Verslag van de vergadering van 26 oktober 2020 (2020/2021 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.12 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. We spreken vandaag over de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, ook wel de "noodwet covid-19" genoemd. En laat ik maar met de deur in huis vallen: de GroenLinks-fractie vindt het goed dat er een noodwet komt. Want in tegenstelling tot wat veel mensen in het land lijken te denken, brengt deze wet de aanpak van de coronacrisis weer in overeenstemming met de Grondwet door een wettelijke basis aan de maatregelen te geven, en zorgt de wet ervoor dat er meer democratische controle kan plaatsvinden met betrekking tot het toepassen van die maatregelen, zowel vanuit het parlement als vanuit gemeenteraden. Veel mensen vrezen dat deze wet het mogelijk maakt dat de minister van VWS gaat regeren per decreet. Deze angst is wat ons betreft onterecht; de wet maakt juist een eind aan het regeren via opdrachten tot noodverordeningen door de minister — iets wat met de inwerkingtreding van deze wet niet meer kan, zo heeft de regering in antwoord op onze vragen onomwonden laten weten. Dat is winst.
Ook het feit dat de vangnetbepaling via het amendement-Buitenweg uit de wet is gehaald, is winst. De regering kan op basis van deze wet straks alleen die maatregelen nemen die expliciet in de wet worden genoemd. Voor eventuele andere maatregelen is nieuwe wetgeving via de Tweede en Eerste Kamer nodig. Kan de regering dat nog eens bevestigen? En kan de regering ook nog eens bevestigen dat de wet niet ziet op maatregelen in woningen, en dat het dus niet strafbaar wordt om je oma een knuffel te geven als je bij haar op visite komt?
Dat wij de noodwet als een sterke verbetering zien ten opzichte van het regeren per noodverordening, betekent niet dat wij niet kritisch zijn op de aanpak van de coronacrisis door het kabinet en op de moeizame wijze waarop de noodzakelijke waarborgen voor een specifieke wettelijke grondslag en betere parlementaire betrokkenheid in de wet zijn verankerd. Ik kom daarop terug.
Laat ik echter beginnen met de ministers te bedanken voor de uitgebreide schriftelijke beantwoording van de vragen die wij hebben gesteld over deze wet. En het waren deze keer ook echt antwoorden die duidelijkheid gaven. Dat hebben we in de voorgaande behandelingen in de coronacrisis weleens anders gezien. Veel antwoorden waren bevredigend, en op een aantal punten heb ik nog wat extra vragen. Eén vraag, die ik nog niet eerder heb gesteld maar die wel relevant is, is wat nou precies het doel is dat het kabinet nastreeft met de coronamaatregelen. Dat dit doel niet altijd precies duidelijk is, draagt naar mijn idee bij aan de weerstand tegen de maatregelen. Een heldere omschrijving van het doel waartoe de maatregelen worden ingezet, is ook nodig om noodzaak, proportionaliteit en effectiviteit te kunnen beoordelen. Op de website van het RIVM staat een mooie infographic over het verschil tussen de eerste en tweede golf. Bij de eerste golf staat vermeld dat het doel van de aanpak was: de maximale ic-capaciteit niet overschrijden en de kwetsbaren beschermen. Bij de tweede golf staat als doel: de reguliere zorg overeind houden en de kwetsbaren beschermen. Is dit ook het doel van het kabinetsbeleid waartegen de maatregelen moeten worden afgewogen? Zo nee, wat is het doel dan? Zoals blijkt uit de informatie van het RIVM kan het doel ook veranderen. Kan het kabinet toezeggen dat een veranderend doel helder gecommuniceerd gaat worden aan het parlement en aan de samenleving, met vermelding van de consequenties voor de maatregelen?
Met het eerdergenoemde amendement-Buitenweg is niet alleen de vangnetbepaling uit de wet gehaald. Er is ook een bijzonder instrument voor parlementaire controle toegevoegd. Ik noem het maar even "het instemmingsrecht voor de Tweede Kamer ten aanzien van de te treffen maatregelen". Ik ben overigens heel benieuwd naar het antwoord van de regering op de vraag die door de SP is opgeworpen, die ik maar even samenvat als: wat gebeurt er als de Tweede Kamer niets doet? De Raad van State lijkt ervan uit te gaan dat de maatregel dan niet doorgaat, terwijl de tekst van de wet anders doet vermoeden. Ik denk dat het belangrijk is dat daar heel erg veel duidelijkheid over komt.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik denk dat dit het moment is om aan mevrouw De Boer het volgende te vragen, omdat een heel belangrijk amendement via haar partij in de Tweede Kamer erin is gekomen. Ik hoorde haar net zeggen: als ... Nee, laat ik het anders insteken. We gaan zo direct kijken wat een veilige afstand is. Dan komt er een KB, waarin als afstand 1,5 meter staat. Als dat KB wordt afgekondigd, geldt vanaf het moment dat het in werking treedt voor iedereen de verplichting om die 1,5 meter in acht te nemen. Dat geldt dus ook voor de jongetjes op straat die willen voetballen en voor mij als ik naast mijn dochter op een bankje in het Vondelpark wil zitten. Alleen in een paar in de wet omschreven gevallen geldt die afstand niet. Alle overige gevallen — mogen we teamsporten, mogen we dit of dat doen? — hangen af van ministeriële regelingen, want het is in de wet zo geregeld dat er bij ministeriële regeling een vrijstelling van het verbod kan komen. Maar als die ministeriële regeling er niet komt, wat is dan de zeggenschap van het parlement?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik ga er zo nog iets over zeggen, maar ik denk dat het ook een heel interessante vraag is om aan de regering te stellen.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik stel deze vraag aan de partij die verantwoordelijk is voor het amendement en die zegt: we hebben de parlementaire controle weer teruggebracht. Dan is de vraag natuurlijk als volgt. Stel dat wij nu het groene licht geven voor deze wet, zonder dat we weten wat de minister gaat doen, zonder dat we weten of hij met een vrijstelling komt voor allerlei groepen en zonder dat de Eerste Kamer iets over die ministeriële regelingen kan zeggen. Dan geven wij dus nog steeds een blanco bevoegdheid, die in een dictatuur zou passen, maar niet in een parlementaire democratie.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik heb zo meteen een vergelijkbare vraag als meneer Nicolaï, die niet gaat over de ruimte maar over contactberoepen. Ik deel dus uw zorg op dit punt. Wij gaan het antwoord van de regering daarop afwachten.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik was met iets anders bezig. Op verzoek van de Eerste Kamer heeft de Raad van State zijn licht laten schijnen over het instrument, en het feit dat het alleen aan de Tweede Kamer en niet aan de Eerste Kamer is toegekend. Kort gezegd vindt de Raad van State zowel het instrument als de toekenning ervan aan alleen de Tweede Kamer acceptabel. De raad voert daarvoor een aantal argumenten aan. Voor de GroenLinksfractie zijn deze argumenten niet allemaal even overtuigend. Zo zouden wij niet direct willen zeggen dat uit het feit dat de Tweede Kamer meer bevoegdheden heeft in het wetgevingsproces, geconcludeerd kan worden dat de Tweede Kamer in zoverre meer gewicht toekomt. Ook het argument dat met het toekennen van een bevoegdheid aan alleen de Tweede Kamer een patstelling kan worden voorkomen, overtuigt niet, nu dit ook in andere situaties geen belemmering is om de Tweede en Eerste Kamer gelijke bevoegdheden te geven.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoorde mevrouw De Boer van GroenLinks net terecht noemen dat er een doel achter moet zitten als een bepaalde maatregel wordt genomen. Maar is mevrouw De Boer het niet met me eens dat, als zo'n doel wordt gesteld, er ook criteria moeten zijn waarmee dat doel omkleed is, om dat af te kunnen wegen?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Daar kom ik straks op terug, als u dat goed vindt.
De heer Van Hattem (PVV):
Uitstekend. Prima, ik wacht dat af.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik probeer mijn stukje over de rol van de Eerste Kamer af te maken, maar ik krijg steeds andere vragen.
Anders ligt dat voor de snelheid en de slagkracht. Maatregelen op grond van de noodwet moeten snel genomen kunnen worden en ook snel weer kunnen worden afgeschaald of ingetrokken, als dat mogelijk is. Wij mogen deze wet dan wel aanzienlijk sneller behandelen dan de Tweede Kamer, maar gezien het feit dat de Eerste Kamer maar één keer per week bij elkaar komt en stemt, zullen wij de benodigde snelheid naar onze verwachting niet steeds kunnen garanderen. Ook omdat deze Kamer wel haar gewone grondwettelijke bevoegdheden behoudt, is de bepaling voor mijn fractie acceptabel.
Een onderdeel waar democratische controle wel tekortschiet en dat nog niet genoemd is, is de bevoegdheid van de minister om te besluiten bevoegdheden van de burgemeester weer over te hevelen naar de voorzitter van de veiligheidsregio. De regering heeft geschreven bereid te zijn de Kamer te informeren over dergelijke besluiten en nader te bezien hoe daaraan op praktische wijze invulling kan worden gegeven, maar dat is mij wat te vrijblijvend. Kan de regering niet gewoon toezeggen dat dergelijke besluiten binnen twee dagen aan de beide Kamers zullen worden meegedeeld, net zoals bij andere regelingen en besluiten op grond van deze wet ook binnen twee dagen mededeling wordt gedaan?
Voorzitter. Ik kom op de maatregelen zelf. In de schriftelijke beantwoording is er al veel over gezegd. Ik pik er een paar punten uit die ons nog niet helemaal helder zijn of waarvan we het idee hebben dat er in de samenleving onduidelijkheid over bestaat. Ik begin met de veilige afstand. In de wet zelf is opgenomen dat buiten een woning een veilige afstand moet worden aangehouden. Hoe groot die afstand is, wordt per AMvB bepaald. Kan de regering bevestigen dat ook de maatregel voor het altijd moeten houden van een veilige afstand buitenshuis een inperking van de grondrechten is en dus voortdurend zal moeten worden getoetst op noodzaak, proportionaliteit en effectiviteit? En wat gebeurt er als de maatregel van het buitenshuis houden van de veilige afstand niet langer noodzakelijk of proportioneel is, maar andere op de wet gestoelde maatregelen nog wel, zodat de wet nog niet ingetrokken wordt? Moet de regering dan de veilige afstand op nul bepalen of is er een andere optie?
We zijn overigens blij dat de regering heeft aangegeven dat de veilige afstand niet in acht hoeft te worden genomen door mensen die feitelijk geheel of gedeeltelijk op één adres wonen, zodat ook mensen met een latrelatie gewoon buiten hand in hand kunnen lopen.
Met betrekking tot de veilige afstand zou ik de minister willen vragen nog eens de verhouding tussen artikel 58f en artikel 58j, lid 1 onder b, de contactberoepen, uit te leggen. Ik lees in artikel 58f niet dat degenen die een contactberoep uitoefenen zijn vrijgesteld van het houden van de veilige afstand. Uit het antwoord op onze schriftelijke vragen werd mij niet duidelijk of en hoe het uitoefenen van een contactberoep geregeld zou moeten worden. Is een regeling als bedoeld in artikel 58j.1b tevens een regeling als bedoeld in artikel 58f lid 4? En is het juist dat, als er geen ministeriële regeling voor contactberoepen zou komen, het uitoefenen van contactberoepen automatisch verboden zou zijn op grond van artikel 58f? Dat is de vraag van de heer Nicolaï waar ik op doelde.
Artikel 58j lid 1 onder a maakt een mondkapjesplicht buiten de woning mogelijk. Een mondkapjesplicht is een kledingvoorschrift dat ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer en door velen ook zo wordt gevoeld. Onze Grondwet schrijft voor dat, naast de wettelijke basis die deze wet biedt, ook noodzaak en proportionaliteit aanwezig moeten zijn. Artikel 8 EVRM voegt daar de eis van de effectiviteit aan toe. Bij een ministeriële regeling waarin een mondkapjesplicht wordt opgelegd, zal expliciet op al deze voorwaarden moeten worden ingegaan, aldus het College voor de Rechten van de Mens. Kan de regering dit toezeggen, ook voor wat betreft de effectiviteit?
Bij het opleggen van de mondkapjesplicht komt er een uitzondering voor degenen die om medische redenen geen mondkapje kunnen dragen, zo lazen wij. Dat is mooi. Is de regering bereid ook een oplossing te zoeken voor de doven en slechthorenden, die door een mondkapjesplicht ernstig in hun sociaal functioneren zullen worden belemmerd omdat zij dan niet meer kunnen liplezen? Is het denkbaar dat toegestaan wordt dat mensen op verzoek van een dove of slechthorende tijdelijk hun mondkapje afdoen als communicatie anders niet mogelijk is?
Voorzitter. Ik wil nog twee onderwerpen kort aanstippen: de gevolgen van de maatregelen en de communicatie. En dan kom ik ook op het punt van de heer Van Hattem.
De voorzitter:
Daar heeft u nog tien seconden voor.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja, dat vind ik raar. Ik heb het thuis gelezen. Ik weet niet of hij steeds stil heeft gestaan.
De voorzitter:
Thuis gaat het vaak sneller dan hier.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja, dat is waar. Ik hoop dat u mij toestaat. Ik heb mijn best gedaan om terughoudend in te schrijven, maar dat is me dan niet helemaal gelukt. En ik heb een inleiding gegeven. Ik hoorde dat dat ook een argument was.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Corona kan ons allemaal treffen, maar treft ons niet allemaal even hard. Ouderen, mensen met een slechte gezondheid, mensen met contactberoepen en mensen die dicht op elkaar wonen, lopen meer risico op besmetting of op een ernstig verloop van de ziekte. Vaak zijn dat de mensen die het ook sociaaleconomisch zwaarder hebben. Ook de maatregelen zullen niet voor iedereen dezelfde gevolgen hebben. Het College voor de Rechten van de Mens schrijft op zijn website dat de overheid de te verwachten gevolgen van de voorgenomen maatregelen moet onderzoeken en monitoren om discriminatie en toenemende ongelijkheid te voorkomen. Gaat de regering dat doen? En kan de regering toezeggen om bij het uitvaardigen van de maatregelen oog te hebben voor de gevolgen ervan voor verschillende groepen burgers en in de toelichting ook steeds hierop te zullen ingaan? Kan de regering ook toezeggen dat wanneer het werk van mensen met contactberoepen wordt beperkt, inkomensondersteuning ook toegankelijk zal zijn voor kwetsbare beroepsgroepen, zoals sekswerkers, zodat zij niet opnieuw buiten de boot vallen, doordat zij door de verplichte opting-insystematiek niet worden gekwalificeerd als werknemer, maar ook niet als zelfstandige?
Over gebrekkige communicatie van de regering in de coronacrisis is al veel gezegd en geschreven. De ministers trekken hiervoor weliswaar het boetekleed aan, maar komen nog niet met concrete voornemens om de communicatie te verbeteren, betere informatie te gaan verstrekken, desinformatie tegen te gaan en zo het draagvlak voor de aanpak te vergroten. We lezen dat het kabinet de extra communicatie-uitdaging graag aangaat. We lezen dat er een denktank desinformatie komt, maar we lezen ook dat de verantwoordelijkheid voor het bestrijden van desinformatie vooral buiten de overheid wordt gelegd. We lezen dat de regering de komende tijd gaat uitleggen waarvoor de noodwet is gemaakt, wat de wet regelt en wat de mensen daarvan merken. Er staat "de komende tijd": waarom is dit nog niet gecommuniceerd?
We lezen dat de overheid van plan is om actieve overheidsinformatie te gaan verstrekken, zodat burgers betrouwbare informatie tot zich kunnen nemen. Waarom is die er nog niet? Waarom is er geen FAQ, waarin de vragen van al die duizenden burgers die ons mailen worden beantwoord? Niet met eenregelige dooddoeners, maar met serieuze antwoorden.
Voorzitter. Met het aannemen van deze noodwet nemen we een belangrijke stap in het bieden van een door de Grondwet vereiste wettelijke basis aan de coronamaatregelen en het regelen van de democratische controle daarop. Maar in het herstellen van het afbrokkelende draagvlak voor de aanpak van de coronacrisis heeft de regering nog een lange weg te gaan. Aan de slag, zou ik zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is het woord aan de heer Nicolaï namens de fractie van de Partij voor de Dieren.