Verslag van de vergadering van 2 maart 2021 (2020/2021 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.01 uur
Mevrouw Kluit i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de minister en haar ambtenaren bedanken voor alle tijd en voor de moeite die ze hebben gedaan om ons hier vandaag goed geïnformeerd te laten staan. Ik zal een beetje een filosofische aftrap hebben, want ik verwacht dat we daarna vooral de techniek en diepgang in zullen gaan.
Martin Drenthen, milieufilosoof, heeft een behartenswaardig boek geschreven dat ik hier laat zien, Hek, over de verhouding tussen mens en natuur. Hij beschrijft aan de hand van het concept hek, afscheiding, hoe de mens steeds dominanter is geworden op aarde. Sinds de eerste nederzettingen bouwen we omheiningen, om have en goed te beschermen tegen de wilde natuur. En zo konden roof- en vraatdieren uit de omgeving van de dorpen gehouden worden. Dat is ook geen gekke strategie geweest, want voor een soort die uit kleine aantallen bestaat en zich slecht kon verdedigen tegen beren en wolven helpt zo'n hek om je veilig naar de toekomst te brengen. Dat hek was dan ook succesvol. De aantallen mensen en de bijbehorende landbouwgebieden groeien. In de loop der tijd is daardoor steeds meer ruimte binnen dat conceptuele hek komen te vallen, tot het moment waar we nu staan, een situatie die helemaal omgedraaid is van hoe het ooit begon. De wildernis is beperkt tot zeer kleine gebieden, nog steeds met een hek eromheen, maar niet meer om de mens te beschermen maar om die natuur te beschermen tegen de oprukkende mens.
In Nederland zijn het hierbij vaak minder vruchtbare gronden geweest die die natuurstatus hebben gekregen en die nu binnen dat hek liggen. Immers, vooral gebieden die zich slecht leenden voor de landbouw hebben zich juist vanwege deze kwaliteit langdurig aan de grondhonger van de mens weten te onttrekken. Dat is dan ook precies de reden waarom wij vandaag hier staan, want Nederland is rijk aan natuurgebieden die gevoelig zijn voor vermesting, oftewel stikstof, waarvoor we hier staan. Het is ook duidelijk dat zonder dat conceptuele hek de resterende wildernis in Nederland niet meer zou bestaan. Want buiten die Natura 2000-gebieden is de afgelopen eeuw de biodiversiteit enorm achteruit gehold. We zitten nog maar op 15% van de oorspronkelijke biodiversiteit in Nederland en in de stad en het agrarisch gebied neemt dat nog elk jaar af. Al met al is het geen mooi beeld.
Tegelijkertijd ben ik hoopvoller dan ik heel lang ben geweest. Een aantal belangrijke trends rijpen namelijk de geesten om te kiezen voor een robuuste natuurkwaliteit, zodat die niet alleen apart maar wellicht ook samen met de mens mag bestaan. De eerste trend, zoals het hek, is dat zelfs dat hek van natuurbescherming onvoldoende blijkt te beschermen om achteruitgang in de biodiversiteit te voorkomen. Niet alleen de omvang van de leefgebieden achter dat hek is ontoereikend om gezonde populaties te laten bestaan, maar ook de milieukwaliteit achter het hek is slecht. Over het hek komen allerlei vervuilende stoffen die natuurgebieden binnen, zoals stikstofverbindingen of landbouwgif, en verstikken zo onze prachtige natuur. En onder het hek door pompen we water zo snel weg dat de planten en de dieren in de natuurgebieden soms letterlijk van de dorst sterven.
Dat wat buiten het hek gebeurt is dus van groot belang voor de veerkracht van de natuur binnen dat hek. Maar, en nu wordt het echt interessant, ook steeds meer mensen buiten het hek lijden onder die achteruitgang van de natuur in die gebieden. Immers, nu die kwaliteit achterblijft hebben bouwers daar heel veel last van. De vergunningsdrempels, intern salderen en de ontwikkelreserve uit het wetsvoorstel van vandaag zijn mooie instrumenten om de huidige problemen op te lossen, maar ze zijn volstrekt onvoldoende om die omvangrijke Nederlandse bouwambities te realiseren.
En dan de boeren: niet alleen de natuur lijdt onder ons grondgebruik buiten de hekken. De weerbaarheid en de rentabiliteit van onze grond nemen heel snel af. Als de boeren zelfs onder deze existentiële druk niet snel weten om te schakelen, hebben de kinderen van onze boeren over een halve of een hele eeuw geen grond meer om op te boeren. Niet vanwege overheidsbeleid of beperkende regels, maar omdat de manier van werken zoals we die nu hebben landbouwtechnisch niet volhoudbaar is, de grond steeds meer uitgeput raakt door gebrek aan water, koolstof, wormen en lucht, en de grond vervuild is door stikstof, landbouw en bestrijdingsmiddelen of zelfs ingeklonken is vanwege grote voertuigen.
Ik weet dat er in deze Kamer vanuit verschillende visies naar deze prangende kwesties wordt gekeken. Allereerst is er de visie van de natuur als schatkind voor de mens. De mens is hierin dominant en de natuur is er om de mens te dienen. We moeten goed voor het land zorgen, maar uiteindelijk zijn de wildernis en de natuur er om te renderen voor de mens. Deze visie is heel dominant geweest en is dat misschien nog steeds. Die zal ook vandaag doorklinken in de inbreng van een aantal of misschien zelfs wel veel collega's. Maar een rentmeester zonder tegenspraak blijkt zich in de praktijk te kunnen ontpoppen tot een roofridder waarbij het kapitaal van de natuur of van de volgende generaties niet bewaard blijft.
Dan is er een andere visie, die stelt dat elk wezen op aarde gelijkwaardig is aan de mensen en intrinsiek bestaansrecht heeft, ongeacht of het een individu of een groep betreft. Deze visie wordt dominanter in de samenleving, maar veroorzaakt ook last in het domein van de natuurbescherming. Want hoe weeg je het belang van grote grazers af tegen het belang van vogelsoorten, die beide in de Oostvaardersplassen om voorrang strijden?
Tot slot is er de visie van mensen die hechten aan een robuust en krachtig ecosysteem. Zij kijken op systeemniveau naar de natuur en accepteren dat er winst wordt gemaakt door de exploitatie van de grond en de natuur mits het ecosysteem als geheel maar gezond en robuust is en blijft. Met de sterke focus op het systeem kan men weleens de menselijke maat uit het oog verliezen.
Zo heeft elke visie voor- en nadelen. Met de laatste twee visies voelt mijn partij zich het meest verwant en zeker niet als enige in deze Kamer. Onze grootste zorgen gaan op dit moment uit naar de teloorgang van ons ecosysteem. Met meer dan 40% van de soorten in Nederland onder druk staat het ecosysteem als geheel in Nederland enorm onder druk. Hoewel het mijn analyse is dat de visie dat de natuur tot dienst staat aan de mens te dominant is geworden, daardoor last heeft van excessen en daardoor de belofte van behoud van ecosystemen niet meer waar kan maken, laat Drenthen mijns inziens overtuigend zien dat al deze visies, die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden — dat zullen we vandaag ook weer zien — belangrijk zijn om tot een tolerantere houding te komen richting natuur. Boeren kunnen immers alleen maar grootschalige natuurontwikkeling in hun bedrijfsvoering toelaten als de samenleving ze daarbij liefhebbend ondersteunt. Dat is dan ook de vraag met het beleid dat voorligt: gaan we dat doen?
Het is dus niet de vraag wat de juiste visie is, maar vooral hoe we die excessen, die met elke visie samenhangen, het beste kunnen voorkomen. De opgave voor het komende kabinet, maar ook voor deze minister, is om rechtvaardig beleid te ontwikkelen dat verschillende visies met elkaar in evenwicht brengt. Daarbij zijn de volgende vragen vandaag voor mijn fractie van groot belang. Zorgt dit wetsvoorstel nu voor een veerkrachtige natuur binnen het spreekwoordelijke hek van de Natura 2000-gebieden? Zorgt dit wetsvoorstel voor meer biodiversiteit en respect voor natuurlijke processen daarbuiten? En ondersteunen dit wetsvoorstel en het hele pakket dat daaromheen hangt boeren, burgers en buitenlui om tempo te maken in de omslag die nodig is, in het bijzonder de omslag naar die circulaire en volhoudbare veeteelt?
Dan komen we op de volgende punten. Mijn fractie maakt zich erg zorgen over de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel. Juridische houdbaarheid en voorspelbaar beleid voor de boeren zijn wat mij betreft twee kanten van dezelfde medaille. Een stevig langetermijnbeleid is nodig om te spreken van geloofwaardigheid in het licht van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarbovenop moeten wij voorkomen dat er achteruitgang in de natuurgebieden is, het zogenaamde verslechteringsverbod. Dat zijn verplichtingen waaraan wij ons verbonden hebben en die niet vrijblijvend zijn. Collega Recourt zal dit in zijn inbreng verder uitwerken, dus ik raak hier alleen de hoofdpunten aan.
De commissie-Remkes heeft een analyse gemaakt waarin onderbouwd wordt dat een halvering van de emissies in 2030 nodig is om in 2050 de doelen te halen. In de praktijk, in dit wetsvoorstel, gaan we uit van een lagere ambitie dan de commissie-Remkes heeft voorgesteld. Daarmee kiest het kabinet er op voorhand voor om achteruitgang van kwaliteit in de kwetsbare natuurgebieden niet te voorkomen. Kan de minister daarom duiden hoe zij met dit wetsvoorstel wil omgaan met het verslechteringsverbod? Hoe gaat de minister garanderen dat dat verbod wordt nageleefd? Kan zij bij de beantwoording ingaan op de vraag wat er gebeurt als wij per ongeluk — het is natuurlijk niet helemaal per ongeluk, want we zien dat vandaag al aankomen — het verslechteringsverbod niet naleven en welke impact dat heeft voor zowel de landbouw als de bouwers in ons land? Is zij bereid om als Rijk extra activiteiten te ondernemen rondom bijzondere kwetsbare gebieden die niet nog tien jaar kunnen lijden onder zware overschrijdingen van de kritische depositiewaarden, zoals de Kampina, het Drents-Friese Wold en de Strabrechtse Heide? Kan zij daarnaast schetsen hoe zij dat juridische pad na 2035 ziet? Want we zijn dan natuurlijk nog niet klaar; een kwart van de hectares is dan nog steeds niet in een gezonde staat van instandhouding.
Dan betrouwbaar beleid. De agrarische sector roept al een heel lange tijd om meer voorspelbaarheid van beleid. Met het voorliggende voorstel neemt die onzekerheid voor de sector wat ons betreft vooral af wanneer we nu een grote klap slaan en we een grote stikstofreductie op korte termijn realiseren. Dan kan de rest van de sector voldoende tijd krijgen om zich aan te passen aan de circulaire veeteelt. Dat is van belang, want we introduceren ook een cyclus van monitoren, evaluatie en bijstelling, die stevig verankerd wordt en weinig ruimte laat. Ik maak dat aanschouwelijk. We beginnen nu met maatregelen — eigenlijk vorig jaar al — om de stikstofuitstoot terug te dringen. Dan hebben we in 2022 zowel de provinciale plannen als de monitoringssystematiek gereed. In datzelfde jaar, misschien in 2023, zijn die provinciale plannen definitief. In 2023 wordt ook al de eerste tussentijdse beoordeling gedaan van of wij het wettelijke doel van 2025 halen. Zo niet, dan zijn extra maatregelen nodig. Als de provincies daaraan niet willen meewerken, dan moet het Rijk maatregelen gaan nemen die het doel alsnog realiseren. In 2028 gaan we weer nieuwe doelen stellen voor 2035. Tegelijkertijd is dat ook het jaar waarin we gaan kijken of we de doelstellingen voor 2030 halen.
U ziet, meneer de voorzitter, boeren, bouwers en natuurbeschermers worden vrijwel jaarlijks geconfronteerd met metingen, evaluaties en bijstellingen van pakketten. En om misverstanden te voorkomen: wij zijn als GroenLinks erg voor die strakke monitoring. Dat is een goed onderdeel van dit pakket. Echter, wij zien ook dat in het voorgestelde maatregelenpakket nog heel veel marge zit. In het voorpakket zit 50 mol marge, in de stallen 10 en we weten op voorhand ook niet goed wat de natuurherstelmaatregelen, zo weten we van de PAS, opleveren. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe zij, als het kabinet rust wil brengen voor de agrarische sector, ervoor gaat zorgen dat het totale pakket al op korte termijn voldoende effect heeft. Onze fractie en ook bijvoorbeeld het CDA zouden graag zien dat er minder onzekerheid in dat pakket komt op de korte termijn, en dan wel doordat het kabinet meer en sneller werk gaat maken van de uitkoop van piekbelasters. Is de minister bereid om versneld werk te maken van de uitkoop en verplaatsing van piekbelasters? Ziet zij mogelijkheden om daarbij extra prioriteit te leggen bij die hele kwetsbare natuurgebieden die niet nog tien jaar kunnen wachten en zo ook het verslechteringsverbod na te leven?
Dan de PAS-melders. Net als de andere fracties kan GroenLinks goed leven met een apart programma voor legalisering van de PAS. Tegelijkertijd zien we ook dat bij een te snelle of simpele uitvoering daarvan boeren het signaal kunnen krijgen dat ze gelegaliseerd worden, om vervolgens drie jaar later te horen dat ze toch verplaatst of uitgekocht moeten worden. Dat vinden wij een hele onwenselijke situatie vanuit een betrouwbare overheid richting de boeren. Het is heel waarschijnlijk dat onder de 6.000 bedrijven die we legaliseren, ook piekbelasters zullen zitten. Wij denken dan ook, vanuit het perspectief van een betrouwbare overheid, dat er in het PAS-programma een apart onderdeel zou moeten komen waarin niet legalisering van die PAS-melding vooropstaat, maar uitkoop, verplaatsing of transitie naar een duurzame bedrijfsvoering, zodat de boeren niet aan een lijntje worden gehouden en snel helderheid hebben.
Dan samenwerking aan de lange termijn. Hoe organiseert het kabinet precies richting de lange termijn het realiseren van een gezonde staat van instandhouding in 100% van die hectares? Mijn fractie constateert dat het beleid na 2028 nog volstrekt tekortschiet in de uitwerking. Het kabinet verwijst naar het formuleren van nieuwe doelstellingen, nieuwe maatregelenpakketten, de landbouwvisie en een landbouwakkoord om de gewenste beweging in gang te zetten, maar gaat er daarmee wat ons betreft aan voorbij dat niet alleen de boeren een belang hebben, maar ook de bouwers en de mensen die een woning zoeken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Mevrouw Kluit heeft het over een betrouwbare overheid. Dat brengt ze in relatie met de piekbelasters. Maar laten we even niet vergeten dat er provincies zijn die gewoon stiekem bijplussen op de randen van de Natura 2000-gebieden, die soorten bijplussen. Dat gebeurt allemaal een beetje uit het zicht. Ik heb hier ook een bewijs van. Ik heb het bijvoorbeeld over de droge heide. Daar hadden we in het begin vijf typische soorten vaatplanten. Nu zijn die opgeplust tot twaalf. Je zult er maar naast zitten als boer. Het gebeurt op de randen van Natura 2000-gebieden. Daarmee wordt er een schaduw geplaatst over jouw hexagoon van landbouwgrond. Hoe betrouwbaar is de overheid dan als je dit soort — sorry, voorzitter, ik moet het zeggen — kunstjes flikt bij een boer?
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Wat mij betreft heeft de minister deze vraag heel goed beantwoord. Er is niet bijgeplust. Deze hectares waren onderdeel van het programma dat al loopt. Ik denk dat ik hier anders in zit dan mevrouw Faber. Niet alleen de boeren hebben behoefte aan een betrouwbare overheid, ook die natuur heeft behoefte aan een betrouwbare overheid.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik vind het een beetje te gemakkelijk om het antwoord naar de minister te verschuiven. Dit zijn gewoon feiten. Die komen vanuit de universiteit van Wageningen. Er is gewoon bijgeplust. Er is gewoon extra natuur bijgeplust. Dan moet u niet zeggen: de minister zegt dat er niet is bijgeplust. Er is gewoon wel bijgeplust. Daar ga ik het later ook nog wel even met de minister over hebben. Hoe kijkt u aan tegen dat stiekem bijplussen van meerdere soorten op de randen van de Natura 2000-gebieden? Het gebeurt gewoon.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Allereerst is dat niet stiekem. Er worden in provincies en op andere plekken besluiten genomen om natuur te ontwikkelen, te beschermen en te behouden. Dat zijn allemaal processen waarin raden, Staten en ook wij als parlement betrokken zijn. Wij zetten in meerderheid onze handtekening daaronder. Het is natuurlijk niet zo dat een betrouwbare overheid betekent dat er nooit wat verandert. Het is wel belangrijk dat je, bij mensen die je een bepaalde mogelijkheid biedt, transparant bent over welke veranderingen eraan komen en je die mensen ook voldoende termijn biedt om zich daarop aan te passen. Dat is precies het punt dat ik maak.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat we doorgaan.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Mijn fractie constateert dus dat dat beleid na 2028 tekortschiet en dat daar een breed perspectief nodig is. Mijn fractie ziet ook dat de maatschappij hier niet stil zit. Er zijn voorzichtige stappen tussen verschillende belanghebbenden die heel graag samen willen nadenken over een robuuste aanpak voor de lange termijn. Dan heb ik het over Bouwend Nederland, VNO-NCW, de natuur- en milieuorganisaties, Natuurmonumenten en ook LTO Nederland. De fractie van GroenLinks hoort van betreffende partijen dat ze hierbij graag de steun van de minister hebben. Mijn vraag is of de minister dit proces wil faciliteren, zodat er nog voor de zomer een richtinggevend akkoord kan komen waar het komend kabinet mee aan de slag gaat.
Tot slot stikstof op landbouwpercelen. Het is niet alleen goed om dit te voorkomen, maar het is ook goed om op te nemen wat er neerkomt op de percelen. Ongeveer 50% van wat er gedeponeerd wordt, stroomt nog steeds af. De minister gaf in de beantwoording aan dat er op het vlak van eisen in omgevingsplannen wel mogelijkheden zijn, maar dat er dan een norm gesteld moet worden. De concrete vraag is of de minister deze norm wil ontwikkelen en zo snel mogelijk wil opnemen als algemene maatregel in het kader van de Omgevingswet.
De voorzitter:
Dank u wel. Uw spreektijd is voorbij.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Mag ik er nog drie zinnen aan wijden?
De voorzitter:
Gaat uw gang. U had hem zelf ingeschreven, dus ik herinner u er alleen maar aan.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Dit zijn precies die drie minuten waar ik gisteren over gebeld had.
De voorzitter:
Ik heb geen telefoontje ontvangen.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Voor monitoring en handhaving verwijs ik kortheidshalve naar de inbreng van mijn collega van de SP.
Tot slot. Het is voor GroenLinks van belang dat met dit wetsvoorstel niet alleen de eerste stappen voor die robuuste aanpak worden gezet, maar dat we ook weten hoe hard we moeten lopen en wat ons eindpunt is. Het is van belang dat we niet alleen een kant op lopen, maar ook precies weten welke routes we gaan lopen. De kernvraag is wat ons betreft: hoeveel ruimte ontstaat er met dit wetsvoorstel voor de biodiversiteit in en buiten de natuurgebieden in heel Nederland en hoeveel liefdevolle ondersteuning kunnen de boeren daarbij tegemoetzien?
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Kluit breekt een lans voor de natuur. Dat is natuurlijk heel loffelijk. Ze zegt: "De natuur en de ecosystemen staan onder druk. Daar heeft de mens ook een factor in". Hoe kan GroenLinks de natuur sparen, als ze wel de grenzen openhouden en er 100.000 mensen per jaar bij komen? Dat legt druk op de natuur. Dus waar gaat u voor kiezen? Kiest u voor open grenzen of kiest u voor de natuur?
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Ik vind dat je deze keuze helemaal niet hoeft te maken. Je kunt heel goed heel veel meer mensen in een stedelijk gebied plaatsen, zonder dat je problemen in de natuur veroorzaakt. Er zijn heel veel plannen voor natuurinclusief bouwen in de stad, dus daar kan de biodiversiteit wat ons betreft enorm toenemen. De biodiversiteit in het buitengebied kan ook enorm toenemen. Ik houd van mensen. Ik zit bij een linkse partij, dus hoe meer hoe, beter. Hoe diverser ze zijn, hoe liever het mij is.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik houd ook heel veel van mensen, maar twintig mensen in mijn huis vind ik een beetje veel. Maar goed, anyway ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik raak er helemaal van in de war!
De voorzitter:
U kunt ook stoppen. Gaat u anders weer zitten!
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Kluit geeft aan dat de natuur en mensen prima samengaan. Bepaalde heidesoorten kunnen helemaal niet tegen de aanwezigheid van mensen, maar ze worden wel bijgeplust. Hoe gaan we dat dan oplossen?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kluit.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Volgens mij is de vraag over het bijplussen een beetje een herhaling van zetten. Daar ga ik dus niet op in.
De voorzitter:
Heel goed.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Er zijn zeker natuurgebieden die de aanwezigheid van mensen niet verdragen. Natuurorganisaties zijn heel goed in staat om ervoor te zorgen dat mensen daar minimaal of niet komen.
De heer Schalk i (SGP):
Ik word uitgelokt om op allerlei dingen te reageren. Ik houd ook van mensen De SGP staat voor bouwen, bewaren enzovoorts. Maar nu mijn vraag.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Schalk (SGP):
Ik kwam even overeind van het volgende. Bij het onderwerp legalisering had mevrouw Kluit het over de piekbelasters. Die zouden zo moeten worden behandeld, dat dit bij het legaliseren misschien niet aan de orde zou komen. Maar ook bij de piekbelasters zitten een aantal mensen die te goeder trouw hebben gehandeld. Mijn vraag aan mevrouw Kluit is: wil ze aan de minister vragen om hetgeen in de wet staat over legalisering nu al halverwege in te trekken?
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Ik ben het helemaal met u eens dat daar te goeder trouw is gehandeld. Mijn punt is meer: ook als je te goeder trouw hebt gehandeld, kan het zijn dat de locatie waar je zit niet geschikt is om te blijven. Daardoor worden de doelen in het bijbehorende natuurgebied onhaalbaar. Om de bouw en de natuurontwikkeling in Nederland te helpen, is dan de enige logische conclusie dat het bedrijf wordt verplaatst of op andere manieren veel minder impact op het gebied heeft. Ik vind het getuigen van een betrouwbare overheid dat deze bedrijven dit het liefste al binnen een half jaar of een jaar horen. Zo kunnen zij zich aanpassen in plaats van dat zij nu nog vijf jaar door blijven investeren in hun huidige locatie en dan te horen krijgen: we hebben u wel gelegaliseerd, maar het is toch niet mogelijk.
De voorzitter:
De heer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
De overheid neemt nu juist de verantwoordelijkheid om hetgeen enorm fout is gegaan, namelijk de legalisering, recht te trekken. Het zou heel onbetrouwbaar zijn als tegen een deel, bijvoorbeeld de piekbelasters, zou worden gezegd: u zit toch op een onhandige plek, dus de legalisering die we nu in de wet hebben genoteerd, gaan we bij u even niet toepassen. Volgens mij moet je zeggen: ga die legalisering in gang zetten, maar gebruik andere instrumenten om iemand weg te laten gaan. Is mevrouw Kluit het daarmee eens?
De voorzitter:
Mevrouw Kluit, tot slot. Gewoon ja of nee.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Nee, zou ik zeggen. Dan zijn we het daar niet over eens. Ik denk dat een betrouwbare overheid juist is dat je een duidelijke boodschap geeft, waarbij ik overigens niet zeg dat de betreffende boeren aan hun lot overlaten moeten worden. Mijn punt is juist dat die boeren liefdevol geholpen moeten worden om een nieuwe toekomst te vinden, elders of in een ander beroep. Die twee dingen worden continu door elkaar gehaald. Ik geloof er niet in dat het fair is om tegen die bedrijven te zeggen: we gaan u nu legaliseren, om u vervolgens te laten stoppen. Daar zitten wij wellicht wat anders in, maar als u het met mij eens bent dat we fair naar die boeren moeten zijn en dat ze een goed pakket moeten krijgen, vindt u mij geheel aan uw kant.
De voorzitter:
Dank u. Meneer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Ik ben natuurlijk heel benieuwd naar het antwoord van de minister op die vragen, maar ik zou zeggen: het ene doen en het andere niet nalaten. Eerlijk handelen is ook de legalisering in gang zetten en met ze praten over "misschien moet u beter naar een andere plek".
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.