Verslag van de vergadering van 26 oktober 2020 (2020/2021 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.37 uur
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. We zijn hier in de Eerste Kamer vandaag getuige van een sterk staaltje bestuurlijk paniekvoetbal. Deze spoedwet, de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, is nodig voor de balans tussen daadkracht en democratie onder de afgevaardigden van de ooit liberale en ooit daadkrachtige VVD vanochtend, alsof die twee zaken — daadkracht en democratie — elkaar uitsluiten. Het vertrouwen van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie en de eigen daadkracht is blijkbaar niet erg groot meer, constateer ik.
Het CDA maakt het zo mogelijk nog bonter. Mevrouw Modderaar heeft zo ongeveer de houding: het is crisis, dus doe maar wat je wilt; wij vinden alles best.
De voorzitter:
De senator heet mevrouw Prins.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Neemt u mij niet kwalijk, ik bedoelde mevrouw Prins-Modderaar.
Voorzitter. Regelmatig horen wij pleidooien voor afschaffing van de Eerste Kamer. Als ik het debat van vandaag aanhoor, dan zijn die pleidooien bijna overbodig. De Eerste Kamer is namelijk al druk bezig zichzelf steeds sneller overbodig te maken. Het proces van democratische zelfdestructie van de Eerste Kamer is al enige tijd gaande. Ik heb daarop in het afgelopen jaar — binnenskamers maar ook in het openbaar — al vele malen gewezen, onder andere bij het uitbreken van de coronacrisis begin dit jaar, toen de Raad van State ineens ging bepalen of de Eerste Kamer dicht moest, overeenkomstig de wens van bepaalde fracties. Wij hebben ons daar als fractie zwaar tegen verzet. Met succes, want de Eerste Kamer ging al snel weer fysiek vergaderen in de Ridderzaal.
Met de discussie over het digitale quorum, waar onze fractie tegen is, is het van hetzelfde laken een pak en is weer het Raad van State-traject gevolgd. Wij allen hier in de Eerste Kamer zijn gekozen als volksvertegenwoordigers door de Nederlandse kiezers. Die kiezers rekenen er dan ook — terecht — op dat wij voor hen opkomen en dat wij onszelf als Eerste Kamer niet steeds verder gaan marginaliseren door lastige kwesties uit te besteden aan de ongekozen Raad van State, waardoor allerlei selffulfilling prophecy's verder worden versterkt. Een Eerste Kamer die niet voor haar eigen rechten kan opkomen, ondermijnt daarmee haar eigen bestaansrecht.
Voorzitter. De coronacrisis is nu al bijna tien maanden wereldwijd in volle gang. Nederland zit nog steeds in de aloude polder-, pappen en nathouden, regeltjesreflex. Het bestuurlijke tuintje, waar Jan en alleman, verkozen of onverkozen, de hele dag maar wat roept, moet nu aangeharkt worden met deze spoedwet. Dan komt alles vanzelf goed, volgens dit kabinet. Wishful thinking, noemen de Engelsen dat. Wensdenken. Maar zo werkt het natuurlijk niet. De Nederlandse politiek is blijkbaar niet in staat om daadkrachtig en met vooruitziende blik op te treden en denkt, met een hoop regeltjes en arbitraire noodbevoegdheden voor de ministers, deze coronacrisis te kunnen micromanagen via een spoedwet met tijdelijke maatregelen. Tijdelijke maatregelen duren vaak het langst, zoals we weten uit het verleden. Laten we eens terugblikken om te zien welke tijdelijke wetten in crisissituaties zoal zijn ingevoerd. Ik begin bij de invoering van de loonbelasting. Die werd op 14 december 1940 door de Duitse bezetter via het Besluit op de loonbelasting afgekondigd in het verordeningenblad voor het bezette Nederlandse gebied. Inmiddels zijn we 80 jaar verder, en bestaat de loonbelasting nog steeds.
Ik noem ook de ontslagvergunning. Minister Grapperhaus is daar ongetwijfeld zeer bekend mee als arbeidsrechtexpert. Die ontslagvergunning werd in 1940 ingevoerd door de Duitse bezetter en in 1945 door minister-president Drees overgenomen in het BBA, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen. Dit besluit bleef ruim 70 jaar van kracht, namelijk tot juli 2015.
Voorzitter. Dan noem ik nog de Wet op de economische delicten. Die vond ook zijn oorsprong in de bezettingstijd. Inmiddels zijn we 80 jaar verder en is ook deze noodwetgeving nog steeds van kracht.
Voorzitter. Ik noem deze voorbeelden slechts ter illustratie, om aan te geven hoe tijdelijke maatregelen in oorlogs- of crisistijd worden ingevoerd, die dan in de praktijk vele decennia, of nog veel langer, van kracht kunnen blijven. De situatie is gelukkig niet vergelijkbaar met de Tweede Wereldoorlog, maar de voorbeelden illustreren hoe lang tijdelijke maatregelen van kracht kunnen blijven. Tijdelijke maatregelen duren het langst, zo zie je maar.
Wij vrezen dat dit ook met deze spoedwet kan gaan gebeuren. Al die extra bevoegdheden zijn toch wel lekker om te hebben, denkt de minister, of denken zijn opvolgers, wie dat ook mogen zijn. Zo ging het ook met de loonbelasting, de BBA en de WED. Vele mensen delen deze zorgen. Net als andere senatoren krijg ik ontzettend veel e-mails. De laatste stand, zo zag ik net op mijn telefoon, was 14.000, in de afgelopen twee dagen. Werkelijk elke seconde ging er ongeveer een ping af in mijn e-mail. Dus er zijn heel veel mensen zeer bezorgd over deze tijdelijke wet.
Voorzitter. Het hele proces rondom de fixatie op deze spoedwet doet ons denken aan een scholier die maar niet aan zijn huiswerk wil beginnen, maar liever uren bezig is zijn pennen weg te leggen, zijn telefoon stil te zetten en eindeloze huiswerkschema's te maken van wat er allemaal nog moet gebeuren om uit te stellen wat hij nu moet gaan doen, namelijk aan de slag gaan en het virus zo effectief mogelijk bestrijden. Dat kan door testen op orde te krijgen, de zorg op te schalen en de bevolking op eerlijke en transparante wijze te overtuigen van de noodzaak van de maatregelen.
Voorzitter. Het kabinet-Rutte heeft de slag deze zomer verloren. De kersvers verkozen lijsttrekker van het CDA, Hugo de Jonge, pakte zijn koffers in plaats van het testbeleid op te schalen, intensivecarebedden te regelen en extra ic-verpleegkundigen te trainen, waardoor er nu alweer ic-patiënten naar Duitsland moeten uitwijken.
Het handhavingsbeleid werd deze zomer ook op gigantische wijze ondermijnd, juist door de man die daar eindverantwoordelijk voor is. Handhaving is helaas ongeloofwaardig geworden door het snode plan van minister Grapperhaus om deze zomer een huwelijksfeest te houden. Ik zat toevallig die vrijdagavond in augustus, toen de knuffelfoto's van de minister op de voorpagina van De Telegraaf verschenen, in Amsterdam keurig aan een tafeltje op het Spui. Ik was er realtime getuige van hoe de boa's al meteen die avond hun gezag verloren, toen deze een paar mensen tot de orde wilden roepen. "Grapperhaus doet het ook niet. Bekijk het maar!", kregen de boa's toegeschreeuwd. De rest van de mensen in dit beschaafde gezelschap, die zich overigens keurig aan de regels hielden, maakten duidelijk hun instemming met dit ongenoegen kenbaar richting de boa's. Handhaven is natuurlijk ook een kwestie van leading by example, en de juiste tone from the top. Wat ons betreft was het dan ook beter geweest als de minister toch was afgetreden. Dat had waarschijnlijk meer effect gehad voor de coronabestrijding dan deze spoedwet ooit zal hebben.
En hoe gaat de Nederlandse politie dit handhaven, deze bepalingen in de spoedwet? Net als de zorgsector is de politie jarenlang uitgemergeld door de kabinetten-Rutte. Tienduizenden agenten gaan binnen drie, vier jaar met pensioen en de opleidingscapaciteit kan dit niet bijbenen, bij lange na niet. Wat gaat de minister daaraan doen? Het leger inzetten, zoals sommigen suggereerden? Of wordt alles maar gedoogd en wordt deze wet in de praktijk een dode letter?
Eerst werd aan ons het wondermiddel van de corona-app gepresenteerd door minister De Jonge. Dat zou de problemen beheersbaar maken. Landen als Duitsland hadden al maandenlang zo'n app en we hadden daar geen eindeloos gedoe over appwetten voor nodig. Nu we het er terzijde toch over hebben, heb ik de volgende vraag aan de minister van Volksgezondheid: hoe vaak is de app tot op heden gedownload? Kan hij ook aangeven hoeveel mensen hem alweer hebben verwijderd? Door diverse technici is mij bezworen dat de minister dit heel makkelijk moet kunnen zien.
Waarom doet Nederland het nou zo slecht in vergelijking met andere landen, zoals Duitsland? Misschien komt dit doordat andere landen niet zo'n idioot zorgstelsel hebben, waar niemand de baas is, maar waar wel tientallen miljarden zijn opgepot bij zorgverzekeraars en waar het regelen van een zorgbonus na een half jaar nog niet is gelukt. Deze spoedwet verandert daar ook niets aan. Deze wet zal de kern van het probleem niet oplossen.
De kern van het probleem is dat we met politici zitten die niet vooruit kunnen kijken en niet gewoon doen wat nodig is. Deze politici brengen de bevolking nodeloos in verwarring met een soort micromanagement aan steeds veranderende regeltjes, waar niemand inmiddels meer een touw aan kan vastknopen en die leidt tot de huidige chaos.
Wat minister De Jonge allang had moeten doen, is het maken van een spoedwet om de tientallen miljarden euro's die bij de zorgverzekeraars staan opgepot in te zetten om nu snel de zorg op orde te krijgen. Dat zet tenminste zoden aan de dijk. Zoals gezegd is zelfs de zorgbonus nog niet uitbetaald. Alles verzandt in geruzie en bestuurlijk gezeur. We zien een minister die niet in staat is om buiten dit bestuurlijke circus, waarin hij zelf is opgegroeid, te treden en daadkrachtig de zaken naar zijn hand te zetten.
Voorzitter. Ik kom op de wet. Het is al eerder gememoreerd: de Raad van State heeft ook volgens ons de bepaling van artikel 58c van de tijdelijke wet verkeerd geïnterpreteerd in zijn, wat ons betreft onnodige, advies. De wet zegt in artikel 58c: "De ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan een week na overlegging. Indien binnen die termijn de Tweede Kamer besluit niet in te stemmen met de regeling, vervalt deze van rechtswege." Met andere woorden: als de Tweede Kamer niets doet, geldt de noodverordening dus wel. Maar de Raad van State maakt daarvan: als de Tweede Kamer niet binnen de termijn van een week met de regeling instemt, vervalt zij van rechtswege. Dat is een onjuiste voorstelling van zaken door de Raad van State. Dit is ook al eerder gememoreerd door een aantal andere fracties.
Dit is reden te meer om ook nu als Eerste Kamer zelf het heft in handen te nemen. Daarom dien ik de volgende motie in. Voorzitter, als u het goedvindt, lees ik deze voor.
De voorzitter:
Heel graag.
De heer Otten (Fractie-Otten):
De motie is mede ingediend door mijn fractiegenoot De Vries.
De voorzitter:
Door de leden Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (hierna: de "spoedwet") verregaande bevoegdheden verstrekt aan de regering die inbreuk (kunnen) maken op de grondrechten van burgers;
overwegende dat op grond van artikel 58c van de spoedwet ministeriële regelingen met verregaande gevolgen voor burgers kunnen worden vastgesteld zonder dat de Eerste Kamer daar op relevante wijze bij betrokken wordt;
constaterende dat de vicepresident van de Raad van State een onjuiste interpretatie geeft aan de bepaling in artikel 58c van de spoedwet in zijn brief van 22 oktober 2020 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer;
verzoekt de regering om op korte termijn tot een oplossing te komen waarbij de rol van de Eerste Kamer bij de instemming van de ministeriële regelingen op grond van de spoedwet adequaat wordt gewaarborgd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter J (35526).
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik zie dat ik nog ruim binnen de tijd ben. Ik wil afsluiten met een welgemeend advies aan het kabinet. Bij wijze van hoge uitzondering doe ik dat met een Latijnse spreuk, die, als het goed is, elke eerstejaars rechtenstudent heeft geleerd en die ik toch wil meegeven aan het kabinet bij deze moeilijke discussie over de spoedwet en de coronacrisis. Ik moest deze spreuk in ieder geval leren in mijn eerste jaar. De spreuk luidt: salus populi suprema lex esto; het welzijn van het volk moet de hoogste wet zijn. Dat wil ik graag aan het kabinet meegeven. Ik zou zeggen: doe er uw voordeel mee.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.