Verslag van de vergadering van 15 december 2020 (2020/2021 nr. 16)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 10.06 uur
De heer Van Ballekom i (VVD):
Voorzitter. Bij de behandeling van dit begrotingshoofdstuk wordt, zoals verwacht, de nadruk vooral gelegd op de omvang van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking, mede vanwege covid, en op het handelsbeleid. Daarbij gaat het om de verhoging van het budget voor de minst ontwikkelde landen en het handelsbeleid met landen als Canada. Laat ik daar enkele opmerkingen over maken.
In de eerste plaats is de beste hulp: handel. Ik ben zes jaar onder andere verantwoordelijk geweest voor de EIB-investeringen in Turkije, sub-Sahara Afrika, de Pacific en het Caribisch gebied. Weinigen onder ons weten het, maar de omvang van de investeringen buiten Europa van de Europese Investeringsbank is vele malen groter dan die van de Wereldbank en alle andere internationale financiële instellingen bij elkaar opgeteld. De EIB is tien keer groter dan de Wereldbank. Waarvan akte.
Ik vind — dat heb ik in sub-Sahara Afrika weleens in een speech verwerkt — de termen "ontwikkelingssamenwerking" en "ontwikkelingshulp" verwerpelijk, koloniaal, belerend en paternalistisch. Voor de goede orde: ik heb het dan niet over de humanitaire hulpverlening na natuurrampen en andere rampspoed, zoals hongersnood. Nederland moet zich dan van zijn beste kant laten zien. Nederlanders zijn daar overigens ook erg gevoelig voor en doneren in dergelijke omstandigheden massaal. Overigens draagt de Nederlandse overheid ook bij aan het werk van organisaties als het World Food Programme, een organisatie van de Verenigde Naties die afgelopen jaar de Nobelprijs voor de Vrede toegekend heeft gekregen.
Handel en hulp liggen in elkaars verlengde. Het louter geven van geld heeft averechtse effecten. Ik kan iedereen die interesse heeft in ontwikkelingssamenwerking aanraden om het boek War Games van Linda Polman, inderdaad een Nederlandse, te lezen. Met andere woorden, de omvang van de begroting is weinig relevant en het percentage van het bnp dat Nederland besteedt aan ontwikkelingssamenwerking, eveneens. Het gaat om de manier waarop het geld wordt ingezet. Aantoonbaar is bewezen dat democratie, good governance, het bestrijden van corruptie en een vrijemarkteconomie bepalend zijn voor de economische groei van die landen en het welbevinden van de bevolking. Het is overigens niet alleen kommer en kwel in sub-Sahara Afrika, want in de landen waar deze uitgangspunten worden nageleefd, gaat het bergop.
Het bevorderen van investeringen in nauwe samenwerking met multilaterale instellingen en het particuliere bedrijfsleven is naar mijn volle overtuiging het enige wat iedereen verder helpt. Meerdere instanties houden het oog op de correcte uitvoering van projecten, de inzet van publiek geld wordt aangevuld met privaat geld en de hefboom is gigantisch. Het is de beste garantie dat de hulp niet verdwijnt richting een bankrekening van een of andere dictator in een onbestemd land.
Omdat ik zo geloof in handel en investeringen, was het een bittere desillusie — dat is dubbelop, voorzitter; dat weet ik — dat de ambtsvoorganger van de minister daar van de ene op de andere dag niet meer in geloofde. Alle door haar en mij getekende MoU's hebben voor haar kennelijk niet veel meer waarde dan een vodje papier. Dat is teleurstellend, zeker omdat de richting van het beleid de goede was.
Bij deze opmerkingen zou ik het willen laten, voorzitter. Zoals u kunt vaststellen, heb ik namens mijn fractie geen specifieke vragen over deze begrotingsstaat. Ik wens de minister prettige dagen toe aan het eind van dit jaar.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct in te gaan op de vragen van de Kamer? Of wenst u een korte schorsing? Dat laatste, en wel vijftien minuten. Dan schors ik tot 10.25 uur.