Verslag van de vergadering van 15 december 2020 (2020/2021 nr. 16)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 9.01 uur
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Deze minister zien wij niet vaak in deze Kamer, omdat traditioneel het ministerie van Buitenlandse Zaken inclusief Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking niet veel wetten produceert. Van het zeer beperkte aantal wetstrajecten van deze minister in deze regeringsperiode heeft er één de Eerste Kamer nog niet bereikt, namelijk het wetsvoorstel over Invest International. Een tweede wetsvoorstel, dat over CETA, wordt niet voor plenaire afhandeling en stemming geagendeerd in deze Kamer. Het laatste kan ik in principe niet deze minister aanrekenen. Een meerderheid in deze Kamer staat de behandeling immers tegen. Maar toch: een zwak resultaat. De dramatisch gewijzigde situatie in de wereld door COVID-19 is aanleiding voor ons om dit jaar met de minister stil te staan bij haar beleid en keuze.
Voorzitter. Het COVID-19-virus discrimineert niet en treft de gehele mensheid. Toch worden sommige mensen veel harder geraakt. Zeker in ontwikkelingslanden en onder arme bevolkingsgroepen is honger als gevolg van de maatregelen tegen COVID-19 dodelijker dan de ziekte zelf. Ook worden coronamaatregelen door overheden misbruikt om meer macht naar zich toe te trekken. In landen waar de gezondheidszorg al voor de pandemie niet goed op orde was, maar waar sprake is van grote armoede en grote groepen mensen die hun hoofd net boven water houden door te werken in de informele sectoren, werken de gevolgen van de pandemie en de wereldwijde economische recessie bijzonder ontwrichtend.
Deze regering heeft tot nu toe haar diepe zakken gebruikt voor steunmaatregelen in Nederland, waarmee veel mensen geholpen zijn in deze moeilijke tijd. Maar als het gaat om steun aan ontwikkelingslanden, heeft de regering ons wel degelijk teleurgesteld. Na politieke spanningen binnen de coalitie was er in de zomer dan eindelijk een akkoord bereikt. Door toekomstige uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking naar voren te halen en door een extra injectie van 350 miljoen, blijft het budget dit jaar en komend jaar nagenoeg gelijk. Van de 1 miljard die de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseerde voor de mondiale bestrijding van coronaeffecten, is feitelijk 150 miljoen over. Dit moeizame compromis zorgt ervoor dat dit en komend jaar de al gecommitteerde gelden voor ontwikkelingsprogramma's grotendeels gehandhaafd blijven, en dat is alles.
Voorzitter. We kunnen niet begrijpen dat deze minister er niet in geslaagd is, in deze wereldwijde crisis meer geld los te krijgen bij de minister van Financiën. Het komt niet eens in de buurt van het geadviseerde extra miljard. Dat het ook anders kan, laat de Duitse regering ons zien met haar extra 3 miljard euro. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Deze zuinigheid is kortzichtig. Vroeg of laat worden wij in Nederland geconfronteerd met de gevolgen van de gestegen armoede en ongelijkheid in de rest van de wereld. Bij de presentatie van het AIV-advies op 11 mei zei Jaap de Hoop Scheffer, de voorzitter van de AIV, dat het voorkomen van een instortend Afrika van groot eigenbelang is voor Nederland en Europa. Het is te verwachten dat meer armoede en ongelijkheid voor meer instabiliteit en conflicten zullen zorgen, met migratiestromen tot gevolg. De klimaatverandering en de gevolgen van te weinig doen zullen dit alleen maar verhevigen. Kan de minister ingaan op de mogelijke gevolgen voor Europa van een door honger, conflict en klimaatverandering instortend buurtcontinent?
Voorzitter. Al in het begin van de pandemie vroeg de secretaris-generaal van de VN, António Guterres, om een globaal staakt-het-vuren. Helaas hebben niet veel conflictpartijen gehoor gegeven aan zijn verzoek. Verschillende denktanks en internationale organisaties waarschuwen voor het toegenomen geweld. Een paper van het European Union Institute for Security Studies over de impact van COVID-19 op conflict dynamics toont met casestudies naar Jemen, Libië, Oekraïne, Sudan en Colombia aan dat overal het geweld in deze conflictgebieden toenam in de maanden na de uitbraak van het virus. Volgens verschillende studies beïnvloedt deze pandemie het verloop van gewelddadige conflicten en leidt ze tot meer dood en verderf. Door conflicten getroffen groepen zijn extra kwetsbaar voor het virus vanwege beperkte steun en zijn vanwege dreiging van geweld of verplaatsing vaak moeilijk te bereiken. Een schrijnend voorbeeld hiervan is het recent geëscaleerde conflict in Ethiopië, waar bijna 1 miljoen burgers hun huizen hebben moeten verlaten en tienduizenden in tijdelijke kampen in Sudan verblijven. De anticovidmaatregelen die de reismogelijkheden beperken, hebben ook impact op het werk en de operaties van humanitaire en hulporganisaties, waardoor getroffen mensen in conflictgebieden en vluchtelingen moeilijk bereikt kunnen worden. Ook waar sprake is geweest van vrede of wapenstilstand, zoals in Oekraïne, worden ze gehinderd door de beperkingen en door verschoven prioriteiten van regeringen. Zogenaamde frozen conflicten, zoals dat in Nagorno-Karabach, veranderden in hevige, bloedige oorlogen. Regering, media en publiek hebben immers een andere prioriteit.
Ook maakt de focus op het bestrijden van het virus overheden kwetsbaar voor aanvallen van gewapende groepen die hier gretig gebruik van maken. Tussen maart en april van dit jaar steeg het aantal gewelddadige aanvallen in bijvoorbeeld de Sub-Sahara met 37%. Autoritaire regimes maken gebruik van de maatregelen om politieke tegenstanders en kritische geluiden te onderdrukken en de macht naar zich toe te trekken. Militairen worden in verschillende landen ingezet tegen de bevolking onder het mom van het handhaven van coronamaatregelen. De economische crisis die veroorzaakt wordt door de maatregelen die worden genomen om het virus onder controle te krijgen, kan tegen 2021 volgens de Wereldbank 150 miljoen mensen extra in een situatie van extreme armoede brengen. Daarnaast zorgt de pandemie voor een nog veel grotere ongelijkheid, zowel binnen als tussen landen. Dit kan leiden tot sterke sociale onrust, wantrouwen jegens autoriteiten, groei van extremistische groepen, uitbarstingen van geweld en grote vluchtelingenbewegingen.
Kortom, voorzitter, er is alle aanleiding om het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zeer aan te scherpen in deze steeds onveiliger wordende wereld. Hoe ziet de minister de ontwikkelingen rondom gewelddadige conflicten wereldwijd in het licht van COVID-19? Onderschrijft de minister de noodzaak van extra aandacht op het gebied van conflictanalyse, -preventie en conflictbemiddeling om de door COVID-19 veroorzaakte instabiliteit niet verder te laten escaleren? Op welke manier wordt hiermee omgegaan in het huidige beleid van deze minister? Is de minister bereid de Kamer een beleidsnotitie te doen toekomen waarin dit onderwerp wordt geanalyseerd en voorzien van beleidsmaatregelen?
Voorzitter. Deze minister is ook verantwoordelijk voor de buitenlandse handel. Als er één ding meteen duidelijk is geworden als gevolg van deze pandemie, dan is het wel de perverse werking van doorgeschoten vrijhandel en eenzijdige ontwikkelingsmodellen die vooral gebaseerd zijn op de oriëntatie op de wereldmarkt. GroenLinks streeft al jaren naar een ander handelssysteem. Een systeem met eerlijke handel in plaats van ongebreidelde vrijhandel. Een systeem met bindende wetten en regels voor bedrijven met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen in hele productieketens, in plaats van vrijwillige en vrijblijvende afspraken met de marktsectoren. Een systeem waarin de bescherming van mens en milieu vooropstaat, in plaats van buitenlandse investeringen die te veel ten koste gaan van mens en milieu. Dat de Europese Commissie begonnen is met een strategische review van het handelsbeleid is echt te prijzen, maar de brief die we van de regering hebben ontvangen over haar inzet in deze discussie is ronduit matig en teleurstellend. Daarin wordt ver weg gebleven van de discussie over de grenzen van de wereldhandel en de onwenselijkheid van lange productieketens met enorme afhankelijkheden die bij externe schokken miljoenen mensen raken. Denk aan de textielwerkers, vooral vrouwen, in Bangladesh, Vietnam en Cambodja, die massaal op straat werden gezet aan het begin van deze pandemie.
Voorzitter. We willen heel graag dit fundamentele debat met de minister voeren. De behandeling van CETA zou ons die mogelijkheid moeten geven, ware het niet dat een meerderheid in deze Kamer dat blokkeert. Voor sommige fracties was het gebrek aan toegang voor maatschappelijke organisaties, journalisten en vakbonden tot het geschillenbeslechtingsmechanisme ICS een van de belangrijkste reden om tegen het CETA-verdrag te zijn. Over CETA zelf wordt niet meer onderhandeld. Sterker nog, het handelsgedeelte daarvan is al in werking getreden. In het kader van CETA kan dit dus niet meer gerepareerd worden. De Europese Commissie werkt nu aan een alternatieve route. Eurocommissaris Dombrovskis voor Handel werkt aan een klachtenmechanisme voor alle handelsverdragen. De minister heeft in haar brief van 16 november jongstleden deze Kamer daarover geïnformeerd.
Of met dit initiatief de bezwaren tegen ICS onder CETA kunnen worden weggenomen, is niet het onderwerp van mijn betoog vandaag. We willen wel helderheid hebben over waar we nu staan met dit initiatief. Door een aantal fracties in deze Kamer is de behandeling van CETA afhankelijk gemaakt van dit mechanisme. In de brief van de minister wordt naar mijn mening gedetailleerde informatie gegeven over hoe het mechanisme zou moeten werken en wat de rechtsbasis daarvoor is. De minister sprak ook bij de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer over dit initiatief. Zij betoogde het volgende. Ik quote uit de Handelingen: "Als je het hebt over de toegang tot het nieuwe klachtenmechanisme dat zojuist is gelanceerd, dan gaat het inderdaad over vakbonden, mensenrechtenverdedigers, journalisten, et cetera." Als ik de minister goed begrijp, is het mechanisme dus al gelanceerd. Kan de minister dat bevestigen? Kortom, ik hoop dat de minister hier vandaag duidelijkheid over kan verschaffen. Ik kan mij namelijk heel goed voorstellen dat ook de minister niet kan wachten om het debat over CETA in deze Kamer te voeren.
Een ander thema waarop de minister met deze wetgeving mikt is internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hierover is vorige week nog uitvoerig gesproken aan de overkant. De minister heeft eindelijk erkend dat de lijn van opeenvolgende kabinetten in de afgelopen twintig jaar om bedrijven zich vrijwillig te laten houden aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen, OESO-richtlijnen en de Guiding Principles van de VN, niet veel heeft opgeleverd. Vrijwillige afspraken en convenanten betekenden voor de bedrijven in de praktijk vrijblijvendheid. De minister heeft veel lovende woorden uitgesproken. Commissaris Reynders verwacht dat hij snel met Europese wetgeving zal komen op dit onderwerp. Kan de minister aangeven waarop dit instrument gebaseerd is? Kan zij nu al de Nederlandse positie schetsen op basis van de contouren van de verwachte Europese wetgeving? Tot slot. Wil de minister toezeggen dat ook deze Kamer op tijd wordt geïnformeerd, zowel procesmatig als inhoudelijk, over de Europese en nationale wetgevingsvoorstellen in verband met imvo?
Voorzitter. Ik zie de beantwoording door de minister graag tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.