Verslag van de vergadering van 17 november 2020 (2020/2021 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.25 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. In 1976 schreef Anne Vondeling, toen voorzitter van de Tweede Kamer, een boek met de titel: Tweede Kamer, lam of leeuw. Er is nu een bijzondere aanleiding om deze titel te citeren. Wat is de positie van de Eerste Kamer? In de Tweede Kamer heeft de tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties haar publieke verhoren vorige week bijna afgerond. Ik heb in het weekend wat gegrasduind door sommige position papers. Het zal niet verbazen dat de paper van Pieter Omtzigt het meest opviel. De Volkskrant besteedde er aandacht aan onder de kop "CDA-kopstuk fileert functioneren overheid bij hoorzitting". Het functioneren van de overheid bij de uitvoering van beleid is ondermaats, zo zei hij. Volgende week — dat is nu al — start de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Men zou wellicht kunnen denken: in wat voor een parlementaire crisis verkeert ons land?
Ik wil wat dieper ingaan op de uitvoerbaarheid van wetgeving, bij uitstek een opdracht aan deze Kamer. De hoorzittingen van de vorige weken hebben nog eens blootgelegd wat er schort aan de uitvoerbaarheid van wetgeving, maar ook aan de wetgeving zelve. Van recentere datum dan het boek van Vondeling is het boek van Tjeenk Willink, getiteld Groter denken, kleiner doen, uit 2018. Tjeenk Willink was voorzitter van de Eerste Kamer en heeft een indringende position paper gestuurd naar de commissie over de uitvoeringsorganisaties en heeft die vorige week vrijdag, 13 november, uitvoerig toegelicht bij die commissie. Ik heb het gevolgd. Zijn voltreffer — ik citeer: "Ministers moeten vaak aftreden wegens fouten in de uitvoering. Vervolgens verbetert de Kamer de uitvoering niet." Dat is toch wonderlijk, zei hij. Omtzigt zei: bij de verhoren moet het gaan over de eigen rol en functie van de politiek, ministers en volksvertegenwoordigers. Graag een reactie van de minister voor zover het de rol van ministers betreft.
Terug naar Omtzigt. Hij zit, met een korte onderbreking, al dertien jaar in de Kamer. Ik citeer uitvoerig: "Wetten zijn veel te ingewikkeld geworden. Kamerleden en burgers kennen de wet onvoldoende. De Tweede Kamer heeft te weinig ervaren gezaghebbende en deskundige leden en de overheid is zo georganiseerd dat niemand verantwoordelijk is voor de problemen bij de uitvoering van dat beleid. Geen van de woordvoerders belastingzaken in de Tweede Kamer is een fiscalist." Ik citeerde dit van hem en Omtzigt reageerde naar mij: in de Eerste Kamer zijn er wel twee, Peter Essers en Martin van Rooijen. Omtzigt constateert vervolgens: "De politieke akkoorden zijn volledig dichtgetimmerd, zodat er geen controle op uitvoerbaarheid meer plaatsvindt. In de afgelopen jaren heeft ons politieke systeem steeds minder aandacht gegeven aan de uitvoering. De regeringspartijen laten elkaar nauwelijks ruimte om naar de uitvoerbaarheid te kijken. Ze dwingen elkaar om de zeer gedetailleerde afspraken na te komen. Bovenop het regeerakkoord van 68 pagina's is er het Klimaatakkoord met 250 pagina's en maar liefst 600 maatregelen, die niet op effectiviteit worden beoordeeld. Het parlement accepteert het Klimaatakkoord, net als het pensioenakkoord, en er is de facto nauwelijks politieke ruimte om dit nog aan te passen aan nieuwe politieke of maatschappelijke inzichten. Het is in beton gegoten." Einde citaat. Minister, welke les trekt u uit de zorgen die CDA-Kamerlid Omtzigt heeft geuit?
Ik constateer dat burgers niet aan de klimaattafel zaten en gepensioneerden niet aan de pensioentafel. Maar ze staan beiden wel op het menu en betalen beiden de rekening. Ik noem als testcase de BIK, de Buitengewoon Ingewikkelde Korting.
Mevrouw Sent i (PvdA):
Ik wilde de heer Van Rooijen een vraag stellen over zijn vorige punt. Ik heb het genoegen om al lang met de heer Van Rooijen in de Eerste Kamer te mogen samenwerken. Wij moeten met name kijken naar de uitvoerbaarheid van wetgeving. Acht de heer Van Rooijen dan dat de Eerste Kamer de juiste rol pakt in het beoordelen van de uitvoerbaarheid van wetgeving? Is daar wellicht ook verbetering mogelijk?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank voor deze vraag. Natuurlijk is de zorg die ik uit, met Omtzigt in de Tweede Kamer — ik heb daar ook mogen verkeren, maar niet zo lang als hij — een zaak voor de Tweede en de Eerste Kamer: zorgen dat goede wetgeving uitvoerbaar is. Het is zelfs nog meer bij uitstek een zaak van de Eerste Kamer om de rechtmatigheid en de uitvoerbaarheid te controleren. In mijn vervolg — ik ben nog niet aan het eind van mijn betoog, ik was slechts bij het citeren van een gezaghebbende collega uit de Tweede Kamer, maar ik kom nu op mijn eigen punt — deel ik uw zorg en beantwoord uw vraag positief.
De heer Backer i (D66):
Collega Van Rooijen stelt een heel belangrijk punt aan de orde, dat veel groter is dan het debat van vandaag. Waar ik wel moeite mee heb, is dat het lid Omtzigt steeds wordt opgevoerd als getuige-deskundige, openbaar aanklager en kenner. Dat gebeurt door u, maar ook in de pers. Ik zou zeggen dat een van de belangrijke actoren in dit gehele proces het Kamerlid als zodanig is, en dus ook de heer Omtzigt. Ik begrijp dat u de vraag aan de minister stelt, maar bent u het met mij eens dat we eigenlijk ook aan de heer Omtzigt zelf moeten vragen wat hij eraan heeft bijgedragen in al die jaren? Hij is immers speler. Hij is niet alleen journalist, observator of iets anders, maar hij is ook speler.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank voor deze vraag. Ik kom daar zo op terug, ook in de lijn van uw vraag. Ik heb mezelf die vraag natuurlijk ook gesteld, want ik heb vroeger en ook vrij recent nog bijna drie jaar in de Tweede Kamer verkeerd. Daar heb ik een heleboel observaties en indrukken van meegenomen die ik hier graag wil blijven gebruiken.
Voorzitter. Ik was bij de testcase van de BIK, de Buitengewoon Ingewikkelde Korting. Er zijn twee principiële aspecten bij de BIK: de rol van de senaat en het aspect van de complexiteit van wetgeving en uitvoering. Daarom de vraag: Eerste Kamer, lam of leeuw?
De Raad van State is uitvoerig op beide aspecten ingegaan en ook op de motie-Hoekstra. De reactie van het kabinet daarop was in onze ogen ondermaats. Bij het Belastingplan 2016 heeft de Eerste Kamer unaniem de motie-Hoekstra aangenomen. Daar gaan we weer. De CDA-fractie in de oppositie had grote bezwaren tegen een belastingverhoging in box 3, die in dat plan was opgenomen, en diende een motie in om voor de toekomst deze vorm van koppelverkoop — onthoud die term heel goed — te voorkomen. Opname van box 3 in het Belastingplan 2016 was een eis van coalitiepartner PvdA en moest dus doorgaan. Door de opname van de BIK met een tijdelijke lastenverlaging van 4 miljard in het Belastingplan 2021 is het de Eerste Kamer onmogelijk gemaakt een eigenstandig oordeel te vellen over dit voorstel. Gelet op de coalitiedwang in de Tweede Kamer is het daar politiek onmogelijk om de BIK bij amendement alsnog uit het Belastingplan te halen. Dat is ook niet gebeurd. Ik merk hierbij op dat het kabinet, op mijn verzoek destijds in de Tweede Kamer, het voorstel over de afschaffing van de wet-Hillen zelf alsnog uit het Belastingplan 2018 heeft gehaald en apart heeft ingediend. Het kan dus wel. Waar een wil is, is een weg. Ik vraag dan ook aan de minister waarom hij daar toen, op mijn verzoek, wel toe bereid was en nu niet, ook niet naar aanleiding van de vragen die ik nog schriftelijk gesteld heb.
In feite ondergraven het kabinet en de Tweede Kamer de zelfstandige rol van de Eerste Kamer als wetgever, ook bij een voorstel zoals de BIK. De Eerste Kamer wordt door beide, dus door kabinet en Tweede Kamer, vakkundig buitenspel gezet. Immers, een belastingplan wordt nooit verworpen door de senaat. Dat weten alle kabinetten. Staatssecretaris Vijlbrief heeft op 12 november in de Tweede Kamer zijn BIK-trofee binnengehaald. Hoekstra lapt vijf jaar later zijn eigen motie aan zijn laars en de senaat heeft het nakijken.
Wat nu te doen? Ik was medeondertekenaar van de motie. Er kan een moment komen waarop de Eerste Kamer een noodsignaal afgeeft en voor het eerst in haar geschiedenis een belastingplan verwerpt. Bij het Belastingplan 2017 was dat overigens bijna het geval, omdat D66 in de Tweede Kamer tegenstemde. Zonder steun van D66 in de Eerste Kamer werd het belastingplan verworpen, maar toen kwam de staatssecretaris bij de Partij voor de Dieren, OSF en 50PLUS om het land te redden. Zo gaat dat dan.
De Kamer kan een belastingplan natuurlijk ook met een novelle terugsturen, maar daar is vlak voor kerst natuurlijk nooit meer genoeg tijd voor. 1 januari moet het immers ingaan, dus we zitten op alle manieren vast. Voor alle duidelijkheid, mijn fractie zal dit belastingplan in tijde van corona uiteraard niet verwerpen. Onze burgers en het bedrijfsleven snakken naar lastenverlichting. Ik kom daar bij het Belastingplan op terug. Hier wil ik opmerken dat wij een grote voorkeur hadden voor een verlaging van de werkgeverslasten, het liefst permanent, waarvan het Planbureau aangeeft dat dit zeer effectief is. Het is overigens een kwestie van timing wanneer het goede moment zou kunnen komen als kabinetten doorgaan met het niet uitvoeren van de motie-Hoekstra.
Dan de deerniswekkende positie van de Belastingdienst. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heb ik in het debat met de premier de teloorgang van de Belastingdienst aan de orde gesteld. De dienst is bijna total loss. In de deconfiture van de Belastingdienst is de Staat in zijn hart geraakt. Ik heb toen gesteld, en dat herhaal ik hier, dat voor een volgend kabinet twee ministers van Financiën onderdeel van de oplossing zijn. Een thesaurier-minister voor het te voeren monetaire en financieel-economische beleid, en een minister voor zowel de rijksbegroting als de belastingen. Het wordt tijd dat de portefeuille van fiscale wetgeving en uitvoering met een zelfstandige minister wekelijks in de ministerraad is vertegenwoordigd. De premier vond dat een zaak van de volgende kabinetsformatie. Hij hoopte dat ik op de premier zou stemmen om dat te bevorderen, zo begreep ik een beetje.
Voorzitter, ik citeer: In Nederland heeft de minister van Financiën drie beleidstaken: de begroting, de thesaurie, het monetair beleid, en de belastingen, het fiscaal beleid. In bijna alle andere landen zijn die drie taken verdeeld over twee of drie ministers. Ik vond het een voordeel dat ik op alle drie de terreinen de primaire verantwoordelijkheid droeg. Dat geeft meer invloed.
De minister mag raden van wie dit citaat is, maar waarschijnlijk weet hij het al. Het is een citaat van een van zijn voorgangers, oud-minister Ruding, in zijn boek Balans, op pagina 595. Graag een reactie.
Vorig jaar heb ik op 10 december bij het Belastingplan in een aangehouden motie gepleit voor een tweede staatssecretaris van Financiën, waarbij één van die staatssecretarissen uitsluitend de verantwoordelijkheid draagt voor de Belastingdienst. Wat vindt de minister hiervan en wat vinden de twee staatssecretarissen hiervan? Mijn motie over de twee staatssecretarissen ging over anderen dan deze twee staatssecretarissen: één voor wetgeving en één voor uitvoering — let op: voor uitvoering.
Tot slot een paar vragen aan de minister. Dit zijn zijn laatste Algemene Financiële Beschouwingen voor de verkiezingen. Minister Hoekstra, u kwam als relatieve buitenstaander in het hart van de politiek en de overheid. Mijn vraag aan u is wat uw observaties zijn. Ik noem er een paar, graag uw reactie. Is er te weinig aandacht voor kwaliteit van wetgeving? Beschikt uw ministerie over voldoende hoogstaande wetgevingsjuristen? Is de wetgeving het door een motie gedreven oplossen van maatschappelijke onrust? Is er structureel te weinig aandacht voor alle aspecten van uitvoering?
De bestuursdienst van de overheid heeft een jaar of twintig geleden gekozen voor veel rouleren aan de ambtelijke top en voor management boven inhoud. Op uw ministerie heeft onder anderen een marechaussee generaal leiding gegeven aan de Belastingdienst en iemand van Staatsbosbeheer moest leiding geven aan de ambtenaren die zich bezighouden met fiscale wetgeving. Het gevolg is dat de kennis op het departement is gezakt en de top meer bezig is met het proces dan met de inhoud. Moet dat anders en, zo ja, hoe zou dat moeten?
Mijn fractie is teleurgesteld over de heel karige verhogingen van de ouderenkorting, zeker in vergelijking met de monsterachtige verhogingen van de arbeidskorting. De voorspelde koopkrachtverbeteringen voor gepensioneerden verdwijnen al jaren als sneeuw voor de zon. De 50PLUS-fractie vreest dat de kleine plus van 0,4 zal verdwijnen als sneeuw voor de zon door de grote verhogingen van de ozb. Kan de minister overwegen om desnoods 1 juli volgend jaar de ouderenkorting aanzienlijk te verhogen, om zo te voorkomen dat dat de koopkracht alleen voor de gepensioneerden er weer niet op vooruit gaat door niet te indexeren, en wellicht zelfs gekort wordt?
Tot slot. Wat vindt de minister van het rapport van het Planbureau van 10 november over de discontovoet van 2,5% — let op: van 2,5% — voor de Nederlandse economie? 50PLUS is van mening dat de discontovoet voor pensioenen — dat is dan de rekenrente — met 2,5% verhoogd kan en moet worden. Kortingen voorkomen, indexatie is mogelijk. De Tweede Kamerfractie zal binnenkort een initiatiefwetsvoorstel indienen om kortingen te voorkomen en indexatie mogelijk te maken.
Tot slot. Wat is uw meest urgente wens voor het volgende kabinet, minister Hoekstra? Ik wacht de antwoorden van de minister en de staatssecretarissen met belangstelling af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Schalk, namens de fractie van de SGP.