei in haar inbreng: misschien kunnen we deze negen maanden nog gebruiken om dat debat dan wel te voeren over datgene wat in het regeerakkoord staat, dat u ook mede ondertekend heeft.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik heb het niet ondertekend, maar debat is altijd goed.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Dat is wel een heel interessant antwoord. Daar wil ik mevrouw Huizinga over bevragen. De ChristenUnie heeft wel het regeerakkoord getekend. Daarin staat wel het voornemen om het nationaliteitsrecht te nationaliseren. Dan zou ook de dubbele nationaliteit mogelijk moeten zijn voor de eerste generatie immigranten en emigranten. Dus ik zou zeggen dat er wel een mogelijkheid is geweest, geboden door deze regering in de afgelopen tijd, om dat principieel op te lossen. Dat is niet gebeurd. Dan zit je met een acute situatie. Dan moet je wel met een uitzondering werken. Is dat niet zo?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Nee, want ik hoor graag van de initiatiefnemers of er echt geen andere oplossing is dan deze oplossing. Daar zijn mijn vragen op gericht. Dat komt ook nog in de rest van mijn betoog.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat is wel een beetje te gemakkelijk misschien, want de initiatiefnemers hebben voor deze route gekozen. Als zij een ander alternatief hadden gezien, hadden ze dat gedaan. Dus de realiteit is dat wij nu dit wetsvoorstel bespreken. Principieel zijn is fantastisch. Daar ben ik ook altijd heel erg voorstander van, maar je moet ook concrete problemen kunnen oplossen. Dit is nu zo'n situatie. Het verbaast me dat u zegt: dan wil ik blijven bij mijn principiële positie en geen oplossing bieden aan die groep Nederlanders. Dan is de vraag aan de ChristenUnie: wat is dan uw alternatief?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Wij moeten inderdaad kijken of er geen oplossing is. De heer Doornhof heeft in zijn bijdrage gevraagd: wanneer weten we eigenlijk wat de oplossingen zijn? Dus we moeten kijken of er een oplossing is, maar ik ben er niet voor om een situatie te gebruiken als opstapje naar een dubbele nationaliteit omdat we dat zouden willen. In uw vraag klinkt een beetje door dat wij zouden zeggen: oké, een dubbele nationaliteit is goed, dus dit kan ook wel. Ik ben bang dat we daarmee uit het oog verliezen dat er veel mensen zijn die ook negatieve of voor hen lastige gevolgen ondervinden van het feit dat wij nog steeds een enkelvoudige nationaliteit als uitgangspunt hebben. Daar gaat het mij om. Ik wil een zuiver debat en niet al vooruitlopen op iets wat we mogelijk wel of mogelijk niet willen en daar deze situatie voor gebruiken.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, derde.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Een aantal punten lopen door elkaar. Ik ben het in principe met mevrouw Huizinga eens dat je geen rechtsongelijkheid wilt laten ontstaan. Er zijn allerlei schrijnende situaties waarin zo'n oplossing denkbaar zou kunnen zijn. Daar ben ik het wel mee eens. Alleen, wij zitten nu in een situatie waarin een grote groep Nederlanders — er wordt gesproken van een aantal tussen 40.000 en 100.000 — in zo'n situatie zou kunnen terechtkomen. Dit is een vangnet. Ik zou een beroep willen doen op de ChristenUnie om erover na te denken om dan toch zo'n vangnet te ondersteunen. In principe is het namelijk niet meer of minder dan een vangnet voor die mensen.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik ben heel benieuwd of de initiatiefnemers mij kunnen overtuigen dat er inderdaad geen andere mogelijkheid en geen andere oplossing is dan deze voorgestelde oplossing van een dubbele nationaliteit. Daar is de rest van mijn betoog ook op gericht.
Met instemming heeft mijn fractie het advies gelezen van de afdeling van de Raad van State. In dat advies merkt de Raad op dat Nederlanders die in het VK verblijven na de brexit in een nadeliger positie verkeren dan daarvoor, maar dat de problemen tijdelijk zijn en in de kern van verblijfsrechtelijke aard zijn. De onomkeerbare oplossing van het voorstel is in dat licht niet evenredig. De initiatiefnemers antwoorden daarop dat er geen meer evenredige oplossing is en dat ook de Raad geen alternatieve oplossingsrichting wist aan te dragen.
Voorzitter. Mijn vraag aan de initiatiefnemers is of zij inderdaad aan de Raad advies hebben gevraagd over alternatieve meer evenredige oplossingsrichtingen. Graag een reactie.
Vanuit de EU is het voorstel gekomen dat lidstaten personen met de Britse nationaliteit vrijstellen van een visumplicht die voor landen buiten de EU geldt. Zijn de initiatiefnemers het met mij eens dat dit een voorbeeld is van een meer evenredige maatregel die een deel van de pijn kan wegnemen van Nederlanders die kiezen voor de Britse nationaliteit? Ik hoor graag van de staatssecretaris of aan dat verzoek van de EU ook gevolg is gegeven.
Vanuit het VK wordt EU-burgers de mogelijkheid geboden om een settled of pre-settled status aan te vragen. Deze status geeft hun een aantal rechten waardoor ze met behoud van de eigen nationaliteit in het VK kunnen blijven wonen en werken. Dat lijkt ons een voorbeeld van een minder vergaande regel. Zijn de initiatiefnemers dat met mij eens?
In de stukken wuiven de initiatiefnemers deze mogelijkheid weg, onder andere omdat het alleen in secundaire wetgeving is vastgelegd. Kan de staatssecretaris misschien ingaan op de mogelijkheden die deze maatregel in haar ogen biedt en hoe zij het bezwaar van deze vastlegging ziet?
Tot slot, voorzitter, heb ik nog een enkele vraag over de inwerkingtreding van het voorstel. Wij begrijpen dat er de initiatiefnemers veel aan gelegen is om snel duidelijkheid te verschaffen aan Nederlanders die in het VK wonen. Dat brengt mij tot de volgende opmerkingen.
In artikel 4 wordt bepaald dat de rijkswet in werking treedt bij Koninklijk Besluit. Lid 1 meldt dat dit besluit wordt genomen wanneer er geen akkoord is bereikt waarin de rechten van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk voldoende zijn gewaarborgd. Het woord "voldoende" geeft ruimte om een afweging te maken. In de beantwoording geven de initiatiefnemers aan dat de afspraken zoals ze nu in het uittredingsverdrag staan wat hen betreft de ondergrens vormen voor de invulling van het begrip voldoende. Maar wanneer tijdens het onderhandelingsproces iets in deze afspraken gewijzigd wordt, kunnen er wegingsverschillen ontstaan of er wel of niet aan het vereiste voor inwerkingtreding van de wet wordt voldaan. Kan het parlement ingrijpen wanneer het Koninklijk Besluit om de wet in werking te stellen niet wordt genomen, terwijl leden van het parlement — van de Eerste of Tweede Kamer; hoe dat precies zit moet ik dan nog uitzoeken — van oordeel zijn dat de rechten van Nederlanders niet voldoende zijn gewaarborgd en andersom? Heb ik de initiatiefnemers goed begrepen dat de wet alleen in werking kan treden wanneer er uiteindelijk toch zonder afspraken een afscheid komt, of is het ook mogelijk dat de wet van kracht wordt ondanks het feit dat er afspraken zijn, maar dat die afspraken binnen de deal als onvoldoende worden beoordeeld? Als dat zo is, maakt het mijn vorige vraag nog pregnanter. Wie bepaalt nu wanneer die wet wel of niet ingaat?
Voorzitter. Mijn fractie is nog niet overtuigd van de wenselijkheid van de initiatiefwet in de voorgestelde vorm, maar ik zie uit naar de beantwoording van mijn vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Huizinga. Dan is het woord aan de heer Van der Burg namens de fractie van de VVD voor zijn maidenspeech.