Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling Bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19



Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Ik was al bang dat ik voor mijn beurt zou moeten spreken, maar dat is gelukkig niet gebeurd.

Ik heb in tweede termijn nog een aantal opmerkingen. In de eerste termijn is gevraagd om meer inzicht te krijgen in de indicatoren. Daarover gaat ook de motie-Van Hattem c.s. die bij de behandeling van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is aangenomen. We weten nog steeds niet precies hoe het kabinet die motie wil gaan uitvoeren. Dus ik doe nogmaals de oproep om daar zo snel mogelijk mee te komen. Minister de Jonge heeft daarstraks wel naar de routekaart coronamaatregelen verwezen. Die routekaart geeft bepaalde factoren voor de risiconiveaus, maar zegt eigenlijk onvoldoende over de indicatoren die nodig zijn om per maatregel een heldere afweging te kunnen maken. Dus ook over dat aspect zouden we graag meer duidelijkheid willen hebben.

Dan kom ik terug op de discussie over de Wbbbg, de Wet buitengewone bepalingen burgerlijk gezag. Het indienen van de voortduringswet, die gisteren door het kabinet is ingetrokken, had toch wel een bepaalde reden. Volgens de Wbbbg moest dat onverwijld gebeuren nadat het koninklijk besluit was genomen. Dat was nodig om de in werking gestelde bepalingen kracht van wet te kunnen geven. In het besluit nr. 4191 van 22 januari 2021, waar de minister naar verwees, staat in artikel 8, lid 2: Deze regeling vervalt op 10 februari 2021 om 4.30 uur. Dan is het dus ook de vraag of deze Voortduringswet nodig was om een wettelijke basis te bieden aan het koninklijk besluit vanaf het moment van invoering op 22 januari. Of was het nodig om in ieder geval vanaf 10 februari die Voortduringswet als wettelijke basis te laten dienen? En wat betekent dat dan enerzijds voor de coronaboetes die vanaf 22 januari zijn opgelegd en anderzijds voor de avondklokboetes op basis van dit KB? Kan de minister daar duidelijkheid over geven? Het is immers niet voor niets dat die Voortduringswet is ingediend door het kabinet. De Wbbbg vraagt ook om die grondslag. Het kan dus niet zo zijn dat er een KB in werking treedt zonder dat daar een wettelijke basis onder ligt. Daar wil ik gewoon duidelijkheid over hebben. Het moet duidelijk zijn of die avondklokboetes een voldoende wettelijke basis hebben. En we hebben het dus, als ik het goed heb begrepen, op z'n minst over 24.000 opgelegde avondklokboetes. Verder moet duidelijk zijn of dit KB ook na 10 februari kon voortduren nu de Voortduringswet is ingetrokken door het kabinet.

Dan kom ik bij wat er vandaag op de agenda staat, de ...

De voorzitter:

De heer Nicolaï. Dat is tien. Gefeliciteerd!

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik heb met belangstelling geluisterd om dat het best een heel technische juridische vraag betreft. Maar ik begrijp niet helemaal goed wat de problematiek is die die de heer Van Hattem aansnijdt. Doordat we vrijdag voor die wet hebben gestemd, is er toch met terugwerkende kracht een basis onder de avondklok gelegd?

De heer Van Hattem (PVV):

Dat betwijfel ik. Volgens mij is die terugwerkende kracht niet van toepassing. Volgens mij geldt die wet, zoals die vrijdag is aangenomen, vanaf het moment dat die in het Staatsblad is gepubliceerd. Ik geloof niet dat er terugwerkende kracht in zit voor de boetes die tot dan toe zijn opgelegd. Als het wel zo is, hoor ik dat graag van de minister, want het gaat er mij om dat we hierover in ieder geval duidelijkheid krijgen. Als die boetes ten onrechte zijn opgelegd — de rechter moet er in hoger beroep ook nog over oordelen — dan weten we in ieder geval zeker waar we aan toe zijn. Nu is de Voortduringswet ingetrokken, een wet die wel nodig was op basis van de Wbbbg. Als die wet niet de juridische basis kan bieden voor het koninklijk besluit dat er lag en daarmee voor die avondklokboetes, is het maar de vraag of de avondklokboetes in stand kunnen blijven.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dan nogmaals de vraag. Artikel 2 van de wet die we vrijdagavond hebben aangenomen, zegt toch gewoon dat het besluit tot invoering van die avondklok geacht wordt te zijn gegrond op de wet die we hebben aangenomen?

De heer Van Hattem (PVV):

Ja, ik vraag me alleen af of die ook met terugwerkende kracht kan gelden. Die eerdere maatregelen waren namelijk gestoeld op de Wbbbg en niet op deze wet. Als iemand een overtreding heeft begaan op basis van een wet die nog niet was aangenomen, dan is het maar de vraag of die wel van toepassing kan zijn. Dat is de vraag die eronder zit. Nu deze wet is ingetrokken, is het maar de vraag of met die terugwerkende kracht de hele juridische basis onder het koninklijk besluit nog wel overeind kan blijven.

De voorzitter:

En die vraag stelt u nu aan de minister.

De heer Van Hattem (PVV):

Aan de minister.

De voorzitter:

Die gaat die vraag straks dus beantwoorden.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik denk dat het heel belangrijk is dat daar wel een duidelijk antwoord op komt.

De voorzitter:

Daarom stelde de heer Van Hattem die vraag.

Gaat u verder.

De heer Van Hattem (PVV):

Daar dus in ieder geval graag duidelijkheid over.

Voorzitter. Het verlengen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Zoals aangegeven heeft de PVV in oktober tegen deze spoedwet gestemd, omdat die niet proportioneel was. We zien nu dat er op basis van deze wet nog heel veel maatregelen worden genomen waar met name ondernemers ontzettend veel last van hebben. Daarom vragen we de minister of er misschien toch nog iets meer duidelijkheid kan worden gegeven. Blijkbaar wordt er, gezien wat er wordt gelekt richting de pers over de persconferentie van vanavond, iets gedaan voor de contactberoepen, maar heel veel winkeliers en horecaondernemers zitten nog altijd helemaal omhoog. De vraag aan het kabinet is daarom: kan er niet veel meer worden gedaan dan wat er nu gebeurt? Kan er niet fors meer gedaan worden om verantwoord te versoepelen? Dat is wat we graag zouden willen horen, want als er nu besloten wordt om deze wet te verlengen, dan is het perspectief voor onze ondernemers toch wel heel erg moeilijk. De kleine zelfstandige moet in dit land zeker overeind kunnen blijven en niet door deze maatregelen ten onder gaan. Dus nogmaals, wij hebben destijds tegen het wetsvoorstel gestemd en het zou eeuwig zonde zijn als dit wetsvoorstel uiteindelijk ten koste gaat van onze ondernemers. Daar moeten we voor waken. Dus nogmaals de vraag: welk perspectief is en blijft er voor de ondernemers?

Tot zover in tweede termijn, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem.

Voor de goede orde meld ik u dat de motie-De Boer c.s. (35526, letter AK) inmiddels mede door het lid Van Rooijen is ondertekend.

Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. De heer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Over de motie die door mevrouw De Boer is ingediend en die ook ondertekend is door een aantal andere fracties, waaronder die van mij. Ik zou zo direct nog even iets willen vernemen van de minister. Er wordt gevraagd om, mocht de minister oordeel Kamer geven, het een en ander nadrukkelijk met de Tweede Kamer te bespreken en om vervolgens de Eerste Kamer te berichten. Op wat voor termijn zou dat kunnen plaatsvinden?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.