Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.05 uur
Mevrouw Prins i (CDA):
Meneer de voorzitter. Het is nu een jaar geleden dat Nederland werd geconfronteerd met het coronavirus in ons eigen land; een virus dat ons land en de hele wereld in zijn greep had, houdt en, zo vrezen en vermoeden we, nog wel enige tijd zal houden. Al een jaar lang werken de mensen in de zorg, bij de GGD's, de politie, de buitengewoon opsporingsambtenaren, de mensen bij de diverse overheden en ministeries, maar ook het kabinet en vele, vele anderen keihard en onder hoogspanning om de gevolgen van dit virus te verzachten en de risico's zo veel mogelijk te verminderen. Meneer de voorzitter, daar wilde ik allereerst even bij stilstaan. Ik wil al die harde werkers daarvoor bedanken.
Ondanks de enorme inzet van velen moeten we helaas constateren dat we er nog lang niet zijn. De cijfers van de besmettingen en ziekenhuisopnames zijn nog steeds te hoog. We bevinden ons, om met de routekaart te spreken, nog steeds op het niveau "ernstig". Het grote lichtpunt is dat het vaccineren is begonnen. Met de opkomst van verschillende en vooral ook meer besmettelijke varianten acht het kabinet het toch noodzakelijk om de Wet tijdelijke maatregelen covid-19 te verlengen tot 1 juni van dit jaar. Graag staan we hierbij stil, en ook bij de motie-Janssen inzake de bepalende zeggenschap.
Als eerste willen wij graag stilstaan bij de verlenging van de genoemde wet, en dan vanuit onze rol inzake de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van deze wet, of praktisch gezegd: de effectiviteit. De directe effectiviteit van deze wet is zeker zichtbaar. Velen werken thuis, men draagt mondkapjes en men is schaars met sociale contacten, om maar enkele consequenties te noemen. Tegelijkertijd geeft het RIVM aan dat niet alle maatregelen adequaat worden opgevolgd. We zien dat het draagvlak voor de maatregelen, hoewel nog groot, duidelijk afkalft.
Meneer de voorzitter. De noodzaak voor de genoemde wet is er nog steeds, maar gelet op de enorme impact die de diverse regels op het bestaan hebben, valt het mensen steeds moeilijker zich aan de regels te houden. Het draagvlak vermindert, terwijl draagvlak respectievelijk acceptatie van een wet of regel dé basis is voor goede effectiviteit. Dit brengt ons tot de kernpunten van het beleid van het kabinet om deze crisis te lijf te gaan, te weten: de acceptabele belastbaarheid van de zorg, het feit dat ziekenhuizen goede zorg moeten kunnen blijven geven, het beschermen van kwetsbare mensen en, tot slot, zicht houden op de verspreiding van het virus.
Wij zouden hier de definitie van "kwetsbaar" willen agenderen. Wat ons betreft geldt na een jaar van ingrijpende maatregelen de definitie van kwetsbaar niet alleen voor ouderen en zieke mensen. Nee, gelet op de lengte van deze crisis constateert onze fractie dat meerdere groepen burgers kwetsbaar zijn geworden. Denk aan kinderen, denk aan jongeren, aan studenten, maar ook aan zzp'ers zonder werk, aan de horeca, de detailhandel en aan mensen die werken in de culturele sector. Er is sprake van stress, spanning, eenzaamheid, onzekerheid en angst voor de toekomst. Velen vragen zich af: heb ik nog een toekomst? Of: wat wordt mijn toekomst? De CDA-fractie is dan ook blij met de besluiten van het kabinet om substantieel geld ter beschikking te stellen voor hulp en ondersteuning aan jongeren en aan het onderwijs.
Wij zouden het kabinet, ook al is het demissionair, willen oproepen om verdere plannen uit te werken voor een toekomst waarin een groeiend aantal mensen gevaccineerd is; scenario's die uit meer bestaan dan de huidige routekaart. Het kan toch niet zo zijn dat diverse groepen burgers, maar ook organisaties als VNO-NCW met MKB Nederland, of de VU samen met KPMG, wél plannen ontwikkelen voor een samenleving met het vaccin en het virus onder ons, maar dat het kabinet stil blijft? Het gaat ons om plannen uitgewerkt naar de diverse doelgroepen. Kortom, wat heeft het kabinet voor ogen om de vele kwetsbare burgers — dus de zzp'er, de detailhandel, de horeca — weer energie en perspectief te bieden? Heel concreet: hebben wij niet dringend behoefte aan een coronaherstelplan, zo vragen wij het kabinet.
Meneer de voorzitter. Aanvullend op dit coronaherstelplan zien wij graag dat het kabinet ook scenario's ontwikkelt die uitwerking geven aan onvoorspelbare ontwikkelingen van het virus en de houdbaarheid van de vaccins. Zo kan het zijn dat het huidige vaccin maar een beperkte werking blijkt te hebben van bijvoorbeeld een jaar, of dat het vaccin niet beschermt tegen nieuwe varianten. Het is naar de mening van onze fractie zaak die mogelijkheden nu uit te werken en te bepalen hoe een en ander dan georganiseerd wordt. Wat betekenen deze mogelijkheden voor de organisatie van het vaccineren in de toekomst, voor de organisatie van ons zorgstelsel, voor wel of geen vaccinatiepaspoorten? Wanneer moet er weer een tijdelijke lockdown worden afgekondigd? Kan het kabinet toezeggen dat hieraan gewerkt wordt, zodat er verschillende opties gereedliggen voor een volgend kabinet?
Meneer de voorzitter. Draagvlak voor beleid is van essentieel belang voor de effectiviteit, zo zei ik reeds. De ontwikkeling van het noodzakelijke draagvlak wordt bepaald door de informatie die de mensen tot zich nemen, maar ook die de mensen tot zich kúnnen nemen. De tegenstemmen en de alternatieve aanpakken met hun onderbouwing worden breed gecommuniceerd in de media. Het kabinet beperkt zich echter met name tot persconferenties, tot een campagne over vaccinatie en tot gesprekken met de jeugd, waarvoor overigens onze complimenten. Tijdens de persconferenties deelt het kabinet wel de genomen besluiten mee, maar enig inzicht in de afwegingen en de alternatieven ontbreekt. Heel praktisch: waarom geen sheets tonen met de verschillende grafieken bij de verschillende mogelijkheden en hun consequenties, met daarbij de benodigde uitleg? Waarom is een boekhandel geen essentiële winkel en de slijterij wel, terwijl je beide producten ook online kunt bestellen? Waarom mag buitensporten in kleine groepjes niet, en wordt niet thuiswerken waar het wel kan getolereerd? Vele burgers beseffen terdege dat maatregelen nodig zijn, maar ze missen de argumenten die nodig zijn voor de onderbouwing voor henzelf en richting die ander. Graag een reactie van het kabinet.
Meneer de voorzitter, last but not least de motie-Janssen inzake de bepalende zeggenschap. De CDA-fractie koestert vanzelfsprekend onze democratische principes, met daarin de stevige en onderscheidende rollen van beide Kamers. Dat is een groot goed. Ik benoem daarbij uitdrukkelijk de onderscheidende rollen van de beide Kamers: de Tweede Kamer met de direct gekozen vertegenwoordigers, die zich dagelijks bezighouden met het beleid van het kabinet en het toezicht daarop, en de Eerste Kamer met de indirect gekozen vertegenwoordigers die als leden van een chambre de réflexion op enige afstand van de dagelijkse politiek de rechtmatigheid, doelmatigheid en handhaafbaarheid van door de Tweede Kamer goedgekeurde wet- en regelgeving behandelen.
De CDA-fractie hecht zeer aan het onderscheid tussen de beide Kamers. Alleen zo zijn zij complementair en kunnen zij beide waardevolle rollen vervullen voor onze samenleving.
In crisissituaties, in situaties waarin je snel en onverwijld moet kunnen handelen, werkt deze volgtijdelijke procedure echter belemmerend. Eigenlijk zou je kunnen stellen dat het besturen van een crisis zich slecht verhoudt tot het besturen volgens democratische principes. Het is niet voor niets dat bijna alle crisiscolleges aangeven dat je moet werken volgens principes zoals de BOK: beeldvorming, oordeelsvorming, besluitvorming. Daarbij geldt dat bij het delen van de beelden — wat is er aan de hand? — en bij het bepalen van een oordeel niet meer gezegd mag worden wat reeds door een ander is gecommuniceerd. Het gaat dan niet meer om visies, standpunten, zichtbaarheid van jezelf en het belang dat je vertegenwoordigt, maar om het adequaat en snel inventariseren van de omstandigheden, de situaties en de verschillen vanuit de verschillende perspectieven, om zo tot een besluit te komen. Een crisis leiden is steeds snel en directief sturen en achteraf verantwoording afleggen. Dat geldt niet alleen voor korte crises, maar ook voor plots opkomende situaties in een langdurige crisis.
De voorzitter:
De heer Janssen.
De heer Janssen i (SP):
Mevrouw Prins gebruikt de motie als aanhef, om vervolgens een heel ander verhaal te houden dat niet over de motie gaat. In de motie gaat het erom een keer per drie maanden als Kamer een oordeel te vormen over verlenging van de wet — niet over de dagelijkse gang van zaken, niet over de crisisbeheersing et cetera — en over de vraag of de ver ingrijpende beperking van grondrechten nog moet voortduren en nog proportioneel is. Dat is de kern van het verhaal. Ik hoop dat u daar nog op komt, want de hele uitleg die u tot nu toe geeft over crisisbeheersing gaat niet over de motie.
Mevrouw Prins (CDA):
Meneer Janssen, ik denk dat ik volledig tegemoetkom aan uw wens, want in het vervolg kom ik daarop terug. Ik wil wel uitdrukkelijk aangeven dat er een verschil bestaat tussen het besturen van een crisis en de democratische principes. Daar moeten wij een vorm voor zien te vinden.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Prins (CDA):
Maar ik stel voor dat de heer Janssen even wacht tot het einde van mijn verhaal.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Prins (CDA):
De crisisleider, in dit geval onze regering, dient vrijheid van handelen te hebben, natuurlijk met verantwoording achteraf. Wat opvalt, is dat de aanpak in Nederland verschilt van die van diverse landen in Europa. In Frankrijk geldt bij een medische noodtoestand, zoals deze, dat de maatregelen per decreet worden ingevoerd en worden meegedeeld in het parlement. In België is er een wettelijke basis via ministeriële regelingen en besluiten van de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, waarbij de stem van het parlement binnen een jaar gehoord moet worden. In het Verenigd Konikrijk geldt dat met de inzet van de Coronavirus Bill de regering alle ruimte heeft, zonder parlementaire betrokkenheid. Eens in de zes maanden is er dan toestemming nodig voor verlenging. En ook in Duitsland is de betrokkenheid van het parlement meer op afstand. Je kunt hier welhaast het oude spreekwoord terugvinden: nood breekt wet.
Voorzitter. De CDA-fractie realiseert zich dat wij nog steeds in een crisistijd leven, waarbij het belang van een snelle en adequate aanpak essentieel is. Het blijft dan ook zoeken naar een goede balans tussen de democratische legitimatie en het leiden van een crisis. Gezien het onderscheid in rollen van de beide Kamers, kunnen wij goed leven met het bepaalde in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, waarbij de democratische legitimatie onzes inziens positie heeft gekregen. De toezegging van het kabinet in modaliteit 9 om terdege rekening te houden met in deze Kamer aangenomen moties, kan daarbij op onze instemming rekenen. Vanuit onze rol toetsen wij de effectiviteit van de wet- en regelgeving. Daarbij zouden wij wel positief zijn over het voeren van overleg met het kabinet, op enige afstand, bij de verlenging van deze wet, zodat wij ons minder laten gijzelen door de waan van de dag.
Tot slot. Het CDA heeft begrepen dat het huidige staatsnoodrecht wordt herzien. Wij zouden dienaangaande graag zien dat daarin specifiek aandacht wordt gegeven aan het besturen van crises in relatie tot de democratische legitimatie.
De voorzitter:
U bent bijna klaar?
Mevrouw Prins (CDA):
Ik ben klaar.
De voorzitter:
U bent klaar. Dank u wel. De heer Nicolaï met een korte vraag?
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik zou graag mevrouw Prins de volgende vraag willen voorhouden. Nood breekt wet. In een crisis moet je bevoegdheden hebben. Maar wij praten nu over het al of niet verlengen van een wet, in een situatie waarvan ik zei dat die eerder endemisch dan pandemisch is. Hoe staat haar fractie daartegenover?
Mevrouw Prins (CDA):
Ik denk dat we uitdrukkelijk hebben aangegeven dat wij ook rekening houden met een situatie die endemisch wordt. Enerzijds hebben wij gevraagd om een coronaherstelplan, juist gelet op het vaccin en het virus in de samenleving. Dat is iets wat wij uitdrukkelijk gevraagd hebben, vanuit de endemische situatie die wij, naar wij vermoeden, zullen krijgen in de komende jaren. Ten tweede vragen wij ook om, elke keer als de wet verlengd wordt, dus eens in de drie maanden, in overleg te kunnen gaan met het kabinet, zoals het kabinet tot nu toe ook heeft gedaan en wij ook vandaag doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot, meneer Nicolaï.
De heer Nicolaï (PvdD):
U spreekt over het in overleg gaan met het kabinet. Dus ik begrijp dat u wel een rol ziet voor de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Maar waarom is uw fractie dan tegen de situatie dat er een formele betrokkenheid bij het wetgevingsproces zou komen in geval van een verlenging?
Mevrouw Prins (CDA):
Omdat wij van mening zijn dat die betrokkenheid ook al in de huidige wet- en regelgeving, zoals ook door mevrouw De Bruijn is aangegeven, uitdrukkelijk aanwezig is. Wij hebben altijd de mogelijkheid om met het kabinet in gesprek te gaan.
De voorzitter:
De heer Otten, namens de Fractie-Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik krijg een déjà vu over het debat over de spoedwet van 26 oktober van vorig jaar. Ik vat de bijdrage van mevrouw Prins als volgt samen: het is crisis, doe maar wat je wilt, wij vinden alles best. Dat hoor ik nu weer. Er worden hier wetgevingstrajecten gevolgd met serieuze gevolgen voor de grondrechten van 17 miljoen Nederlanders. Hoe kunt u dit zo makkelijk afdoen? U bent ook helemaal niet ingegaan op de oproep in de motie-Janssen om de Eerste Kamer hierbij een rol te laten spelen. Wat is uw positie daarin?
Mevrouw Prins (CDA):
Ik denk dat wij zojuist uitdrukkelijk hebben aangegeven dat wij onze positie zien in een toegevoegde waarde, waarin wij meer op afstand — eens per drie maanden, of, als de wet zou gelden, eens per zes maanden — daarover met elkaar in gesprek gaan. Ik ben overigens blij dat u zich nog herinnert wat ik toen gezegd heb. Dat vind ik zeer waardevol.
De voorzitter:
De heer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, want ik lees het altijd na. Ik heb een fotografisch geheugen, dus vandaar dat mij dit zo te binnen schoot. Maar u hebt indertijd niet voor de motie-Janssen gestemd. In die motie wordt de rol van deze Kamer gewaarborgd bij de verlenging. Die motie is aangenomen. Hoe staat u daar nu tegenover? Daar geeft u geen uitsluitsel over, zeg ik tegen mevrouw Prins.
Mevrouw Prins (CDA):
Wij hebben toen tegen deze motie gestemd en dat zouden wij vandaag weer doen, omdat wij ons, zoals aangegeven, heel goed kunnen vinden in de huidige aanpak, inclusief ook de modaliteit nr. 9, zoals door het kabinet is voorgesteld. Daar zijn wij positief over.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Otten, tot slot.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik vat het als volgt samen: wij hebben maling aan de motie-Janssen. Dat is eigenlijk wat ik hier hoor, als ik het goed begrijp.
Mevrouw Prins (CDA):
Ik moet constateren dat dit uw woorden zijn. Dat zijn niet de woorden die wij hier hebben uitgesproken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Backer, namens de fractie van D66.