Verslag van de vergadering van 6 oktober 2020 (2020/2021 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.07 uur
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Voorzitter. Vandaag behandelen wij twee wetsvoorstellen in combinatie. Ik begin met het wetsvoorstel Door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer. Momenteel is er voor Nederlanders woonachtig in het buitenland, de zogeheten niet-ingezetenen, geen mogelijkheid om te stemmen voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Het voorliggende wetsvoorstel maakt dit straks wel mogelijk. Het stemproces zal worden aangepast, zodat Nederlanders die in het buitenland wonen, eenvoudiger hun stemrecht kunnen uitoefenen, ook in relatie tot de verkiezing van de Eerste Kamer. Zij kunnen thans al deelnemen aan de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer en van de leden van het Europees Parlement. Dit wetsvoorstel is dus een uitbreiding van hun kiesrecht. De 50PLUS-fractie vindt dit een goede ontwikkeling en is verheugd dat niet-ingezetenen de mogelijkheid krijgen om hun stem uit te brengen voor een nieuw kiescollege, dat vervolgens actief kan stemmen voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, tezamen met Provinciale Staten en de kiescolleges in Caribisch Nederland. 50PLUS heeft in al haar verkiezingsprogramma's gepleit voor uitbreiding van het kiesrecht voor Nederlanders in het buitenland. Mijn fractie zal dan ook met veel genoegen voor dit wetsvoorstel stemmen.
Mijn fractie heeft nog een paar vragen aan de minister. Een ingezetene brengt zijn stem uit op een kandidaat voor de Provinciale Staten, met het oog op het beleid dat dit kandidaat-Statenlid voorstaat in zijn eigen provincie. Hiermee heeft de ingezetene geen invloed op de uiteindelijke keuze die dit Statenlid zal maken wat betreft de verkiezingen voor de Eerste Kamer. Hij heeft dus niet het recht om als een niet-ingezetene op een aparte kiesman te stemmen. Kan de minister nogmaals toelichten waarom in haar visie geen sprake is van ongelijke behandeling en ongelijke kiesrechten tussen ingezetenen en niet-ingezetenen? Kan zij in dit antwoord ook de partijdiscipline meenemen die veelal geldt voor Statenleden, waardoor de discrepantie tussen de ingezetenen en de niet-ingezetenen eerder toe- dan afneemt?
50PLUS hoort graag van de minister of na invoering van de wet ook extra aandacht besteed gaat worden aan de informatievoorziening die de betrokkenheid van de niet-ingezetenen moet vergroten. Immers, om een niet-ingezetene tot een weloverwogen keuze te laten komen is juist de informatievoorziening essentieel. Is de minister het eens met dit standpunt? Zo ja, hoe ziet zij dan voor zich hoe die informatievoorziening moet plaatsvinden?
Dan het tweede voorstel, over de herijking van de grondwetsherzieningsprocedure. Met dit voorstel wordt beoogd dat de bestaande grondwetsherziening wordt verduidelijkt en de behandeling van een grondwetsherziening sneller kan worden afgerond, waardoor de looptijd aanzienlijk wordt verkort. Concreet zou dit inhouden dat de Tweede Kamer die wordt gekozen na de bekendmaking van de verklaringswet, het voorstel in tweede lezing overweegt. Mocht deze nieuwe Tweede Kamer geen besluit hierin nemen, dan is de strekking dat het grondwetsvoorstel van rechtswege zal vervallen.
In de memorie van antwoord geeft de minister haar visie op de vraag van de Partij voor de Dieren wat de concrete aanleiding is geweest om tot dit wetsvoorstel te komen. Ik citeer: "De regering acht het inderdaad zeer onwenselijk als de regering en/of Tweede Kamer de behandeling van de tweede lezing zouden uitstellen met als achterliggende reden dat een "gunstiger" samenstelling van een volgende Tweede Kamer wordt voorzien." Mijn fractie is van mening dat dit geen achterliggende reden kan zijn om hiervoor een wetsvoorstel in te dienen. De kiezer bepaalt uiteindelijk het aantal zetels en oefent daarmee invloed uit op de samenstelling van de Tweede Kamer en de regering. Deelt de minister onze mening en, zo niet, waarom niet?
Artikel 9.29 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal schrijft voor om met bekwame spoed een besluit te nemen over een voorstel in tweede lezing. Wat is bekwame spoed volgens de minister? Is deze spoed ook afdwingbaar? Kan te allen tijde gezorgd worden dat het bewust vooruitschuiven van een grondwetsherziening niet voorkomt?
De heer Schalk i (SGP):
Ik kom even terug op het vorige punt. Mevrouw Baay gaf aan dat ze het geen reden vindt dat een wetsvoorstel eindeloos vooruitgeschoven kan worden, omdat de samenstelling van de Kamer niet bevalt. Dat zou kunnen betekenen dat iets enorm lang boven de markt blijft hangen, boven de politieke markt dan, net zo lang tot er iets welgevalligs is in de samenstelling van een van de Kamers. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn van wetgeving?
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dan heeft u mij waarschijnlijk niet juist begrepen. Ik vind juist dat het niet zo zou moeten kunnen zijn dat een wetsvoorstel maar vooruitgeschoven gaat worden, alleen gezien de samenstelling van de Kamer in dat opzicht.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dit was mijn bijdrage. Ik heb deze een beetje ingekort.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Baay. Dan is het woord aan de heer Kox, namens de fractie van de SP.