Verslag van de vergadering van 9 februari 2021 (2020/2021 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.43 uur
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik had bijna de indruk dat de initiatiefnemers geen zin hadden om naar de SGP-fractie te gaan luisteren, maar ze zijn gelukkig toch tijdig gearriveerd.
Na zo'n lunchpauze is het ook altijd goed om meteen alle felicitaties uit te spreken: meneer De Vries is ongeveer even oud geworden als de SP, allebei gefeliciteerd, de Partij van de Arbeid is 75 jaar geworden en onze voorzitter zit daar ongeveer tussenin. Bij dezen alle felicitaties.
(Hilariteit)
De heer Schalk (SGP):
Ik doe dit toch heel netjes, voorzitter?
De voorzitter:
Blijft u na afloop nog even?
De heer Schalk (SGP):
En natuurlijk alvast sterkte voor de heer Baljeu en veel succes met zijn maidenspeech.
Voorzitter. Het is niet de eerste keer dat dit tweemanschap moet ik nu zeggen, of tweevrouwschap of drievrouwschap uit de Tweede Kamer zich meldt om een initiatiefvoorstel te verdedigen. Hun werklust verdient een compliment, hoewel mijn fractie zou zeggen dat hun werkkracht beter anders ingezet zou kunnen worden, maar dat is een appreciatie die geheel voor mijn rekening komt. Hoe dan ook, ze zijn hier en er ligt een initiatiefvoorstel voor en wel een wetsvoorstel dat beoogt de Grondwet te wijzigen. Dat is niet niks. Er moeten toch duidelijke aanwijzingen zijn dat dit noodzakelijk is. Initiatiefnemers en de minister hebben daarbij gewezen op elementen als "maatschappelijk draagvlak", "het historisch gegroeid zijn" en "het ontstaan van constitutionele rijpheid". Dit zijn allemaal vage omschrijvingen waarover de fractie van de SGP duidelijkheid heeft gevraagd, maar helaas niet heeft gekregen. De initiatiefnemers vinden het niet passend, schrijven ze, en niet doenlijk om de criteria nader in te vullen.
Ik vind dat wel wat jammer, want daarmee lijkt het of alleen de maatschappelijke druk, die door mijn fractie vaak en ook vandaag weer wordt aangeduid als genderideologie, de indieners tot dit voorstel heeft doen komen. Zoals ik al eerder tijdens een ander wetsvoorstel met de initiatiefnemers heb gedeeld, heeft de fractie van de SGP daar fundamentele bezwaren tegen, met name vanuit de scheppingsorde zoals deze kortweg in het Bijbelboek Genesis is aangeduid: man en vrouw schiep God hen. Dat impliceert dat mijn fractie de seksuele gerichtheid plaatst binnen de context van het huwelijk als een levenslange relatie van liefde en trouw tussen een man en een vrouw, waarbinnen kinderen een veilige bedding kunnen vinden.
Overigens is het op basis van die scheppingsorde ook een fundamenteel uitgangspunt dat alle mensen gelijk geschapen zijn én gelijke bescherming verdienen.
Terug naar het punt dat de indieners het niet doenlijk vinden om de criteria voor een grondwetswijziging nader in te vullen. Ze stellen dat ze in het voorliggende wetsvoorstel bewust hebben gekozen voor de gronden waarover de maatschappelijke discussie als uitgekristalliseerd kan worden beschouwd. Dat lijkt mij niet helemaal juist. Frappant is immers dat de indieners hun wetsvoorstel hebben ingediend in de Tweede Kamer met als nieuw in te voeren gronden: handicap en hetero- of homoseksuele gerichtheid. Pas onlangs bij de behandeling in de Tweede Kamer is het wetsvoorstel aangepast en zijn de woorden "hetero- of homoseksuele gerichtheid" vervallen en is "seksuele gerichtheid" daarvoor in de plaats gekomen. Kunnen de indieners deze wijziging duiden? Is die constitutionele rijpheid nu ontstaan door het debat in de Tweede Kamer? Zo ja, dan was het voorstel kennelijk bij de start van die plenaire behandeling niet helemaal rijp.
Voorzitter. Ik weet dat het niet alleen om de seksuele gerichtheid gaat, want ook handicap wordt meegenomen als non-discriminatieverbod. Dat maakt het niet veel beter, want daardoor lijkt het net alsof mensen met een handicap een nieuwe soort zijn. De indieners kunnen toch niet serieus menen dat mensen met een handicap tot nu toe niet of minder zouden vallen onder de reikwijdte van artikel 1 van de Grondwet? Want waarom dan niet andere elementen meegenomen? Waarom niet leeftijd, waarom niet afkomst, waarom niet, noem maar op? Deze vraag klemt te meer daar de indieners zelf in hun beantwoording op vragen van onder andere de SGP hebben aangegeven — en ik citeer: "dat een uitdrukkelijk verbod van discriminatie op daarin opgenomen gronden niet alleen overeenstemt met een inmiddels breed levende maatschappelijke norm, maar ook reeds onderdeel uitmaakt van onze rechtsorde". Dan staat er een dubbele punt en dan: "De gronden zijn beide al opgenomen in internationale verdragen en in formele wetgeving".
De heer Dittrich i (D66):
Even terug naar handicap als grond die de initiatiefnemers in de tekst van de Grondwet willen zetten. Hebt u diezelfde vragen ook gehad toen bij het internationale verdrag via de VN werd voorgesteld om handicap als non-discriminatiegrond op te nemen?
De heer Schalk (SGP):
Ik was daar niet bij, zoals de heer Dittrich weet. Als hij verwijst naar artikel 21 van het Handvest van de Europese Unie, dan kom ik daar nu op.
De heer Dittrich (D66):
Nee, ik verwees naar het internationale verdrag inzake mensen met een handicap.
De heer Schalk (SGP):
Nee, die vraag heb ik daar niet gesteld. Ik kon dat niet, want ik was er niet bij. Ik ken het stukje wetsgeschiedenis dat hierover gewisseld is niet uit mijn hoofd.
De heer Dittrich (D66):
Wat ik daarmee wil zeggen, is dat internationaal deze groep er ook uit is gelicht vanwege de discriminatie die zij in de samenleving ontmoeten. Er is toen gezegd: we moeten deze groep goede aandacht geven. Daarom is, na lobbyen van allerlei gehandicaptengroepen, dat internationaal verdrag uiteindelijk tot stand gekomen. Diezelfde vraag die u hier nu stelt over het initiatiefwetsvoorstel is internationaal in ieder geval al beantwoord.
De heer Schalk (SGP):
Zeker. Ik kom zo meteen op een internationaal verdrag, namelijk het Handvest van de Europese Unie. Ik wijs er wel op dat het bij zo'n verdrag niet gaat over de Grondwet. Hier hebben we het wel over de Grondwet. Dat is een wezenlijk verschil.
Ik had het net over die dubbele punt. De initiatiefnemers hebben gezegd: "De gronden zijn beide al opgenomen in internationale verdragen en in formele wetgeving". Dat klopt inderdaad. Ik verwijs naar artikel 21 van het zojuist genoemde Handvest van de Europese Unie, waar staat: "Iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, behorend tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd, seksuele gerichtheid, is verboden". In het tweede lid van het artikel staat: "Binnen de werkingssfeer van de verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen ervan is iedere discriminatie op grond van nationaliteit verboden". Welgeteld — ik zat even op mijn vingers mee te tellen — zijn dat achttien opgenoemde onderdelen.
Voorzitter. Als de indieners zich beroepen op het feit dat beide toe te voegen gronden, namelijk handicap en seksuele gerichtheid, zijn opgenomen in internationale verdragen en in formele wetgeving, roept dat natuurlijk allerlei vragen op. Waarom moet het dan toch in de Grondwet? Tweede vraag: waarom dan alleen deze twee gronden en waarom niet de hele trits? Neem als voorbeeld de grond "kleur". Heeft Black Lives Matter nog geen constitutionele rijpheid bereikt? Is voor het verbieden van discriminatie op grond van geboorte of nationaliteit dan geen maatschappelijk draagvlak of historische ontwikkeling te vinden?
Voorzitter. Met name de seksuele gerichtheid vraagt om grote zorgvuldigheid. De reikwijdte van deze term is enorm en het risico van oprekking van onbetamelijk en onrechtmatig gedrag is niet denkbeeldig. Natuurlijk begrijp ik heel goed dat er begrenzingen zijn door andere wetten en door het strafrecht, maar ik wil het hier toch genoemd hebben. Voor de wetsgeschiedenis lijkt het me ook van belang dat de indieners en de regering duidelijk uitspreken wat deze toevoeging voor de Grondwet betekent voor seksuele gerichtheid van volwassenen op kinderen of op dieren. Wat is de reactie van de indieners en de regering op de waarschuwing van het College voor de Rechten van de Mens, dat de gebruikte formulering het risico van overinclusie met zich meedraagt? Moet dit niet tot extra voorzichtigheid leiden, juist als het gaat om het opnemen in de Grondwet?
Voorzitter. In de Grondwet moet ook handicap als grond worden opgenomen. Oorspronkelijk was het de bedoeling van de motie van de heer Rouvoet, waar nogal eens op gewezen wordt, dat ook chronisch zieken apart zouden moeten worden genoemd. Maar goed, de indieners hebben gekozen voor het woord "handicap". Het gaat daarbij om alle mensen met een handicap.
In de schriftelijke ronde heb ik gevraagd naar de betekenis hiervan voor een aspect dat vandaag nog niet aan de orde is geweest. Ik heb daar niet zulke goede antwoorden op gekregen en daarom kom ik er nog even op terug. Het ging namelijk over de betekenis ervan voor het ongeboren leven. Van de indieners kreeg ik een antwoord dat daar geen recht aan doet. Zij betogen in hun beantwoording dat "een ongeboren vrucht slechts drager van rechten kan zijn, indien deze levend ter wereld komt". Mijn eerste vraag is wat de indieners bedoelen met een ongeboren vrucht. Dat is toch gewoon een kind, een mens? Dat mag toch op bescherming rekenen, ook voor de geboorte? We hebben immers gelukkig, ook in deze Kamer, met elkaar vastgesteld dat ongeboren kinderen mensen zijn. Ik verwijs wat dat betreft graag naar de wet die het mogelijk heeft gemaakt om kinderen die in de moederschoot overleden zijn, in te schrijven in het burgerregister, de Basisregistratie Personen, in verband met het opnemen van gegevens ten tijde van of na de aangifte van overleden kinderen.
Bij de behandeling van die wet is vastgesteld dat dit ook mag gaan over kinderen die zijn overleden in de moederschoot en zelfs over kinderen die gedood zijn in de moederschoot. Dat zegt genoeg over de status van het ongeboren leven. Als de indieners dat anders zien, is dat in strijd met mijn visie op het leven, maar ook met onze eigen wetgeving. Ongeboren kinderen hebben het recht om beschermd te worden. Daarom vraag ik opnieuw aan de indieners wat de consequenties van hun wet zijn voor het ongeboren leven dat gehandicapt is. Waarom heeft een ongeboren kind wel recht op een naam en een registratie, maar niet op bescherming wegens handicap? Stel dat bij een echo blijkt dat een kind een handicap heeft, mag het kind na aanname van deze wet dan nog worden geaborteerd, of gaan we dat nu metterdaad verbieden?
Als de wetgever zou vinden dat deze kinderen met een handicap geen bescherming mogen verwachten, dan is dat een klap in het gezicht van ouders die, ondanks dat ze door prenatale screening weten dat hun kind vermoedelijk een handicap heeft, bewust kiezen voor het uitdragen van de zwangerschap en het ter wereld brengen van hun kind. Daarom mijn dringende vraag aan de indieners: wat doet deze wet voor het gehandicapte leven van een kind in de moederschoot?
Voorzitter. Ik kom terug op het wetsvoorstel dat nu voorligt. Bij mijn fractie leeft een aantal inhoudelijke vragen, zoals geformuleerd, maar ook diepe twijfel of de Grondwet en de interpretatie daarvan ermee gediend is als er niet-limitatieve opsommingen worden toegevoegd. Onze Grondwet dient een sober karakter te hebben en te houden. In de wetgeving daaromheen zijn voldoende ijkpunten te vinden om misstanden, zoals discriminatie, aan de orde te stellen en te bestrijden.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren.