Verslag van de vergadering van 26 oktober 2020 (2020/2021 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.06 uur
Mevrouw Prins-Modderaar i (CDA):
Meneer de voorzitter. Zelden heeft een wet zo veel commotie, boosheid, verdriet, bezorgdheid, frustratie tot en met stevige agressie teweeggebracht als deze wet. Velen hebben via de media, demonstraties en heel veel e-mailberichten aan de Tweede en de Eerste Kamer laten weten dat ze het beslist niet eens zijn met deze wet. Sterker nog, dat zij deze ten zeerste afkeuren. Sommigen van hen geloven wel, maar anderen ook weer niet, dat COVID-19 een ernstig en besmettelijk virus is. Zij achten het virus echter niet zo ernstig dat het besmet raken en ziek worden van vele burgers opweegt tegen het ontnemen van hun grondrechten. Zij eisen dan ook hun grondwettelijk recht op het zelf bepalen of je wel of niet 1,5 meter afstand houdt en of je wel of niet naar feesten gaat. Sommigen geven zelfs aan dat ouderen en kwetsbaren niet in de weg mogen staan van hun grondwettelijke vrijheden.
Nu is het feitelijk zo dat deze burgers maar een beperkt deel van onze samenleving uitmaken. Dan denk ik: hoe staat het in dit kader met de grondrechten van bijvoorbeeld studenten met longproblemen, die niet meer in een studentenhuis durven te wonen? Of met dat echtpaar: de een met hartproblemen en de ander met diabetes? Zij namen toch tweemaal per week 's ochtends vroeg de trein om op hun kleinkinderen te passen, zodat beide ouders konden werken. Hoe gaat het met de grondrechten van de zorgmedewerkers die in deze tweede golf opnieuw dag in, dag uit weer klaarstaan voor hun zieke medemens?
Meneer de voorzitter. Juist daarom is het goed dat deze tijdelijke wet voorligt. Enerzijds om helder te maken wat juridisch en democratisch wel en niet kan. Anderzijds om duidelijk te maken dat rechten ook gepaard gaan met plichten. Of noem ze verantwoordelijkheden. Iedere burger heeft recht op zijn grondrechten, zeker. Maar iedere burger heeft, naar de mening van het CDA, ook zijn of haar verantwoordelijkheid als onderdeel van de samenleving, waarin er voor eenieder, de sterke en de kwetsbare mens, jong en oud, ruimte is om te leven. Vanuit deze solidariteit accepteren wij dat deze wet in deze noodsituatie enkele van onze vrijheden, helaas maar wel noodzakelijk, voor enige tijd inperkt. Zoals de Raad van State ook aangeeft, biedt onze Grondwet immers juist de bescherming en de ruimte tot deze noodwet, mits met voldoende democratische waarborgen omkleed. Dit neemt niet weg dat wij nog wel enige vragen hebben over de voorliggende wet.
Bij doel en reikwijdte van de wet wordt aangegeven dat deze gericht is op de bestrijding van de epidemie of een directe dreiging daarvan, waarbij de bevoegdheden dan slechts worden toegepast wanneer zulks, gezien de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid, noodzakelijk is. Dit dan verder in overeenstemming met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat, alsook gelet op het in het eerste lid genoemde doel, namelijk dat de uitoefening van de grondrechten zo min mogelijk beperkt wordt en aan dat doel evenredig is.
De CDA-fractie betreurt het dat er, ondanks alle ervaringen uit de eerste coronagolf, in de toelichting op het desbetreffende artikel geen aandacht is gegeven aan de psychische en emotionele gezondheid van de burgers, en ook niet aan de balans tussen fysieke en psychische gezondheid, tussen veiligheid en sociaal welbevinden en tussen gezondheid en economische gevolgen. In de beantwoording van onze vraag op dit punt geeft het kabinet aan dat het meewegen van andere factoren geborgd is in de procedure. De drie ministers mogen, in overeenstemming met de minister wiens taakgebied een bepaalde maatregel betreft en in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, de ministeriële regeling vaststellen. De CDA-fractie ziet graag dat in de considerans juist ook aandacht aan de door mij genoemde belangen wordt gegeven.
In artikel 58c is bepaald dat ministeriële regelingen onder deze wet eerst door de Tweede Kamer goedgekeurd moeten worden, en wel binnen een week. In spoedsituaties kan de minister wel een regeling vaststellen en deze onmiddellijk laten ingaan, maar deze moet dan in de week erna wel worden besproken in de Tweede Kamer. In het geval daar een meerderheid van stemmen tegen de regeling is, wordt deze weer ingetrokken.
Meneer de voorzitter. Ik ga hier niet in op het feit dat de rol van de Eerste Kamer in deze ingeperkt is. Gelet het belang van de publieke gezondheid, de noodzakelijke snelheid van acteren én het verschil in bevoegdheden van de Tweede en Eerste Kamer, acht de Raad van State deze keuze verantwoord. En net zoals wij van burgers vragen oog te hebben voor het grotere belang van de publieke gezondheid ten nadele van hun grondrechten, geldt dat onzes inziens ook voor ons eigen belang als Eerste Kamer. Wij respecteren dat.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik heb een vraag aan mevrouw Prins-Modderaar. Waarom denkt zij dat het inschakelen van de Eerste Kamer bij goedkeuring van een verlenging van de wet tot vertraging zou leiden? Wij hebben hier soms in 24 uur belastingmaatregelen goedgekeurd. Allerlei spoedwetten zijn er heel snel doorheen gegaan. Onze fractie is geen voorstander van het eindeloos vergaderen in commissies en in deze Kamer om dingen maar eindeloos door te spreken. Het langer spreken over een maatregel maakt het besluit daarover niet zorgvuldiger. Ik vind het dus geen valide argument om de Eerste Kamer nu kalt zu stellen. Dat kan best snel geregeld worden. Ik vraag mevrouw Prins dan ook of zij ons voorstel steunt om dit bijvoorbeeld via een novelle alsnog gewijzigd te krijgen. Dit is echt een essentieel democratisch recht van deze Kamer. Die mag niet buitenspel gezet worden.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Ik zou in eerste instantie willen zeggen dat ik hier in het vervolg van mijn betoog op terugkom. Het gaat hier om een crisissituatie. Vanuit die crisissituatie, waarbij wij vermoeden dat de diverse regelingen niet eenmalig zullen zijn, zoals bijvoorbeeld bij de belastingen, maar regelmatig zouden kunnen terugkomen, achten wij deze noodsituatie, vastgelegd in een tijdelijke wet, verantwoord.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Oké, dus het CDA zegt: als er een crisis is, dan vluchten wij weg uit de Eerste Kamer; doet u dan maar wat u moet doen, wij plegen vaandelvlucht en zijn er even niet. Dat is toch geen manier om je volksvertegenwoordigende taak in te vullen? Als er een crisis is, moet je juist handelen. En dat kan ook snel, wat ons betreft.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Juist omdat je in een crisis moet handelen, zouden wij graag zien dat er voor het kabinet ruimte is om in die crisis te handelen. Wij hebben nog steeds voldoende mogelijkheden om met het kabinet in gesprek te gaan.
De voorzitter:
Meneer Otten, tot slot.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Welke mogelijkheden heeft de Eerste Kamer dan? Want die zijn met dit wetsvoorstel afgeschaft.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Nee, als wij het stuk en het advies van de Raad van State goed lezen, staat er uitdrukkelijk in dat wij nog steeds vele mogelijkheden hebben. Gelukkig onderschatten wij deze mogelijkheden niet en zullen wij daar ook optimaal gebruik van maken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Ik ga even terug. In spoedsituaties kan de minister een regeling vaststellen en deze onmiddellijk laten ingaan. Maar deze moet in de weken erna dan wel worden besproken in de Tweede Kamer. In het geval daar een meerderheid van stemmen tegen de regeling is, dan wordt deze weer ingetrokken. ... Ik zie dat ik al verder was.
De voorzitter:
Het klonk mij ook al bekend.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Wel hebben wij zorgen over de praktische consequenties van de mogelijkheid om een ministeriële regeling binnen een week terug te draaien. Besturen in crisistijd vergt een consistente en consequente aanpak, waarbij rigoureuze maatregelen die op veel weerstand kunnen stuiten, soms onontkoombaar zijn. Soms zijn het maatregelen die je als bestuurder niet geliefd maken. Soms zijn het maatregelen die pas op termijn effect sorteren. Deze moeten dan dus wel de tijd en de ruimte krijgen om tot resultaten te kunnen leiden. Dit zijn de maatregelen waarvan men pas na enige tijd zegt: pff, goed dat we die, ondanks al die weerstand en boosheid, toch hebben ingezet en doorgezet.
Meneer de voorzitter. Ik zeg het met de nodige voorzichtigheid, maar hoe verleidelijk zal het zijn voor de politiek om te luisteren naar de kiezers en dan voor het kortetermijngewin te gaan? Om nog maar niet te praten over de implicaties voor de handhaafbaarheid van deze spoedeisende ministeriële regelingen. De bevoegde instanties dienen deze regelingen direct al bij de start te handhaven. Maar dan wordt een maatregel na een week alweer ingetrokken, waardoor diezelfde opsporingsambtenaar die maatregel niet hoeft te handhaven. Juridisch klopt dit, zoals het kabinet ook aangeeft in zijn beantwoording, maar is dat nog werkbaar voor de opsporingsmedewerkers? En wat betekent dat voor hun moraal? Velen van hen worden al regelmatig in de uitoefening van hun werk bespot, uitgedaagd en zelfs bedreigd. En wat te doen met bijvoorbeeld de boetes die gedurende die eerste week zijn uitgeschreven?
De Raad van State verwacht dat, gezien de ontwikkelingen van het virus, regelmatige op- en afschaling nodig is, en verder dat deze spoedeisende regelingen regelmatig zullen voorkomen. Wat nu als enkele malen achter elkaar spoedeisende regelingen door de Tweede Kamer worden ontkracht? Welke impact zal dat hebben op het vertrouwen van de samenleving in het beleid van de overheid? Graag vernemen wij de mening van de ministers over een effectief crisisbeleid en de noodzaak van vertrouwen in de overheid in relatie tot de bepalingen in deze tijdelijke wet.
Overigens, zelfs in het hier en nu blijkt het handhaven van de maatregelen moeilijk tot bijna ondoenlijk. De regelgeving is niet alleen soms complex en verwarrend, maar er zijn ook te weinig opsporingsambtenaren beschikbaar om een passende handhaving te realiseren ten behoeve van een goede naleving. Welke maatregelen gaat het kabinet nemen om dit te verhelpen? Overweegt het kabinet de hulp van het leger of van de marechaussee, zoals nu ook al in ziekenhuizen of bij andere ondersteunende diensten?
De heer Van Pareren i (FvD):
Als ik het betoog van mevrouw Prins goed hoorde — ik wil het zorgvuldig proberen te herhalen — dan zei zij dat die wet de volle steun vanuit het CDA verdient, omdat we merken dat de burger in Nederland niet zijn best doet. Mag ik daaruit concluderen dat u kiest voor de dwang die deze wet biedt? Vindt het CDA dat dwang echt het enige middel is om de bevolking in deze tijd te mobiliseren?
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
In geen enkele tekst die ik tot nog toe heb voorgelezen, kan ik dit terughoren, dus dat zal zeker niet mijn bedoeling zijn. In dat opzicht hoop ik dan ook dat u dat terugneemt. Waar het mij om gaat, is dat we de zaak moeten handhaven. Voor een goede naleving doe je een beroep op de verantwoordelijkheid van mensen, maar soms kan dat anders zijn.
De heer Van Pareren (FvD):
Onder "handhaven" versta ik — en dat verwachten we zeker met de invoering van de nieuwe wet — dat daar boetes bij horen, maar ik begrijp nu dat u zegt: dat moet in principe niet met boetes gebeuren, maar er moet wel handhaving zijn door de burger aan te moedigen om zijn plicht te doen. Zo noemt u dat. Mag ik dan concluderen dat u zegt dat de boetes die tot nu toe zijn uitgedeeld, ook gaan vervallen?
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Nee, dat heeft u mij niet horen zeggen. Voor mij geldt dat als er wetten zijn aangenomen, je je aan die wetten houdt. In eerste instantie doe je dan altijd een beroep op de verantwoordelijkheid, of het nu gaat om door rood licht rijden of om het houden van 1,5 meter afstand. Mocht je dat niet doen, dan is de consequentie dat daar een straf tegenover staat.
De voorzitter:
De heer Van Pareren, tot slot.
De heer Van Pareren (FvD):
Dan begrijp ik het dus goed dat het CDA uit is op een forse handhaving — u noemde het door rood licht rijden — van deze wet, die eraan gaat komen en waardoor de burger ernstig beperkt wordt in een stuk van zijn handelen? Als hij maar eventjes in de fout gaat, als die 1,5 meter niet 1,5 meter is maar 1,20 meter ...
De voorzitter:
Heeft u nog een vraag, meneer Van Pareren?
De heer Van Pareren (FvD):
De vraag is of dit nou het pad is dat we opgaan.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Pareren (FvD):
Want dit is natuurlijk een situatie ...
De voorzitter:
Dat was uw derde vraag.
De heer Van Pareren (FvD):
... waarin het uitermate gemakkelijk is dat de Eerste Kamer niet mee hoeft te doen omdat het een deeltijdparlement is, dat alleen maar vertragend werkt. Dit is van de gekke! We hebben een digitale wereld. We kunnen ongelofelijk snel met elkaar in verbinding zijn en dingen besluiten, dus ...
De voorzitter:
Nu wordt de vraag erg diffuus. Ik geef ...
De heer Van Pareren (FvD):
Nee, voorzitter, u vraagt wat mijn vraag is.
De voorzitter:
Ik geef nu weer het woord aan mevrouw Prins voor de beantwoording. Ik verzoek u om uw betoog te vervolgen.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
De grootste uitdaging is waarop ik nu ga antwoorden, moet ik eerlijk zeggen. Nogmaals, wij gaan voor een beroep op de verantwoordelijkheid van onze medeburgers, maar mocht het noodzakelijk zijn, dan is er altijd de noodzaak tot handhaving, want zo zit onze samenleving nu eenmaal in elkaar.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Maar het heeft altijd onze voorkeur om een beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid.
Meneer de voorzitter. Graag sta ik stil bij het gewenste gedrag — wat dat betreft wordt u op uw wenken bediend, meneer Van Pareren — waartoe dit kabinet ...
De voorzitter:
Mevrouw Prins, een ogenblikje. Meneer Van Hattem, ik laat mevrouw Prins even uitpraten. Op het eind geef ik u graag het woord. Maakt u uw betoog af.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Graag sta ik stil bij het gewenste gedrag waartoe dit kabinet de burgers de afgelopen maanden stimulerend, aanmoedigend en soms ook streng heeft toegesproken.
Deze crisis vergt van ons allen een ingrijpende gedragsverandering, die ook nog eens stevig indruist tegen onze waarden, tegen ons gevoel en tegen onze natuurlijke reactie om elkaar hartelijk te begroeten met een handdruk of omhelzing, het elkaar even zachtjes wat in de oren fluisteren, het bij elkaar op bezoek gaan en, niet te vergeten, het vieren van feestjes. Zulk gedrag verander je niet zomaar, zelfs niet bij deze onmiskenbare sense of urgency of door persoonlijke ervaringen uit de eerste coronagolf.
In de samenleving zien we dat de steun voor het overheidsbeleid aan het afnemen is én zien we verder ook een groeiende groep Nederlanders die faliekant tegen het beleid is en dit luidkeels — en helaas soms ook zeer agressief — kenbaar maakt, die actief via social media, maar ook via huis aan huis bezorgde "gratis" magazines, fakenieuws verkondigen, maar dan wel op een, zoals gebruikelijk bij fakenieuws, slimme en uitgekiende wijze. Voor veel burgers is dan ook de vraag: wat zijn nu de feiten en wat zijn de fabels? Wie en wat moeten we geloven? Is corona nu een griepje of een zeer besmettelijk virus met grote gevolgen voor de zorg in de ziekenhuizen en verpleegtehuizen? Daar komt nog bij dat we helaas moeten constateren dat de wordingsgeschiedenis van deze wet ook heeft geleid tot allerlei aannames en boosheid. Dat was toen wellicht terecht, maar nu niet meer aanwezig in de huidige wet.
Meneer de voorzitter. Bij veranderingsstrategieën deel je je doelgroep vaak in drieën in: de fervente voorstanders en koplopers, de geharnaste tegenstanders, in de literatuur vaak saboteurs genoemd, en — dat is de grootste groep — de mensen die constructief willen zijn maar ook twijfelen en het niet goed weten. De tegenstanders laten zich vaak luid horen en claimen, als je niet oppast, alle aandacht. De veranderaar moet zich echter focussen op de middengroep: geef die middengroep dan ook steeds weer duidelijke redenen waarom zij hun gedrag moeten aanpassen. Toon concreet voorbeeldgedrag.
De CDA-fractie is verheugd dat het kabinet plannen heeft voor een stevige communicatieve aanpak. Echter, uit de beantwoording blijkt dat deze aanpak erop gericht is om louter overal waar burgers informatie zoeken over het coronavirus met de juiste informatie aanwezig te zijn. Dat is beslist onvoldoende. Het gaat juist om de burgers die niet elke dag bezig zijn met de feiten en cijfers, om die middengroep dus. Je moet als overheid niet wachten tot zij naar de informatie gaan zoeken. Nee, de overheid moet hun proactief en regelmatig informatie aanreiken. Steeds weer vertellen waarom deze wet er is, wat deze wet wel en niet inhoudt. En dit dan op een toegankelijke en voor hen relevante wijze, met meer aandacht voor wat wél kan, wat je wél weer mag wanneer bijvoorbeeld de verspreidingsfactor 0,9 is: dan dus weer voetballen, de restaurants weer open en kleine evenementen die doorgaan. En wat bijvoorbeeld weer mag als de factor 0,5 is gerealiseerd.
Daarnaast beschouwen wij het als een onmiskenbare taak van de overheid om fakenieuws te ontkrachten en de correcte informatie voor het voetlicht te brengen. Burgers hebben behoefte aan de juiste informatie, als tegenhanger van fakenieuws. Wij zijn benieuwd of het kabinet deze zienswijze niet alleen deelt, maar ook bereid is om daar een duidelijke strategie op in te zetten om zo zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Tot slot. Niet alleen in Nederland maar in heel Europa en in andere werelddelen ontwricht het coronavirus ons leven. Het ziet ernaar uit dat we nog wel enige tijd moeten leven met dit grillige virus. Het zou slecht zijn voor ons land, onze economie en voor ons welbevinden als we steeds weer worden geconfronteerd met intelligente, gedeeltelijke of totale lockdowns. Wij nemen dan ook aan dat het kabinet intussen diverse scenario's heeft ontwikkeld en steeds opnieuw ontwikkelt om dit virus slimmer het hoofd te bieden. In deze wet is geregeld dat het kabinet de beide Kamers maandelijks informeert over de voortgang. Graag zien wij in deze maandelijkse rapportages ook aandacht voor de ervaringen ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de genomen maatregelen, en inzicht in de diverse scenario's hoe de schade ondanks dit virus zo veel mogelijk beperkt kan worden.
In dat kader verwijs ik graag naar een bijdrage van viroloog prof. Jaap Goudsmit in NRC Handelsblad van afgelopen week. Aan de Johns Hopkins University worden proeven gedaan met testen die niet alleen meten of iemand besmet is maar ook of iemand wel of niet besmettelijk is. Als vervolg op de introductie van sneltesten in de komende maanden, vragen we daar graag aandacht voor. Want stel je voor: op basis van zo'n test weet je of je wel of niet besmettelijk bent. Zo nee, dan ben je weer van harte welkom bij je familie, op de sporttribune, in een bioscoop of restaurant.
Meneer de voorzitter, is dat geen prachtig perspectief?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prins. Excuus, meneer Van Hattem. Ik had de lengte verkeerd ingeschat. Het woord is aan u.
De heer Van Hattem i (PVV):
Het voordeel is dat ik nu twee interrupties in één kan doen, want ik had zojuist nog iets anders gehoord in het betoog van mevrouw Prins waar ik nog een vraag over heb. Ik zal met dat laatste beginnen. Ik hoor mevrouw Prins zeggen: als er een bepaalde reproductiefactor is, 0,5 of 0,9, dan kunnen daar maatregelen aan gekoppeld worden. Is mevrouw Prins van het CDA het dan met mij eens dat het van belang is om ten aanzien van te stellen maatregelen of regelingen indicatoren te hebben? U zegt zojuist zelf dat aan een bepaalde reproductiefactor bepaalde maatregelen gekoppeld kunnen worden. Dat is mijn eerste vraag. Met uw goedvinden, voorzitter, neem ik de tweede vraag ook meteen mee.
De voorzitter:
Tenzij mevrouw Prins liever eerst de eerste vraag beantwoordt.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Ja, mag ik eerst deze vraag beantwoorden? Er is op dit moment een routekaart. Die is vervaardigd door het kabinet. Daar staan een aantal zaken in. Daar staat ook in wanneer er sprake is van "waakzaam", "ernstig" of "zeer ernstig". Wat ons opvalt, is dat er heel vaak in staat wat er niet kan, terwijl ik denk dat het heel belangrijk is voor vele burgers in ons land om te weten wat er nog wel kan. Ik denk dat het zou helpen om dat perspectief te bieden en om te laten zien wat voor hen relevant is, zodat je het zichtbaar kunt maken. Zo kun je een heel grote groep burgers, die niet zoals wij de hele dag met het virus bezig zijn, stimulans en perspectief bieden. Dat is wat anders dan indicatoren stellen bij de maatregelen. Dat hoort u mij niet zeggen.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is dan bijzonder spijtig, want als je zo'n routekaart hebt en mensen duidelijkheid wilt verschaffen over wat je kan verwachten bij een bepaalde situatie, dan zou het juist voor ons als volksvertegenwoordigers heel belangrijk zijn om die duidelijkheid ook te hebben, om te kunnen weten wanneer we wel of niet een maatregel zouden moeten inzetten. Dat daarover.
Mijn tweede punt is dat ik zojuist voor de eerdere interruptie op mevrouw Prins van het CDA hoorde dat zij iets zei over de maatregelen handhaven en dat zij als het nodig is daar zelfs het leger voor wil inzetten. Begrijp ik nou goed dat het CDA er hier voor pleit om die anderhalvemetermaatregel, zoals u zelf al aangaf met voorbeelden van kinderen die naar oma toe lopen en mensen die elkaar omhelzen, met het leger te gaan handhaven? Is dat wat het CDA beoogt? Zou het niet veel beter zijn om het vertrouwen van de burger terug te winnen door uw eigen CDA-minister, de heer De Jonge, aan te sporen om de zorg op orde te krijgen? Daar heb ik u namelijk niet over gehoord, maar de problemen in de zorg — het afschalen van zorg en alle problemen die er op dit moment liggen — zijn een veel groter probleem, dat het vertrouwen van de burger veel harder raakt.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Ik denk dat de grootste uitdaging is om het gedrag van de mensen en de burgers zodanig te beïnvloeden dat de zorg z'n werk weer kan doen. Dat heeft alles te maken met het feit dat er op dit moment te veel mensen ziek zijn. Daardoor kan de reguliere zorg niet worden gegeven en tegelijkertijd lopen we het risico dat covidpatiënten straks niet kunnen worden opgenomen. Dat heeft alles te maken met het gedrag van mensen. We zullen dus in moeten zetten op het gedrag van mensen. Dat is één ding.
Het tweede wat wij daarbij hebben gezegd, is: als je wilt stimuleren en afdwingen dat er goed gedrag wordt vertoond, dan is het belangrijk dat er ook handhaving plaatsvindt op zorgvuldige wijze, niet op de wijze die u zojuist insinueerde. Omdat er nu al te weinig opsporingsambtenaren zijn, kan dat best betekenen dat je moet kijken of het in het kader van de ondersteuning een mogelijkheid zou zijn om mensen van het leger of de marechaussee in te zetten. Laten we wel zijn, op dit moment worden mensen van Defensie ook al ingezet in de ziekenhuizen. Ter ondersteuning zou het dus goed zijn. Maar het liefste doen wij een beroep op de verantwoordelijkheid van mensen. Alleen lezen we elke dag in de krant dat dit niet voor iedereen gegeven is. Dan zijn er weer feesten waar 600 man bovenop elkaar staan. Dan moeten we constateren dat dat niet hetzelfde is als een kind of iemand anders die even snel binnen de 1,5 meter komt. Als je een feest houdt met 600 man, is dat doelbewust het overtreden van de regels.
De voorzitter:
De heer Van Hattem, tot slot.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan moet ik toch constateren dat mevrouw Prins van het CDA inderdaad zegt: we moeten het leger gaan inzetten om de inperking van de grondrechten die met deze wet mogelijk wordt gemaakt te gaan handhaven. Het leger kan dus worden ingezet als handhaver. Nou, als we dat hadden voorgesteld om bijvoorbeeld Marokkaanse straatterreur aan te pakken, dan had de zaal hier waarschijnlijk op zijn kop gestaan. Het zou overigens wel heel nuttig zijn. Nu wordt het dus ingezet om een inperking van grondrechten te realiseren om die anderhalvemetersamenleving, waar u zo'n voorstander van bent, mogelijk te maken.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Van Hattem?
De heer Van Hattem (PVV):
Waarom legt u dan de bal bij deze maatregelen? Over de tekortkomingen in de zorg, waar uw minister voor verantwoordelijk is, horen we u niet. Maar daar zou eigenlijk de grootste slag gemaakt kunnen worden, in plaats van de bal bij de burger te leggen en de schuld op de burger af te schuiven.
De voorzitter:
Mevrouw Prins, tot slot.
Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):
Meneer Van Hattem, ik denk dat wij wat dat betreft vanuit een verschillend paradigma praten. Ik constateer dat de ziekte zo veel mogelijk voorkomen kan worden. Zij kan niet worden uitgesloten, maar wel worden voorkomen door te beginnen bij het gedrag. Als het gedrag van de burgers wordt aangepast, heeft dat uitdrukkelijk een positief effect op de kwaliteit van onze gezondheidszorg in de ziekenhuizen en de verpleegtehuizen. En die zorg staat op een hoog niveau, mits we er met elkaar voor zorgen dat deze tehuizen niet worden overstroomd door mensen die besmet zijn omdat zij zich niet hebben gehouden aan de regels die nodig zijn om het virus in te dammen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prins.
Ik schors de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze tot 13.15 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.