Verslag van de vergadering van 17 november 2020 (2020/2021 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.49 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Helaas kan mijn collega Peter Ester hier niet zijn en moet u het met mij doen. Gelukkig heb ik hier wel zijn bijdrage.
Voorzitter. Het coronavirus heeft onze economie als een mokerslag getroffen. Vooral bedrijven die geconfronteerd worden met snelle vraaguitval zitten in de gevarenzone. Alleen al dit kwartaal is meer dan 10 miljard nodig om bedrijven en hun werknemers door de crisis te helpen. Gelukkig beschikt ons land over de nodige buffers om de omvangrijke steunmaatregelen te kunnen financieren. Onze triple A-status en de lage rente op de kapitaalmarkt helpen daarbij. De miljardeninjecties van de steunpakketten kunnen rekenen op grote politieke steun. Ook die zegening mogen wij tellen.
Als we de afgelopen maanden iets geleerd hebben, is het wel hoe broos ons maatschappelijk bouwsel is én hoe belangrijk veerkrachtige gemeenschappen zijn. De nieuwe, inspirerende pauselijke encycliek, Fratelli Tutti, houdt ons voor dat de coronacrisis onze valse zekerheden aan de oppervlakte brengt: "Niemand kan het aan om in eenzaamheid te leven. We hebben allemaal een gemeenschap nodig die steun en hulp biedt." Het coronavirus bepaalt ons ook bij de vraag wat het goede leven nu eigenlijk is. Premier Rutte zei het scherp tijdens zijn Hervormingsdaglezing: het leven draait niet om contanten of consumptie; het draait om contact, om echt menselijk contact.
Als de minister met deze encycliek en de Hervormingsdaglezing in zijn handen naar ons financieel-economisch stelsel kijkt, tot welke reflecties brengt hem dit dan? Is het zijn missie om in de kortst mogelijke tijd ons bbp weer stevig op te pompen, liefst voorbij precoronahoogte? Of is dit ook het moment om het stelsel en de onderliggende waarden zelf tegen het licht te houden? Moeten we als leidraad voor hervormingen ook niet een economie voor ogen houden waarin de menselijke maat centraal staat? Is dat niet ook een les die we uit deze verwoestende coronacrisis moeten trekken? De minister stelde in de Tweede Kamer dat dit het decennium van transitie moet worden. Dat is een mooi beeld. Duidt hij daarmee ook op een reset van onze economische waarden?
Voorzitter. De overheidsschuld stijgt rap. We kunnen daarin gelukkig ver gaan, ook wat overheidsgaranties betreft. Maar waar ligt de tippingpoint waarbij de staatsschuld te zeer doorschiet? Het is geen wet van Meden en Perzen dat de rente laag blijft. Wat betekent prudent begrotingsbeleid tijdens een crisis van deze omvang? De Europese SGP-normen zijn in het voorjaar gedeactiveerd. Mijn fractie begrijpt dat. We hebben ook in dit huis veel gesteggeld — het ging daar vandaag ook al over — over de 60%-schuldnorm en de 3%-tekortnorm. Toch ging er wel een disciplinerende werking van uit. Ook de Raad van State wijst daarop. De gezaghebbende Studiegroep Begrotingsruimte adviseert vooral vast te houden aan het trendmatig begrotingsbeleid. Het gaat ons er niet om dat de optimale omvang van onze staatsschuld wordt bepaald. Het gaat ons wel om de vraag welke begrotingsankers de minister in deze barre tijden wil hanteren. De staatsschuld beweegt zich na de tweede virusgolf in de richting van 75% tot 80% van het bbp. Onder welke voorwaarden, zo vraag ik de minister, gaan we de begrotingsregels weer aantrekken? Er zijn plafondeffecten aan het laten stijgen van de EMU-schuld en het EMU-saldo, ook met het oog op de jongste generatie. Onno Ruding, een verre voorganger van deze minister, sprak zelfs van "een hoge staatsschuld als moreel probleem". De MLT-raming laat daarbij een verslechtering van het houdbaarheidssaldo zien, naar -3%. Linksom of rechtsom geredeneerd wijst dat op de noodzaak van toekomstige bezuinigingen of lastenverzwaringen. Welke positie neemt de minister in dit spanningsveld in? En hoe weegt hij daarbij de belangen van de komende generaties?
Voorzitter. Niet alleen onze staatsschuld, maar ook onze private schulden lopen op. Gevreesd moet worden voor ophoping van problematische schulden door de coronacrisis onder toch al kwetsbare huishoudens. Een op de vijf huishoudens heeft moeite om de rekeningen te betalen. Het kabinet heeft extra geld uitgetrokken voor schuldhulpverlening. Deze problematiek gaat de minister na aan het hart, zo blijkt ook uit zijn publieke optredens. Ik vraag de minister wat zijn verwachtingen zijn en welk beleid het kabinet gaat inzetten om kwetsbare groepen die nauwelijks over buffers beschikken, verder bij te staan. Hoe voorkomen we het oplopen van armoede?
Het plaatje wordt nog dramatischer als we wereldwijd kijken naar armoedeprognoses. De Wereldbank schat dat door de COVID-19-epidemie alleen al dit jaar tussen de 88 en 115 miljoen mensen in extreme armoede zullen vervallen. Volgend jaar schiet dat opgeteld door tot maar liefst 150 miljoen slachtoffers, waaronder veel kinderen. Dat zijn nauwelijks te bevatten cijfers. En het ging juist de goede kant op met het verkleinen van de armoede. De ChristenUniefractie wil de minister vragen of het kabinet in deze ontluisterende cijfers aanleiding ziet om extra middelen vrij te maken voor internationale noodsteun.
Voorzitter. De ChristenUniefractie deelt de filosofie achter het Groeifonds. We moeten tijdig nadenken over hoe we, ook in de toekomst, in Nederland ons brood willen en kunnen verdienen, voor en door komende generaties. In het postfossiele tijdperk krijgen we te maken met een wezenlijk ander palet van economische activiteiten en innovatie is daarbij de sleutelopgave. Het is goed dat de overheid hierbij de portemonnee trekt en de regie neemt. Het baanbrekende onderzoek van de Londense econome Mariana Mazzucato, vandaag al eerder genoemd, toont glashelder aan hoe belangrijk de aanjaagfunctie is van een ondernemende overheid rond succesvolle innovatie. Het is een mythe om te denken dat alle innovatie van de markt komt. Meer dan 80% van de innovaties in uw en mijn iPhone is met publieke middelen gefinancierd. Het is juist daarom jammer dat de politieke discussies vrijwel direct in uitvoeringskwesties belanden, zoals het fondsmanagement, de bemensing van de beoordelingscommissie, de bestuurlijke optuiging, enzovoorts. Dat vertroebelt de meest basale vraag: op welke projecten, welk type projecten, richt het fonds zich eigenlijk en welke opbrengsten verwacht de minister, ook maatschappelijk?
Het Groeifonds gaat om grote publieke investeringen en kansrijke technologieën die anders niet van de grond zouden komen. De pot telt op tot 20 miljard. Dat is groot geld. Ook daarom hecht mijn fractie aan een meer fundamenteel betoog. Ik reik een paar gedachten aan. Moderne innovatietheorieën beklemtonen de noodzaak van gerijpte ecosystemen willen technologieën tot ontwikkeling komen en succesvol vermarkt worden, ofwel ecosystemen die zich kenmerken door een hechte combinatie van ondernemend talent, groeikapitaal, een proactieve overheid, fiscale en juridische stimulering en een professionele ondersteuningsstructuur en dat alles op basis van een cultuur die ondernemerschap koestert. Al deze wissels zijn essentieel. Is het Nederlandse ecosysteem wat dat betreft op orde en wat zijn onze mindere kanten? Grote investeringen in technologieontwikkeling werken alleen binnen een goed opgeleid ecosysteem. Moeten we niet ook energie en geld steken in het wegwerken van onze zwakke kanten? Denk aan het toekomstbestendig maken van onze maakindustrie, het opleiden van bètatalent en van vaktechnici. Is het niet slim om een deel van het fonds te bestemmen voor het upgraden van ons ecosysteem als zodanig? Kan de minister hier eens op reflecteren?
De ChristenUniefractie hanteert een brede welvaartsdefinitie in de beoordeling van de activiteiten van het Groeifonds. Kortom, een duurzame economie. Het kan daarbij niet zo zijn dat alleen gevestigde spelers aan tafel zitten. Ook start-ups en scale-ups, nieuwe mkb-bedrijven en jonge bedrijven die sociaal ondernemerschap hoog in het vaandel hebben staan, moeten een plek hebben. Zij zijn de nieuwe generatie ondernemers. Hoe gaat het kabinet de deelname van nieuwkomers borgen? In de Tweede Kamer is uitgebreid gesproken over de rol van parlementaire controle bij het Groeifonds, zowel aan de voor- als aan de achterkant. Welke beleidsconclusies trekt de minister op dit punt uit het debat? Ik hoor ook graag of het brede welvaartsbegrip inmiddels tot richtsnoer is gekozen.
Tot slot, voorzitter. Misschien is ons Rijnlandse ondernemingsmodel wel de grootste troef van Nederland. Dat is een model waarin belangen van werkgevers en werknemers elkaar vinden, waarin de langetermijnoptiek domineert over kortetermijnwinstbejag, waarin vakmanschap gedijt en waarin duurzaamheid en inclusiviteit hand in hand gaan. Moeten we dit model niet een veel prominentere plaats geven in de filosofie achter het Groeifonds? Mijn fractie waardeert de toezegging op dit punt.
Ik heb het over duurzaamheid en ik zie dat collega Vendrik bij de interruptiemicrofoon staat. Ik ben benieuwd. Ik zie dat hij nog even wacht. Ik ga hierna verder met brexit. Dat is iets heel anders. Kunt u dat erbij hebben, meneer Vendrik?
De voorzitter:
Rondt u uw verhaal af.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, ik ga door.
Voorzitter. Het brexitdrama is wat op de achtergrond geraakt door de coronacrisis. De urgentie is echter onverminderd. Het is krap zes weken tot de brexitdatum van 1 januari aanstaande. Hoe staan we er nu voor, zo vraag ik de staatssecretaris. Recente berekeningen laten zien dat een harde brexit ons land 10% van onze export naar het Verenigd Koninkrijk kan kosten. Dat is om en nabij de 5 miljard. Een zachte brexit kost ruwweg de helft. Hebben ons bedrijfsleven en vooral ons mkb deze doorwerking scherp op het netvlies? En hoe houden we koers te midden van de coronapandemie? Veel ondernemers hebben nu immers wel andere dingen aan hun hoofd. Hoe schat de staatssecretaris de komende ontwikkelingen in? Hoe beperken wij de dreiging van een logistieke ontsporing? En is de Belastingdienst paraat?
Voorzitter, ik sluit af. Dit zijn geen normale Algemene Financiële Beschouwingen. De coronaonzekerheden zijn dermate groot dat de gebruikelijke discussie over koopkracht en verschillen tussen groepen weinig zin heeft. Statische koopkrachtplaatjes bieden nauwelijks houvast. Veel ramingen kunnen de prullenbak in, zeker als zich nieuwe coronagolven aandienen. Dat maakt de maatschappelijke impact natuurlijk niet minder. Mijn fractie spoort het kabinet aan om te zorgen dat de sociale ongelijkheid niet uit de rails loopt en wij groepen niet aan hun lot overlaten. Of, zoals de eerdergenoemde encycliek Fratelli Tutti het zo mooi zegt: "Niemand wordt alleen gered. We kunnen alleen samen gered worden."
De ChristenUniefractie wenst de bewindslieden in deze moeilijke tijden van harte Gods zegen en wijsheid.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Ik moest hier even op kauwen. Maar hoor ik mevrouw Bikker nu zeggen dat dat Groeifonds dus een bredewelvaartsfonds moet worden, dat de nadruk op de duurzame transitie groter moet worden?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Wat zei u als laatste? Sorry.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat de nadruk op de duurzame transitie, de bijdrage van het fonds daaraan groter moet worden. Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voor onze fractie is het een uitgangspunt dat het Groeifonds echt investeert in de economie van morgen en dat is een duurzame economie naar onze mening.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat betekent dat er geen enkele uitgave uit het fonds gedaan mag worden dat daar niet aan voldoet. Zeg ik het zo goed?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb verwezen naar de gedachte — die vind ik eigenlijk dragend — van het Rijnlandse model. Dus ik vind echt dat het een gesprek moet zijn van de ondernemingen waarmee je optrekt. Of we een soort fijnmazig net moeten maken waarbij, als daar niks meer doorheen kan zwemmen, het geld maar in de pot blijft zitten, kan ik zo snel niet beoordelen. Dat moet in de uitwerking komen. Voor ons staat voorop dat het meetbaar bijdraagt aan de economie van de toekomst. Vraag van mij niet om helemaal alle deuren dicht te gooien en te barricaderen. Maar laat helder zijn dat het type denken van naar een duurzame economie gaan, dat het fonds daaraan bijdraagt, gedacht vanuit het Rijnlandse model en niet het Angelsaksische model, waarover we ook al veel hebben gewisseld vandaag, belangrijke input is die mijn fractie hier meegeeft aan de minister en daarmee aan het kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.