Plenair Prins-Modderaar bij behandeling Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19



Verslag van de vergadering van 19 februari 2021 (2020/2021 nr. 24)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.49 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prins-Modderaar i (CDA):

Meneer de voorzitter. Staat u mij toe om, evenals een aantal van de voorgaande sprekers, te constateren dat wij als Eerste Kamer vandaag weer een record vestigen. Zoals 8 januari jongstleden al is gememoreerd, was het sinds 3 november 1950 niet meer voorgekomen dat de Eerste Kamer op een vrijdag vergaderde. En nu komen we opnieuw op een vrijdag bijeen. Een nieuw record. En weer vanwege het coronavirus. Want de waarheid is dat het virus niet alleen in Nederland, maar ook op andere plekken in de wereld de mensen al meer dan een jaar dwingt hun gedrag aan te passen, en wel zo fundamenteel dat een en ander ook aan onze fundamentele grondrechten raakt. Zo ook dit wetsvoorstel.

Het instellen van een avondklok is een heel heftige ingreep in ons leven. Juist in combinatie met het dringende advies om slechts één bezoeker per dag te ontvangen zorgt deze maatregel ervoor dat we nog minder naar buiten kunnen, nog minder kunnen sporten en nog minder sociale contacten kunnen hebben. Allemaal zaken waar vele burgers, jong en oud, echt naar snakken.

De CDA-fractie realiseert zich niet alleen dat deze ingreep heftig is, maar ook dat het coronavirus met een groeiend aantal van steeds meer besmettelijke varianten eveneens heftig is. Het is zo heftig dat wij begrip opbrengen voor het nemen van deze ingrijpende maatregel. Dit neemt evenwel niet weg dat wij nog enkele vragen hebben aan het kabinet.

Onze vragen inzake de rechtmatigheid zijn de volgende.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik hoor mevrouw Prins van het CDA zeggen dat het wel hele heftige maatregelen zijn, die diep ingrijpen in onze samenleving en ingrijpend zijn voor onze burgers, maar dat zij ondertussen begrip heeft voor deze maatregel, deze avondklok, die de grondrechten van de burgers ernstig inperkt. Kan het CDA dan ook aangeven welk concreet te verwachten effect deze maatregel zal hebben, waardoor het toch begrip heeft voor het zo ernstig aantasten van de grondrechten van de burgers?

Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):

Ja, dat kunnen wij. Gelet op de berekening, de verwachting en de aannames — meer dan dat is het inderdaad niet, maar die zijn wel heel duidelijk aangegeven — zal het daadwerkelijk een verschil maken voor het reproductiegetal, dat tussen de 8% en 13% lager zal worden. Dat zeg ik uit mijn hoofd. De minister-president noemde gisteren ook 10%; hij zat er dus keurig tussenin.

De heer Van Hattem (PVV):

Mevrouw Prins van het CDA zegt het al: het zijn aannames. Er is helemaal niets concreet vast te stellen. En dat is nou net het probleem. Daarbij wordt dan uitgegaan van een percentage van 10%, maar dat is alleen zo in combinatie met andere maatregelen. De avondklok is als eigenstandige maatregel helemaal niet concreet toetsbaar en meetbaar. En toch is dit een van de meest ingrijpende maatregelen van na de Tweede Wereldoorlog, waarvoor het CDA nu zegt begrip te hebben. En ondertussen zegt het CDA: we hebben zo veel medelijden met al die mensen die daardoor niet naar buiten kunnen en beperkt worden in al hun vrijheden. Hoe kan het CDA dat volhouden, terwijl het alleen maar op aannames is gebaseerd?

De voorzitter:

Mevrouw Prins, graag een kort antwoord en dan vervolgt u uw betoog. Ik moet helaas echt nu even doorgaan.

Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):

Zoals ik u aangeef, vind ik dat het kabinet een verantwoordelijkheid heeft om op basis van de op dat moment bekende gegevens en aannames, besluiten en keuzes te maken, en die wel op een verantwoorde manier af te wegen. En daarmee kan ik dan gelijk mijn betoog voortzetten, want ik heb daar wel een aantal vragen over.

De voorzitter:

Dan zou ik zeggen: laten we dat doen. Meneer Van Hattem, tot slot.

De heer Van Hattem (PVV):

Tot slot. Mevrouw Prins heeft het over "verantwoord". Maar hoe verantwoord is het om op basis van aannames zulke zware dwangmaatregelen op te leggen aan de samenleving, zonder dat er maar enig bewezen effect aan te tonen is?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Ik stel voor dat u uw betoog voortzet.

Mevrouw Prins-Modderaar (CDA):

Onze vragen inzake rechtmatigheid zijn de volgende. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat, in lijn met het advies van de Raad van State, gekozen is voor invoeging van dit wetsvoorstel bij de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, om op deze wijze de samenhang tussen de maatregelen voor de infectieziektebestrijding en de daarmee gepaard gaande verplichtingen en bevoegdheden te waarborgen. De vraag is hierbij: wat zijn de overwegingen geweest om deze maatregelen eerder in te voeren met behulp van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag? Met andere woorden: waarom toen niet en nu wel? Aan deze vraag hebben wij hier in de Kamer nog niet toe kunnen komen, want die stond gepland voor komende dinsdag. In dit kader dan verder nog de vraag of het kabinet er nu wel van overtuigd is dat bij eventuele toekomstige gerechtelijke procedures deze wet zal standhouden, en met welke onderbouwing.

Meneer de voorzitter. Deze maatregel is verstrekkend. De vragen van subsidiariteit en proportionaliteit moeten dan ook wel gesteld worden. Het terugdringen van het reproductiegetal van het virus is vanzelfsprekend van cruciaal belang. En als CDA-fractie realiseren wij ons dat daartoe een mix van maatregelen gewoon noodzakelijk is. Een terechte aanpak van het kabinet. Dan leeft bij ons de vraag: zijn er ook alternatieven overwogen, en welke impact zouden die hebben gehad op het reproductiegetal, ook weer op basis van aannames? In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat het RIVM verwacht dat in maart/april de Engelse variant hard toeslaat, met alle gevolgen van dien, en wederom overbelasting in de zorg. Moeten wij deze opmerking zo lezen dat het verwacht dat de avondklok zolang actief moet blijven? Welke prognose heeft het kabinet over de termijn? En ten aanzien van de termijn nog een tweede vraag: loopt de termijn van de avondklok nu mee met de termijn van de drie maanden van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19? Met andere woorden: de verlenging van deze wet staat de komende week op de agenda, en is er dan opnieuw goedkeuring nodig voor de avondklok? Hebben wij dit goed begrepen? Graag een toelichting hierop.

Ten aanzien van de proportionaliteit hebben wij overigens begrepen dat het goede nieuws is dat de mobiliteitsbewegingen tijdens de avondkloktijd zijn afgenomen met 50% tot 75%. Dit is wel een stevige bandbreedte, dus wij zijn wel benieuwd naar wat meer inzicht achter de cijfers. Betreft het alle bewegingen van de mensen, lopend, in de auto, in het openbaar vervoer? En is er enig zicht op of een deel van deze bewegingen van de avond naar de dag zou zijn gegaan, bijvoorbeeld leerlingen die eerder naar huis gaan? Dat zou ons immers een compleet beeld geven, en een begin van bewijslast die we in de loop van de tijd zouden kunnen opbouwen, wat weer kan helpen bij het draagvlak voor deze maatregel.

Meneer de voorzitter, wij kijken uit naar de antwoorden, en ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan ga ik nu schorsen tot 12.15 uur. Om 12.15 uur zullen de hoofdelijke stemmingen plaatsvinden over de drie door mevrouw Faber gedane ordevoorstellen. Na afloop van die drie stemmingen zal ik drie kwartier schorsen voor de lunchpauze. En na afloop van die lunchpauze zullen wij het debat hervatten, met als eerste spreker de heer Nicolaï. En dit is natuurlijk allemaal afhankelijk van de uitslag van de stemmingen over de voorstellen.

Ik schors nu tot 12.15 uur. De heer Nicolaï?

De heer Nicolaï i (PvdD):

Voorzitter, zou u de ordevoorstellen nog even kunnen herhalen? Ik weet bijvoorbeeld niet meer wat het derde precies was.

De voorzitter:

Dat doen we zo bij aanvang van de stemmingen. Voordat we gaan stemmen worden die ordevoorstellen herhaald.

De heer Nicolaï (PvdD):

Maar voor het overleg is het wel prettig om het even te weten, want er komen nu allerlei mensen die …

De voorzitter:

Dan moeten ze dat even aan mevrouw Faber vragen, maar ik ga de ordevoorstellen om 12.15 uur voorlezen. Ik schors nu tot 12.15 uur.