Verslag van de vergadering van 2 maart 2021 (2020/2021 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.40 uur
Mevrouw Prins i (CDA):
Meneer de voorzitter. Vandaag staan wij stil bij de ambitie van het kabinet om de stikstofemissie in de komende jaren significant te minderen en een stevige impuls te geven aan het verbeteren van de natuurgebieden. In dat kader willen wij de minister en haar ambtenaren bedanken voor de uitgebreide beantwoording in dezen.
Stikstofreductie is nodig voor een verbetering van onze natuur. Echter, achter de woorden "stikstofreductie" en "natuurverbetering" leven vele gerechtvaardigde belangen van vele groepen in onze samenleving. Ze zijn gerechtvaardigd vanuit ieders perspectief; dat is zeker. Maar ze zijn ook soms strijdig met elkaar. Bij de bespreking eind 2019 van de Spoedwet stikstof heb ik dan ook de perspectieven, de wensen en de behoeften van boeren, burgers, bouwers en buitenlui geschetst, met het verzoek aan de minister om stappen te zetten en een pakket aan maatregelen te ontwikkelen die aan deze wensen en behoeften tegemoetkomen. Daartoe ligt er nu deze wet.
Meneer de voorzitter. Deze wet geeft de boeren een zware opgave om stikstof te reduceren. Maar zij krijgen ondersteuning, onder andere in de vorm van mogelijke uitkoop, verplaatsing, subsidies en perspectief. De PAS-meldingen en de niet-meldingen worden gelegaliseerd, wat onzekerheid bij vele boeren en ondernemers zal wegnemen. De buitenlui mogen constateren dat er stevige resultaatsverplichtingen bij wet worden vastgesteld, ter instandhouding en verbetering van de diverse Natura 2000-gebieden. Bouwers krijgen meer ruimte om te bouwen. Denk aan extra woningbouw, maar ook aan de noodzakelijke projecten ter beveiliging van ons land zoals de dijkversterkingsoperaties en primaire keringen.
Mevrouw Kluit i (GroenLinks):
Mevrouw Prins verwijst naar het legaliseringsprogramma en zegt dat dat onzekerheid wegneemt van boeren. Daar zitten niet alleen projecten in de agrarische sector in, maar ook projecten waarmee de toekomst van de boeren juist extra onder druk wordt gezet. Ik noem Lelystad. Dat project kwam op Twitter net voorbij. Immers, als Lelystad Airport gaat groeien, zal er daar meer stikstofuitstoot komen, en dus zal dat extra druk geven. Hoe kijkt mevrouw Prins naar het legaliseringsprogramma? Vindt zij dat alle activiteiten die daarin zitten, automatisch gelegaliseerd moeten worden? Of moet daar wellicht een prioritering in plaatsvinden?
Mevrouw Prins (CDA):
Wij vinden dat we wat toentertijd wettelijk gelegaliseerd, goedgekeurd was, in eerste instantie ook vanuit dat perspectief weer terug moeten brengen naar: gelegaliseerd.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Ook als dat betekent dat de sector waar we het nu over hebben en die grote stappen zal moeten zetten, daardoor nóg meer stappen zal moeten zetten?
Mevrouw Prins (CDA):
Er lopen twee zaken naast elkaar. Ik snap dat u die twee dingen aangeeft, en toch vinden wij dat wij er in eerste instantie voor zullen moeten zorgen dat mensen die in goed vertrouwen hun onderneming hebben uitgebreid, vanuit diezelfde betrouwbaarheid kunnen blijven acteren. Daarbij kan het om een boerenbedrijf gaan. Daarnaast zullen er zeker gesprekken zijn waarbij je je de vraag stelt: wat is nog wijsheid en wat is geen wijsheid? Dat is eerder vanmorgen ook al gezegd.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Ik voel daar wel wat ruimte bij mevrouw Prins. Klopt dat?
Mevrouw Prins (CDA):
De vraag is dan waar u die ruimte ziet en waar ik die zie.
Het is dan ook een bijzonder feit dat belangenorganisaties van verschillende groeperingen de leden van deze Kamer oproepen om dit wetsvoorstel goed te keuren, ondanks de vele bezwaren en zorgen die ze hebben. Want voor de ene groep geldt dat men de wet te ambitieus vindt, en voor de andere groep dat men vindt dat deze wet niet ver genoeg gaat.
Intussen zijn er naar de mening van de CDA-fractie eerst nog vele aandachtspunten in de uitvoering die nadere uitleg en toezeggingen van de minister vragen. De resultaatsverplichting om de reductie van stikstof onder de kritische depositiewaarde te krijgen bij 74% van de Natura 2000-gebieden in 2035, is ambitieus, volgens sommigen te ambitieus. De weg ernaartoe kent vele voetangels en klemmen. In onze bijdrage wil ik daar ook graag bij stilstaan.
Allereerst bij het resultaat voor 2035. De voorliggende wet vereist in de periode van 2030 tot 2035 eenzelfde daling van stikstof als in de periode 2021 tot 2030. Vanzelfsprekend onderkennen wij het belang van gezonde Natura 2000-gebieden, met ruime biodiversiteit. Wij steunen de inzet daartoe. Tegelijkertijd achten wij het economisch van groot belang dat Nederland haar toonaangevende internationale positie in de landbouw behoudt. Dat betekent een behoorlijke omvang en een economisch gezonde bedrijfsvoering, met aandacht voor duurzaamheid voor mens, dier en natuur. Graag zien wij deze ambitie door de minister bevestigd.
Wij constateren dat agrarisch Nederland de afgelopen jaren al stevig heeft ingezet op stikstofreductie en dat vele boeren zeker ook bereid zijn om daarmee nu en in de komende jaren verder aan de slag te gaan, met de genoemde maatregelen. Maar bij velen leven ook grote zorgen over het realiseren van een daling van 50% om tot de 74% Natura 2000-gebieden te komen, met de juiste KDW. Welke mogelijkheden en ruimte zijn er als uit de evaluatie van 2028 blijkt dat het resultaat van 74% niet realistisch is, ondanks alle inspanningen door de boer en voor de natuur? In hoeverre wordt er rekening gehouden met de impact van klimaatveranderingen op de habitat- en instandhoudingsdoelstellingen per 2030 en 2035? Welk comfort kan de regering agrarisch Nederland bieden dat er voor hen echt een toekomst is, dat Nederland waarde hecht aan een financieel gezonde en duurzame landbouw? Wij verzoeken de regering om ook voor de periode tot 2035 een onderbouwing te geven, waarbij naast haalbaarheid ook reële betaalbaarheid voor de boer een van de criteria is.
Ik kom toe aan PAS-melders, niet-melders en interimmers. In het wetsvoorstel wordt aangegeven, ook in lijn met de brief met maatregelen van 24 april, dat er 11 mol is gerealiseerd voor het legaliseren van de PAS-melders en niet-melders.
De heer Schalk i (SGP):
Even een korte vraag ter verheldering aan mevrouw Prins. Zij had het juist over de evaluatie in 2028 en over haar zorgen over percentages en dergelijke. Is zij het wellicht met mijn fractie eens dat het van belang is om al eerder te beginnen met zoeken naar wat haalbaar en betaalbaar is?
Mevrouw Prins (CDA):
Wij denken dat het heel belangrijk is om uit te zoeken hoe je tot die 74% kunt komen en daar niet te lang mee te wachten.
Ik ga weer terug naar de PAS-melders en de niet-melders. Een en ander dient in 2023 afgerond te zijn. Onze fractie constateert dat bij vele PAS-melders de nood hoog is en dat er diverse schrijnende situaties zijn. Dan is drie jaar in onzekerheid verkeren in feite niet verantwoord. Deze PAS-melders zijn immers buiten hun schuld in problemen gekomen. Daar dient ons inziens snel en onverwijld aan gewerkt te worden. Die 11 mol is weliswaar gereserveerd, maar eerst moeten de daadwerkelijke mollen wel geëffectueerd zijn alvorens een PAS-melder gelegaliseerd kan worden. Het opkopen van piekbelasters kan in verhouding vrij snel zorgen voor de opbouw van deze mollen. De CDA-fractie verzoekt de minister om de tweede en derde tranche van de opkoop van piekbelasters te vergroten en te versnellen en daar niet mee te wachten. Juist omdat is aangegeven dat in de tweede en derde tranche de mogelijkheden van verplaatsing van een bedrijf ook zijn opgenomen, kan het de piekbelasters aanmoedigen tot verplaatsing dan wel opkoop. Tevens verzoeken wij een heldere en eenvoudige aanpak op te stellen voor de PAS-melders. De signalen uit de praktijk geven aan dat de huidige aanpak moeilijk uitvoerbaar is en tot veel kosten leidt. Wij zien graag dat de extra kosten die een PAS-melder moet maken, vergoed worden door de overheid. Kan het kabinet daarbij ook toezeggen dat voor het eind van 2023 de legalisatie van de PAS-melders en de niet-melders ook daadwerkelijk is afgerond? Graag een reactie van het kabinet.
Daarnaast vragen wij nog aandacht voor de zogenaamde interimmers, ondernemers die in de jaren voor het PAS-regime vaak volledig te goeder trouw hebben gehandeld. Wij verzoeken het kabinet om een uitgebreide inventarisatie te laten doen naar deze groep, inclusief oplossingen voor hoe een en ander voor deze ondernemers geregeld kan worden. Klopt het dat er in ieder geval een toolkit wordt ontwikkeld voor deze groep? Graag een reactie.
De realisatie van deze wet vergt veel van met name het Rijk en de provincies. Er moeten per gebied gebiedsplannen worden gemaakt en er moet regelmatig gemonitord worden. Een gedetailleerde en zorgvuldige administratieve verantwoording wordt alleen maar belangrijker en de plannen moeten ook nog daadwerkelijk ter hand genomen worden. Wij vragen echter wel aandacht voor het risico dat de gebiedsplannen per provincie straks niet zullen leiden tot de afgesproken landelijke resultaten. Wij verzoeken de minister om in de komende periode in nauw contact te blijven met de ministers, zodat niet pas bij de presentatie van de gebiedsplannen, eind 2022, duidelijk wordt of de landelijke doelstellingen wel of niet gehaald worden.
Wij verzoeken de minister ook om provincies die niet hun fair share pakken reeds in een eerdere fase daarop aan te spreken. De CDA-fractie is er positief over dat provincies die een en ander snel en actief aanpakken, daartoe ook financieel gehonoreerd worden. Zijn er overigens met de provincies aanvullende afspraken gemaakt over de financiering van de vele extra kosten voor de vele extra medewerkers die in de komende jaren voor dit omvangrijke en complexe programma nodig zijn?
Ten aanzien van de ontwikkeling van de gebiedsplannen heeft de minister aangegeven dat ook de sociaal-economische aspecten meegewogen zullen worden. Mochten negatieve sociaal-economische gevolgen niet op voorhand uitgesloten kunnen worden, dan kunnen er op regionaal niveau maatregelen getroffen worden om deze gevolgen te mitigeren of te verzachten. Kan de minister bevestigen dat de financiering in dezen ook geregeld is, zodat de betrokkenen zich daar geen zorgen over hoeven te maken?
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
De vertegenwoordiger van het CDA heeft het erover dat provincies hun fair share dienen uit te voeren en dat als ze dat niet doen, ze daarop aangesproken moeten worden. Maar hoe eerlijk vindt zij het dat provincies extra natuur op de rand van een Natura 2000-gebied intekenen, waardoor je zomaar ineens een piekbelaster kunt worden? Dat lijkt er toch een beetje op alsof de spelregels worden veranderd tijdens het spel?
Mevrouw Prins (CDA):
Ik kom daar zo op in mijn betoog. Ik zou willen voorstellen dat ik eerst mijn betoog houd en dat ik daarna kijk of mevrouw Faber nog vragen heeft.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Prins (CDA):
Ik ga het hebben over de omvang van de Natura 2000-gebieden. Uit de beantwoording van de vragen van de Fractie-Nanninga blijkt dat diverse leefgebieden of qua omvang kleine gebieden ten onrechte zijn ingeboekt als Natura 2000-gebied, met alle consequenties van dien. Die gebieden zijn niet bekend bij de verantwoordelijken van de provincies en zijn ook niet via het democratisch proces goedgekeurd. Dit zorgt voor grote onrust bij boeren. Naast de onrust en de vele vragen over de meetsystemen blijkt nu ook nog dat gebieden ten onrechte zijn aangewezen als stikstofgevoelig.
In de beantwoording heeft de minister aangegeven dat het AERIUS-systeem in het najaar geschoond zal worden. De CDA-fractie ziet graag dat het AERIUS-systeem reeds voor de inwerkingtreding van deze wet geschoond is, dus zonder de leefgebieden en de andere gebieden die te klein zijn voor opname in de Natura 2000-gebieden. Kan de minister dit toezeggen?
De meetsystemen ...
De voorzitter:
Mevrouw Faber is nog niet helemaal overtuigd.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Prins geeft aan dat het CDA graag wil dat het AERIUS-systeem in oktober geschoond is, voordat de wet in werking treedt. Maar is dat een showstopper voor het CDA?
Mevrouw Prins (CDA):
Wij zullen alle belangen tegen elkaar afwegen en niet alleen één aspect ervan.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan kan ik dus concluderen dat het een showstopper kan zijn. Of nee, dan is het niet een showstopper, want u gaat meerdere zaken afwegen, dus dan kan dit zomaar een beetje ondergeschoven raken. Het zou het CDA sieren als het met een harde motie zou komen om dit gewoon als voorwaarde te stellen voordat we voor deze wet kunnen stemmen.
Mevrouw Prins (CDA):
Mijn voorstel is dat we eerst het antwoord van de minister afwachten alvorens wij volgende stappen zullen overwegen.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Prins (CDA):
De meetsystemen. Mede op advies van de commissie-Hordijk en als opvolging van een aangenomen motie in de Tweede Kamer wordt de AERIUS-monitor steeds verder doorontwikkeld en worden diverse modellen, zoals die in Europa worden ingezet, gebruikt om een meer adequaat en toegerust meetsysteem te gebruiken. Daarbij heeft de minister ook toegezegd dat er meer metingen ter plekke zullen worden gedaan als noodzakelijke aanvulling op de diverse modellen. Daarbij ziet het er nu naar uit dat het in de toekomst zelfs mogelijk zal worden om meer inzicht te krijgen in de herkomst van de stikstof. Hoe kijkt de minister aan tegen de mogelijke risico's dat metingen in de komende jaren, met dus een verbeterde meetaanpak, andere resultaten zullen geven dan waarop nu de resultaten voor de Natura 2000-gebieden zijn bepaald? Enerzijds moet in de komende jaren bij de diverse monitormomenten op basis van de huidige nulsituatie bezien worden welke voortgang er is geboekt. Anderzijds kunnen de verbeterde meetmethoden ineens andere waarden tonen. Welke impact hebben deze nieuwe meetgegevens op de afspraken zoals die in de voorliggende wet zijn neergelegd? Is de minister bereid om bij het belangrijke weegmoment in 2028 zo nodig resultaten aan te passen dan wel extra steunmaatregelen in de breedte te nemen?
Meneer de voorzitter. De minister heeft aangegeven dat naast de landelijke stikstofdepositiebank er per provincie ook de stikstofregistratiesystemen zullen worden opgezet. Wij vragen daarbij graag aandacht voor het volgende. Bij extern salderen zullen vaak kleine hoeveelheden stikstof overblijven. Per provincie zal dit verschillen. Hoe kan gestimuleerd worden dat bij het toedelen van stikstofruimte voor bijvoorbeeld de bouw van woningen, maar ook van infrastructurele projecten, het algemeen belang prevaleert en niet het belang van één provincie? De stikstofbank is reeds actief, maar de regionale systemen nog niet. Kan de minister aangeven op welke termijn deze systemen operationeel zijn? Immers, tot die tijd is het aan ondernemers zelf om stikstofruimte te vinden. Dit kost veel tijd en is echt niet aan alle ondernemingen uit te leggen. Ook is het niet efficiënt qua toedeling van de schaarse hoeveelheden te kunnen gebruiken stikstof. Wordt met de provincies of met de makers van de regionale systemen afgesproken dat de systemen identiek worden ingericht, zodat er geen sprake kan zijn van miscommunicatie in de komende jaren over de beschikbare stikstofruimte? Neemt de regering ook zelf de regie op deze systemen? Immers, veel bedrijven zullen van meer dan één provincie afhankelijk zijn voor externe saldering. Graag antwoorden in dezen.
Ten aanzien van de bouw is de CDA-fractie positief dat deze wet- en regelgeving daartoe weer perspectief biedt, juist ook door op een andere wijze om te gaan met de uitstoot van stikstof tijdens de bouwfase. Wel vragen wij ons af in hoeverre deze aanpak getoetst is op juridische houdbaarheid. Graag een reactie van u.
Innovatie. Voor het realiseren van de doelstellingen in de komende jaren wordt veel ingezet op innovatie. Terecht. De CDA-fractie zou graag zien dat er een stevige stimulans komt voor innovatie, maar niet alleen voor de landbouw, maar ook voor bijvoorbeeld de zeevaart, de luchtvaart en de industrie. Kan de minister aangeven hoe het kabinet andere sectoren dan de landbouw stimuleert tot minder stikstofuitstoot? Dat moet met elkaar. Ongeacht of het autorijdend Nederland is, de boer of de industrie, ieder dient in dezen zijn verantwoordelijkheid te pakken. De CDA-fractie is positief over de instelling van de Taskforce Versnelling Innovatieproces Stalsystemen en is benieuwd naar de resultaten van deze taskforce. In dat kader vraagt zij specifieke aandacht voor de financiële situatie van veel boeren en hoe boeren ondersteund kunnen worden bij het invoeren van innovaties dan wel investeringen. Kan de minister deze ondersteuning en advies respectievelijk in gunstige financiële voorwaarden toezeggen?
De heer Dessing i (FVD):
Ik heb een verhelderende vraag aan mevrouw Prins. U sprak net over innovatie alsof dat een doel op zich zou zijn om stikstof te verminderen. Of ziet u innovatie voor de sector ook in een breder verband?
Mevrouw Prins (CDA):
Ik zie innovatie als iets wat je altijd zult moeten doen als land, ongeacht, en in dit geval heel specifiek, om te kijken hoe je de stikstof kunt reduceren.
Europese wet- en regelgeving. Graag ontvangen wij van de minister de bevestiging dat de diverse bronmaatregelen zoals uitkoop, verplaatsing en de subsidiebijdrage voor innovatie ook EU-proof zijn, zodat bij de toekenning hiervan geen vertraging hoeft op te treden.
Afsluitend, meneer de voorzitter. We bespreken vandaag een complexe en ambitieuze wet, met de verschillende doelstellingen als zekerheid, maar in de uitwerking nog vele onzekerheden. Er moet nog veel worden gedaan, uitgezocht, afgesproken en in werking gezet. Het goede nieuws is dat diverse provincies er al hard mee aan het werk zijn. Tegelijkertijd wachten velen nog op antwoorden op de vele vragen die in deze Kamer gesteld worden. Wij kijken dan ook graag uit naar de antwoorden van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prins. Ik kijk even naar de sprekersvolgorde. Ik stel voor dat mevrouw Huizinga-Heringa nog haar inbreng heeft voor de lunchpauze, als dat lukt, en dat we na de lunchpauze doorgaan met de andere sprekers, als iedereen zich daarin kan vinden. Gaat uw gang.