Plenair Bikker bij behandeling Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep



Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):

Voorzitter. Al vanaf de Omroepwet in 1967 kent Nederland een open publiek omroepbestel waarin plek is voor allerlei groepen uit de samenleving om zich te kunnen verenigen en waardoor we in alle huiskamers niet alleen onze eigen mening op het scherm zien of op de radio horen, maar juist ook die van de ander. De media zijn in de afgelopen jaren enorm veranderd, onze manier van kijken, luisteren, van nieuws vergaren ook, en het lidmaatschap van een vereniging is een stuk minder vanzelfsprekend. En toch. Toch is dat Nederlandse omroepbestel, waarin telkens opnieuw ruimte is voor groepen uit de samenleving om zich te organiseren, waar pluriformiteit een kernbegrip is, nog steeds van grote meerwaarde voor Nederland. De ChristenUnie is trots op dat unieke Nederlandse stelsel en zet zich graag in voor verdere versterking en actualisering.

En dat is precies wat dit voorliggende wetsvoorstel doet. Er wordt een nieuwe werkwijze ingericht voor aspirant-omroepen, zodat zij ook aan haalbare eisen kunnen voldoen bij hun voortbestaan. De regering toont er begrip voor dat het lastiger is geworden om een grootschalig stabiel ledenbestand te ontwikkelen en in stand te houden. Eerder was het ledenbestand de enige uiting van het maatschappelijke draagvlak dat omroepen hadden. Dat zal in het volgende concessiebeleidsplan aangevuld moeten worden met vereisten waarmee de omroep aan kan tonen dat er voldoende maatschappelijk draagvlak is.

In de schriftelijke ronde heeft mijn fractie al gememoreerd dat bij die procedure voorkomen moet worden dat dit een beoordeling op de inhoud wordt op subjectieve gronden. De criteria moeten objectiveerbaar zijn, duidelijk afgestemd met de omroepverenigingen. De minister heeft te kennen gegeven hierover in een vroeg stadium al zijn gedachten met de Tweede Kamer te willen delen. Dat is natuurlijk uitstekend, maar ik zou hem op het hart willen binden om ruim voordat het nieuwe concessiebeleidsplan van kracht moet worden al hier te staan met wetgeving, of hopelijk in de plenaire zaal van onze eigen Kamer. De Eerste Kamer heeft inmiddels een herhaalde geschiedenis van het behandelen van de Mediawet met "enige haast", omdat er dringende deadlines zijn. Daar kunnen we tegen, dat bewijzen we vandaag opnieuw, maar de voorkeur heeft het natuurlijk om juist voor ingrijpende wetgeving zonder die tijdsklem te werken.

Het toevoegen van nieuwe vereisten die laten zien dat een omroep voldoende geworteld is, moet trouwens niet de indruk wekken dat ledenaantallen er niet meer toe doen. Op dat punt vraag ik een reactie van de minister. Dit wetsvoorstel brengt de gevraagde ledenaantallen voor aspirant-omroepen omlaag, maar dat is wat ons betreft geen route naar het uitvlakken van het belang van het hebben van leden. Omroepen moeten zich ervoor inzetten om leden te werven en te behouden. Is de minister dat met ons eens? En deelt hij dat dit een duidelijk onderdeel moet blijven van het Nederlandse omroepbestel?

Ten aanzien van het onderhouden van de band met leden is het dan ook van belang dat de omroepverenigingen met het geld dat zij zelf ophalen, de verenigingsmiddelen, ook zelf mogen bepalen hoe ze dat inzetten. Het is aan hen om hun "merk" te profileren, wat ze van deze middelen gebruiken mogen voor onlinecontent of op de platforms van derden, om leden te binden of verder te groeien. Ik zou van de minister graag horen of hij dat met de ChristenUniefractie deelt. Het zijn typisch de onderwerpen waarvan wij bij de vorige herziening van de Mediawet 2008 in dit huis hebben gezegd dat de NPO juist op afstand staat en moet blijven staan.

Naast de ruimte voor de omroepverenigingen is het van belang dat de breedte van de programmering daadwerkelijk recht doet aan de pluriformiteit van onze samenleving, ook voor het behoud van de positie van de publieke omroep bij toekomstige generaties. Geloof en levensbeschouwing zijn onderdeel van die pluriformiteit. Het is al in de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel gegaan over de representatiegelden, het budget dat is gereserveerd bij de opheffing van de kleinere omroepen met een levensbeschouwelijke stroming. Dat budget is sinds 2013 niet meer geïndiceerd. De minister heeft aangegeven deze afspraken te continueren en het punt van de indicering daarbij mee te nemen. Nou kan "meenemen" op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. U begrijpt dat ik het positief lees, maar voor de wetsgeschiedenis wel graag twee vragen stel. Een. Deelt de minister onze gedachte dat er op regelmatige basis een logisch moment zou moeten zijn waarop dit bedrag geïndiceerd wordt? Zo ja, op welk moment zou dat dan zijn? Twee. Na zeven jaar is het bij een nieuwe prestatieovereenkomst in elk geval tijd voor een dergelijke update. Kan ik die toezegging lezen in zijn schriftelijke beantwoording, of straks horen in zijn mondelinge beantwoording?

Voorzitter. Ik wil hier toch maar eens klip-en-klaar uitgesproken hebben dat de gelden die zijn geoormerkt bij de opheffing van de kleine levensbeschouwelijke omroepen niet een soort vluchtheuvel mogen zijn waarnaar verwezen wordt bij levensbeschouwelijke programmering. De grote ledenomroepen met een levensbeschouwelijke identiteit waren er voorheen al en hebben nog steeds een substantieel ledenaantal. De bijdrage die de NPO in ruimte en budget voor levensbeschouwelijke programmering blijft vrijmaken, moet daar dan ook invulling aan geven. De motie die deze Kamer op dit punt aannam, zal ook voor de toekomstige prestatieovereenkomst een uitgangspunt moeten zijn.

De Raad van State liet zich kritisch uit over het feit dat dit wetsvoorstel een hybride stelsel in stand zou houden. Ik heb nog eens over die kritiek nagedacht en me daar steeds meer over verwonderd. Wie naar de landen om ons heen kijkt, ziet dat waar de publieke omroep is weggedreven van bemoeienis of steun van de overheid, vooral het kijkcijfer de drijver is bij de kwaliteit van wat er zoal wordt uitgezonden en de kanalen die mensen van nieuws voorzien. Zonder kijkcijfers maak je iets voor niets — laat dat helder zijn — maar goede journalistiek wordt juist geborgd als niet alleen de kijkcijfers tellen. Als die alleen tellen, verdwijnen de diepte en de langdurige aandacht voor zaken al snel onder de eisen van de verkoopbaarheid. Andersom zijn er staatsomroepen die juist veel minder verworteling in de samenleving kennen en/of vele malen duurder zijn. Het zijn beide uitersten van niet-hybride stelsels, die ik bepaald niet aanlokkelijk vind. Het hybride stelsel zie ik hierom juist niet als een probleem, maar als een sterk element. Wat is de visie van het kabinet hierop? In de schriftelijke beantwoording noemt de minister het stelsel goed, maar een iets bredere reflectie zou toch niet misstaan.

Voorzitter. Het terugbrengen van de reclameblokken, wat onderdeel is van dit wetsvoorstel, onderscheidt de publieke omroep nog meer van de commerciële zenders. Wij vinden dat met name in de venstertijden dat kinderen kijken een belangrijke verbetering. Geheel reclamevrij wordt door de minister nog steeds als mogelijk eindpunt benoemd. Dat is voor mijn fractie niet noodzakelijk. De Ster-inkomsten schommelen, maar ook dan kunnen ze nog wel een bijdrage vormen en behoeven ze niet vanuit onzekerheid helemaal weggenomen te worden.

Voorzitter. Ten slotte kom ik bij de versterking van de regio. Dat is een goede zaak en stiekemweg ook een prikkel om buiten Hilversum en aanpalende streken aanwezig te zijn. Ik heb eerder een lofzang op de pluriformiteit gehouden en zie dit als een onderdeel daarvan. Het is zeer terecht dat dit kabinet investeert in de regionale omroepen. De ChristenUniefractie hecht eraan op enig moment inzichtelijk te krijgen wat die investeringen opleveren, in hoeverre NPO Regio aanslaat en bijdraagt aan de pluriformiteit, en dat er ook aandacht is voor grootschalige regionale evenementen, waarvan we allemaal hopen dat ze ergens komend jaar weer mogelijk zijn. Kan de minister preciezer antwoorden op welk moment geëvalueerd wordt en wat dan de onderdelen van die evaluatie zijn?

Voorzitter. Het is u duidelijk geworden: de ChristenUnie heeft dit wetsvoorstel met een positieve blik bekeken, omdat het een versterking betekent van de kern van het publieke-omroepenstelsel. We zien uit naar de antwoorden van de minister op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren namens de fractie van de PVV.