Plenair Kluit bij behandeling (zonder stemming aangenomen)



Verslag van de vergadering van 14 december 2020 (2020/2021 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.21 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Kluit i (GroenLinks):

Dank, meneer de voorzitter. Voor we beginnen, wil ik de minister en haar ambtenaren in ieder geval bedanken voor de snelle beantwoording, want er zit een behoorlijk tempo in.

De wijziging van de wet beëindiging van de pelsdierhouderij maakt een vervroegd einde aan de nertsenhouderij en daar is de fractie van GroenLinks blij mee. Dit is een kostbare operatie. Daarover is in de Tweede Kamer al veel gezegd, maar wat mijn fractie betreft zijn de publieke middelen die we hiervoor uittrekken ondergeschikt aan het doel. Een gecontinueerde nertsenhouderij zou immers betekenen dat er een groot risico blijft bestaan op het verspreiden en muteren van het coronavirus. Met deze wet worden mogelijke besmettingshaarden weggenomen en voorkomen. Ook maakt de wet een einde aan een industrie die al decennia grote maatschappelijke kritiek ten deel valt, en die niet meer past bij de wijze waarop we naar de omgang met dieren kijken. Vele miljoenen nertsen wordt met de aanpassing van de wet een kort en deplorabel leven op draadgaas bespaard, en dat is een mooie gedachte. Wij willen de minister dan ook heel hartelijk bedanken voor de vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij.

Ik zal eerst ingaan op de pelsdierhouderij zelf, en daarna op onze zorgen over de wijze waarop we hebben gereageerd op de uitbraak van corona in Nederland. Tot slot hebben we ook een paar vragen over stikstof, en we eindigen met een verzoek.

Ik ga dus allereerst in op het leed dat "pelsdierhouderij" heet. In haar brief over de evaluatie van de Wet dieren, stelt de minister dat de definitie van "dierenwelzijn" die we hier hanteren, van Bracke komt en luidt: "Dierenwelzijn is kwaliteit van leven zoals een dier dat zelf ervaart". Dit concept houdt rekening met bestaande wetenschappelijke, maar ook maatschappelijke inzichten over het bewustzijn van dieren. Dit betekent niet alleen dat dieren het recht hebben om in goede omstandigheden te leven en geen ongerief te ondervinden, maar het houdt ook in dat zij positieve ervaringen kunnen opdoen en zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Er bestaan tegenwoordig uitstekende diervrije alternatieven voor bont, en wat ons betreft is het dan ook niet meer nodig om hier dierlijk materiaal voor te gebruiken. Maar voorlopig verschillen we in Nederland nog steeds van mening over in hoeverre dat ook tot andere dieren strekt dan alleen maar nertsen, en in hoeverre dat ook tot andere verboden moet leiden. Echter, over de vraag of dieren in de bio-industrie een dierwaardig bestaan verdienen, is volgens mij van links tot rechts best een grote overeenstemming. De Wet dieren zet niet voor niks de intrinsieke waarde van het dier centraal, en daaruit blijkt dat wij een bijzondere verantwoordelijkheid voelen voor het welzijn van dieren die wij voor ons eigen gewin houden. En wij willen die ook waarborgen.

Zoals gezegd, de nertsen in de pelsdierhouderij is een betreurenswaardig kort leven beschoren, en dit staat ver vandaan van de gebruikelijke definities over een diervriendelijk bestaan. Veel verder nog was de nertsenhouderij verwijderd van het realiseren van een dierenleven waarin diereigen gedrag mogelijk was, laat staan dat de nerts positieve ervaringen op kon doen door zich aan te kunnen passen aan omstandigheden. Dus het is wat ons betreft echt heel goed dat we hiermee gaan stoppen. Dat is echter niet alleen vanwege het erbarmelijke en korte leven van de nertsen, maar nu ook vanwege de publieke gezondheid.

Wij vinden het ook goed voor de mensen in de nertsenhouderij dat zij nu eindelijk de publieke verontwaardiging over de nertsenhouderij achter zich kunnen laten. Voor betrokken ondernemers breekt een nieuwe fase aan. Sommige mensen willen iets heel anders gaan doen, en wij wensen hun daarbij heel veel succes. Het is onzes inziens ook terecht dat de overheid kosten voor het stoppen compenseert, zodat betrokkenen kansen hebben om hier goed over na te denken en een plan te maken. Voor de ondernemers die na de beëindiging actief willen blijven in de veehouderij of dierhouderij is het fijn als ze die controverse, waar ze jarenlang in leefden, over de wijze waarop ze tot nu toe hun inkomen verdienden, ook definitief achter zich kunnen laten. Maar dit zal niet vanzelf gaan. Ik wil daarom kijken of ik de minister vandaag kan verleiden om de sloop- en met name de ombouwregeling, die als ik het goed begrijp nog aangepast wordt, zodanig op te zetten dat voormalige nertsenhouders, wanneer zij kiezen voor een voortzetting van een leven in de dierhouderij, zichzelf nooit meer in de positie kunnen brengen dat ze onderdeel worden van een publieke discussie over dierenwelzijn.

Mijn vraag aan de minister is dan ook: is de minister bereid om die nieuwe regeling zo vorm te geven dat ambitieuze criteria voor dierenwelzijn daar onderdeel van uitmaken, zodat wij zeker weten dat de konijnen, kippen of varkens die eventueel de nertsen gaan vervangen, een goed leven zullen hebben, zodat we ook zeker weten dat de dan voormalige nertsenhouders in de toekomst niet onderdeel worden van een controverse? We zullen immers ook in de toekomst goed gevolgd blijven worden vanwege de grote publieke middelen die we nu inzetten voor het versnelde verbod. Graag een reactie.

Dan de meer algemene relatie tussen dierhouderij en dierziekten. Nertsen zijn niet de enige dieren die op dit moment geruimd moeten worden omwille van een besmettelijke dierziekte. Sinds 5 november zijn al bijna een half miljoen hennen gedood om de verspreiding van het avian-influenzavirus te beperken. En avian influenza, dat is de vogelgriep, is ook een zoönose. De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt dat ook deze tot uitbraken van nieuwe virussen onder mensen kan leiden. Daarbij komen uitbraken van zoönose vaker voor dan gemiddelde Nederlanders denken.

Al jaren weten we van de risico's en het verband met de intensieve veehouderij. In 2004 waarschuwde de WSPA dat het avian-influenzavirus zich steeds makkelijker verspreidt en ook muteert. De condities in de intensieve veehouderij, met veel dieren die een eenzijdige genetische samenstelling kennen, die onderling veel contact maken en die met mensen in contact komen, zijn uitstekende broedplaatsen voor nieuwe virussen. Het houden van minder dieren in betere condities kan het risico hierop verkleinen. Daarom ons verzoek om het dierenwelzijn onderdeel te laten uitmaken van de ombouwregeling. We moeten echt alles op alles zetten om het risico op een nieuwe pandemie zo klein mogelijk te maken. Corona heeft ons dat geleerd.

De schaal en de wijze waarop wij in Nederland dieren houden, maakt ons land een groot risicogebied voor de uitbraak van nieuwe zoönosen. Dat gegeven geeft ons een bijzondere verantwoordelijkheid om snel te handelen wanneer er een uitbraak is. De ervaringen in de huidige covidpandemie laten zien dat we deze verantwoordelijkheid nog niet goed waar weten te maken. De wijze waarop het kabinet in 2020 heeft gehandeld, baart ons eerlijk gezegd flink zorgen. Deze zorgen laten zich samenvatten in de vraag of het kabinet bij een uitbraak voldoende redeneert vanuit het algemeen gezondheidsbelang, en vervolgens of we voldoende alert reageren vanuit het voorzorgprincipe in plaats van op basis van geconstateerde feiten.

De GroenLinksfractie constateert dat het OMT en het kabinet vooral het laatste hebben gedaan. De onderlinge dynamiek lijkt steeds te zijn uitgegaan van positieve scenario's, en als gevolg daarvan voorzichtig overheidshandelen richting de sector. Ik denk aan de inschatting dat de besmetting onder nertsen waarschijnlijk niet naar mensen kon overspringen, of de inschatting dat besmetting van mensen waarschijnlijk alleen op het bedrijf zou blijven en de inschatting dat besmetting onder nertsen waarschijnlijk niet tot mutaties van het virus zou leiden. Al deze inschattingen bleken achteraf te optimistisch. Het handelen van de overheid was dat ook, waardoor veel mensen op en rond de nertsenhouderijen alsnog met corona besmet zijn geraakt. Uiteindelijk lijken de materiële effecten hiervan wereldwijd gelukkig beperkt te zijn gebleven, maar laten we wel constateren dat dit ook heel anders had kunnen aflopen.

Mevrouw Moonen i (D66):

De fractie van D66 heeft een actieplan opgesteld om de risico's op een zoönose te verkleinen, juist omdat de risico's inderdaad groot zijn en enorme effecten kunnen hebben voor mensenlevens. Hoe kijkt de fractie van GroenLinks aan tegen dit actieplan? Het zijn heel concrete zaken zoals het stoppen van de internationale handel in wilde diersoorten. Dat is één actie, er staan er meer in. Hoe kijkt u aan tegen deze agenda en zou u zich daarbij kunnen aansluiten?

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, een kort antwoord graag.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Vanuit GroenLinks zouden we ons daar heel goed bij kunnen aansluiten. Ik denk dat het wel nodig is dat er eerst breed gekeken wordt naar wat er in Nederland nou eigenlijk aan de hand is: welke risico's lopen we en welk handelingsperspectief hebben we? Wat is een reëel stappenplan als een uitbraak zich voordoet? Ik ga daar straks nog uitgebreider op in.

Mevrouw Moonen (D66):

Dat is prima. Het actieplan zegt daar ook het nodige over, maar het is goed dat u daar kennis van neemt.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Het had dus ook heel anders kunnen aflopen, was mijn laatste zin. Er had bijvoorbeeld een dodelijke mutatie kunnen ontstaan die zich snel verspreidde voordat we dat echt doorhadden. Dan hadden we een heel groot probleem gehad. Graag een reactie van de minister of zij deze mening deelt.

In de Tweede Kamer heeft D66 gepleit voor het handelen vanuit het voorzorgprincipe bij uitbraken, zoals eerder na de Q-koorts geadviseerd is. Ik vind dat een belangrijk punt. De minister ging in haar beantwoording aan D66 in het debat hier inhoudelijk wat snel doorheen, dus mijn fractie heeft behoefte aan een wat diepgaander antwoord. Waarom is er na die eerste uitbraak op bedrijven niet meteen gekozen voor de meest vergaande maatregel, namelijk het ruimen van de bedrijven? Het bevreemdt de fractie van GroenLinks dat we in Nederland het belang van 140 bedrijven belangrijker lijken te vinden dan het zekere voor het onzekere nemen. Kan de minister ook eens in deze Kamer reflecteren op die gang van zaken? Wat heeft de minister belemmerd om de meest vergaande maatregel als eerste te nemen? Kan zij ingaan op de afwegingen die zij daarbij is tegengekomen?

In ieder geval zouden wij graag zien dat wij hier lering uit trekken. Daarom graag antwoord op de volgende vragen. Wat is de minister, gezien alles wat er al gebeurd is, van plan en wat gaat er gebeuren? Is het geen tijd om een grondig onafhankelijk onderzoek te doen naar de risico's en de handelwijze rondom zoönoses in relatie tot de dierhouderijen in Nederland? De minister verwees in het debat naar een brief van het kabinet op dit vlak. Het was kort dag. Ik heb gezocht, maar ik heb die niet kunnen vinden. Het kan aan ons liggen, maar graag meer informatie en antwoord op deze vragen.

Dan een heel ander onderwerp: stikstof. De ondernemers mogen de stikstofrechten die zij hebben, in de toekomst blijven gebruiken, ondanks het feit dat de nertsenhouderij van overheidswege vervroegd wordt beëindigd. De fractie van GroenLinks vindt dat onbestaanbaar in deze tijd. De betreffende ondernemers worden immers ruimschoots gecompenseerd. Men krijgt de inkomstenderving vergoed, men krijgt hulp bij sloop of ombouw van de stallen, hulp bij de transitievergoeding van het personeel en men heeft 7 van de 10 jaar het inkomen kunnen genieten dat als vergoeding diende bij de inwerkingtreding van de Wet pelsdierhouderij. Deze middelen zouden ruimschoots voldoende moeten zijn om een nieuwe toekomst op te bouwen.

Daarbovenop is er de kwestie van de stikstofrechten. Ten principale vindt GroenLinks het gek dat, als we besluiten tot vervroegde sluiting, op dat moment deze rechten niet meteen zijn ingenomen. Immers, als we een fabriek sluiten, bijvoorbeeld vanwege het klimaatbeleid, kan Nuon die vergunde uitstoot van stikstof ook niet als verhandelbaar recht houden. Waarom zou dat bij een nertsenhouder anders zijn? Kan de minister uitleggen waarom zij de stikstofrechten niet meteen heeft ingenomen? De stikstofcrisis is een groot probleem. Is zij bereid dit alsnog te doen?

Een tweede vraag is: hoe gaat de minister met gemeenten en provincies aan de slag om te voorkomen dat die voormalige nertsenhouderijen in de buurt van Natura 2000-gebieden omgevormd worden tot nieuwe stikstofpiekbelasters, die we dan over een aantal jaren weer opnieuw moeten uitkopen als gevolg van de stikstofaanpak? GroenLinks neemt aan dat we de minister in dezen aan onze zijde vinden. Hoe gaat ze dit voorkomen? Graag een reactie.

Dan tot slot. Met corona zien we hoe een zoönose het gewone leven plat kan leggen. Ook komt dierenwelzijn steeds meer op de agenda. Boeren worden door deze ontwikkelingen steeds weer op negatieve wijze in het daglicht gesteld. Dat komt doordat er in Nederland een breed gedragen begrip ontbreekt over wat het boerenbedrijf in de dierhouderij eigenlijk doet. Daardoor zijn boeren publicitair kwetsbaar als er misstanden of zelfs normale praktijken in de publiciteit komen. De fractie van GroenLinks maakt zich zorgen over de polarisatie rondom maar ook door de boeren. Het is wat ons betreft dan ook tijd voor een breder gesprek over de vraag hoe de toekomst van de dier- en veehouderij in Nederland eruit moet zien. Wat vinden wij acceptabele vormen van dierhouderij? Wat willen we echt dat boeren produceren? Zijn dat melkpoeder en vachten voor China, zoals nu, of zijn dat grutto's in Friesland? Hoe moeten burgers en buitenlui hieraan bijdragen? Wat is hun rol hierin?

Het is steeds belangrijker dat gestelde geluiden elkaar horen en tot gezamenlijke beeldvorming komen. Wat ons betreft ligt hier nadrukkelijk ook een rol voor de overheid om als verbinder bij zo'n gesprek op te treden, niet alleen achter de schermen, maar juist in het publieke debat. Hoe komen we tot een goed en diepgaand gesprek over de schaal en de wijze waarop we dieren houden, vraagt de fractie van GroenLinks zich af. Deze vragen zijn fundamenteel van aard. Ze raken een grote groep mensen en tot op heden komt zo'n brede dialoog niet goed op gang. Maar zonder dialoog en een beter begrip in de samenleving blijven de boeren de kop-van-jut. Wij vragen ons daarom af of de minister bereid is om het initiatief te nemen voor een nationale dialoog, waarin de samenleving in de volle breedte in gesprek gaat over de vraag wat we in Nederland een acceptabele en toekomstvaste dierhouderij vinden en hoe de wegen eruitzien om daar te kunnen komen.

De minister zal misschien zeggen: ik heb de circulaire landbouw, mijn eigen toekomstvisie. Dat zijn mooie documenten en ze bevatten goede elementen. Dat is eigenlijk niet wat ik bedoel. In de samenleving is eigenlijk een groot gesprek nodig, zodat mensen beter begrijpen wat we aan het doen zijn, waar we naartoe willen, maar ook wat de rol van eenieder daarin is. Is de minister daarom bereid om een denkproces op gang te brengen, waarin deze vragen in alle rust gesteld kunnen worden en met elkaar besproken kunnen worden? Het gaat nadrukkelijk dus niet om een beleidsplan, maar om een gesprek. Graag een reactie van de minister.

Meneer de voorzitter. Wij zien de antwoorden graag tegemoet.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kluit. Daar sluit ik me geheel bij aan. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Faber-Van de Klashorst namens de fractie van de PVV.