Verslag van de vergadering van 23 juni 2020 (2019/2020 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.35 uur
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil de initiatiefnemers en ook de staatssecretaris van harte bedanken voor de beantwoording. Ik ben zeker niet van plan om te herhalen wat ik in de eerste termijn gezegd heb over het gelijkheidsbeginsel, waar alleen bij zwaarwegende redenen van afgeweken kan worden. Ik denk dat wij in dit debat veel helderheid hebben gekregen. Voor mijn fractie is helder dat de evenredige maatregelen waarover de Raad van State spreekt, er inderdaad zijn en dat die ook genomen worden, maar dat de initiatiefnemers aarzelingen hebben. Die evenredige maatregelen zijn genomen op basis van het uittredingsverdrag, dat in werking is, maar de initiatiefnemers hebben aarzelingen bij die regelingen. Hun appreciatie daarvan is dat het door de uitvoering eigenlijk toch krap aan is. Ze zijn ook nog steeds bang dat het in de loop van de tijd, in de loop van de onderhandelingen over de handelsdeal, misschien nog zal verslechteren. De staatssecretaris heeft een hele andere appreciatie en zegt: deze maatregelen werken goed en geven voldoende rechtszekerheid en eigenlijk is het niet nodig om sterkere maatregelen zoals dit initiatiefvoorstel voorstelt, te nemen. Dat is een stand van zaken waar we nu mee te maken hebben.
Als je dat doordenkt, komt het uiteindelijk aan op wat er gaat gebeuren als de wet is aangenomen. De staatssecretaris zegt dat het niet nodig is om maatregelen te nemen. De initiatiefnemers en anderen zeggen dat dat wel moet gebeuren. De heer Kox vroeg of het dan niet handig is dat wij zeggen dat er een motie komt. De staatssecretaris heeft toegezegd dat als er een motie komt waarin de Kamer zegt dat zij vindt dat hier wel op geacteerd moet worden omdat het verdrag niet goed is en dat de wet in werking gesteld moet worden, de staatssecretaris dat zal doen. Het kan natuurlijk ook gebeuren — de heer Doornhof wees daar ook al op — dat de regering op een gegeven moment zegt dat zij het niet voldoende vindt, dat zij de wet in werking wil stellen en dat de Kamer daar misschien over wil spreken. Daar is niet in voorzien. Ik mis in deze wet dus echt de mogelijkheid om een koninklijk besluit voor te hangen. De heer Doornhof zei dat ook al. Ik vraag me ook af of de staatssecretaris dit kan toezeggen en of de initiatiefnemers daar een stap in kunnen zetten. Ik denk dat dat de wet behoorlijk sterker zou maken, want nu beschouw ik dit echt als een zwakte in het voorstel.
Het laatste punt dat ik wil maken, is dat deze wet ook geen horizonbepaling kent. Hij is gewoon in werking. Hij blijft boven de markt hangen. Nee, hij is niet in werking; ik zie u kijken. Hij is er en er blijft boven de markt hangen dat hij in werking zal treden. Hebben de initiatiefnemers ook nagedacht over een horizonbepaling bij deze wet en zien zij nog kans om daar op de ene of andere manier nog aan tegemoet te komen? Dat is de vraag van mijn fractie en daar hou ik het bij. We kunnen heel lang spreken over twee nationaliteiten en enkelvoudige nationaliteit. Daar is van alles over te zeggen, maar voor mij zijn dit op dit moment de hoofdpunten van deze wet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Huizinga, dan is het woord aan de heer Van der Burg namens ...