Plenair Schalk bij voortzetting behandeling Wet verdringingstoets



Verslag van de vergadering van 9 maart 2021 (2020/2021 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.55 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter. Eerlijk is eerlijk: mevrouw Karabulut is vasthoudend en een doorzetter. Als we bedenken dat de voorliggende wet door haar is ingediend in oktober 2015 en we de eerste termijn van de behandeling hebben gehouden op 6 maart 2018, dan is de datum van afhandeling, 9 maart 2021, een staaltje van doorzettingsvermogen. Maar daar zit ook een probleem in dat deze wet in zich meedraagt, want blijkbaar konden we de afgelopen zes jaar goed uit de voeten zonder deze verdringingtoets en waren al die jaren nodig om tot een finaal oordeel te komen.

Dit lange traject heeft natuurlijk ook een voordeel, want ik denk dat inmiddels de derde bewindspersoon zich over dit initiatief gaat uitspreken. Eerst was er mevrouw Klijnsma, vervolgens mevrouw Van Ark en vandaag heeft mevrouw Karabulut een minister meegenomen: meneer Koolmees. Ik geloof dat de heer Koolmees net riep: vervolgens wordt het de minister-president. Of zei hij: ik word nog minister-president?

Voorzitter. In 2018 werd de twijfel in deze Kamer tijdens de behandeling zo groot dat de indienster van de wet besloot om eerst een aanvullend onderzoek te doen naar de omvang van verdringing via de Participatiewet. Vervolgens vroeg ze om te wachten met de hervatting van de behandeling tot na de evaluatie van de Participatiewet. Toen dat ook geen nuttige gegevens voor deze wet opleverde, werd een onderzoek door de FNV aangekondigd. Dat rapport ligt er, maar het helpt eerlijk gezegd niet echt. Er staan lange lijsten in van vrijwilligerswerk — dat vult het rapport aardig — maar de aanzet en de toelichting vindt mijn fractie niet echt overtuigend. Sterker nog, ik lees op pagina 12 van het rapport: "Daarom steunt de FNV het wetsvoorstel van Kamerlid Karabulut zodat de overheid tot wetgeving "verdringing" komt, waarbij ontslagen werknemers en uitkeringsgerechtigden recht gedaan wordt." Dat lijkt me geen voorbeeld van onafhankelijk onderzoek dat de kwantitatieve onderbouwing van het wetsvoorstel kan borgen. Voor mijn fractie is er dan ook nog steeds geen overtuigende noodzaak voor deze wet.

Ik ben vandaag vooral benieuwd naar het oordeel van de minister, die ongetwijfeld ook kennis heeft genomen van het FNV-onderzoek en van de SP-antwoorden uit diverse gemeenten. Want de eerder genoemde staatssecretaris Klijnsma ontraadde destijds met klem dit wetsvoorstel, omdat het hierdoor moeilijker wordt om mensen terug te leiden naar de arbeidsmarkt, doordat effectieve re-integratie-instrumenten geheel of gedeeltelijk worden geblokkeerd. Inmiddels hebben we een nieuwe regering gekregen in 2017, zoals iedereen hier vermoedelijk wel weet. Ik heb in de eerste termijn aan staatssecretaris Van Ark gevraagd wat haar oordeel was. Ik heb niet begrepen dat ze een andere mening had. Nu is die nieuwe regering al weer demissionair. Wat is nu het oordeel van deze demissionaire minister?

Voorzitter. In eerste termijn heeft mijn fractie een hele serie vragen gesteld waar destijds nog niet echt een antwoord op is gekomen. Ik zou ze nog even kunnen herhalen. Gaat het er nu om te voorkomen dat werkgevers verkeerd gebruikmaken van die Participatiewet? Of gaat het om de rol van gemeenten die verdringing te gemakkelijk accepteren? Of gaat het om werkenden die hun baan kwijtraken als gevolg van de inzet van uitkeringsgerechtigden? Of gaat het om het snel aan de slag helpen van uitkeringsgerechtigden? Het lastigste in deze wet vind ik dat het perspectief op echt werk problematischer wordt voor mensen in een uitkeringspositie. De inzet van deze wet is immers dat ze blijkbaar vooral mogen worden ingezet op werk dat normaal gesproken niet betaald wordt. Dat betekent dan toch dat er alleen maar werkzaamheden gezocht worden waar verder niemand voor te vinden is, dan wel waar niemand zin in heeft, dan wel waar niemand iets voor wil gaan betalen? Helpt dan deze verdringingstoets, is mijn vraag.

Voorzitter. Ik ben natuurlijk benieuwd naar de reactie van mevrouw Karabulut, maar ook van de minister op mijn vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Van Pareren namens de Fractie-Nanninga.