Verslag van de vergadering van 9 maart 2021 (2020/2021 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.59 uur
De heer Van Pareren i (Fractie-Nanninga):
Voorzitter. De Participatiewet is een heel mooie wet. Die wet heeft ook echt de bedoeling in zich om het goed voor te hebben met de mensen die zwak zijn in onze samenleving. Het is ook een wet die de zeer gewaardeerde Jetta Klijnsma indertijd ook met verve heeft ondersteund. We hebben haar naam vandaag al eerder gehoord, maar ik wilde het graag nog een keer zeggen. Het is ook een wet die voor heel veel gemeenten betekende dat zij hun werk zelf moesten gaan doen, opnieuw het wiel moesten gaan uitvinden. Ik hoorde net dat er zo'n 355 gemeenten zijn. Toentertijd waren het er nog tegen de 400; het gaat snel naar beneden. Maar iedere gemeente probeert hierin het wiel opnieuw uit te vinden. Het is dan ook logisch dat niet altijd het goede wiel is uitgevonden, vandaar dat er nog steeds klemmen en haken aan deze wet zitten.
Daarom is het ook een heel goed initiatief van mevrouw Karabulut, die zoals de vorige spreker ook al zei, vasthoudend is in haar poging om te zorgen dat de minderbedeelden in onze samenleving het goed krijgen in die samenleving. Het is heel mooi dat ze daarmee bezig is geweest. Deze aanpak spreekt ons dus zeker aan. Ik hoorde eerder vandaag van de heer Van Kesteren over het mooie initiatief van SP en CDA — ik kende het al — om de sociale werkplaatsen weer voluit aan het werk te krijgen en met name om er meer van te krijgen. Dat is heel mooi.
Maar we zien ook verschillende commentaren op het hele wetsgebeuren. SEO Economisch Onderzoek zegt bijvoorbeeld dat de toepassing van criteria het risico in zich heeft dat ook gezonde concurrentie, additionele arbeid en effectieve re-integratieprojecten op een gegeven moment beperkt kunnen worden, waardoor de maatschappelijke baten daarvan worden opgeofferd aan de maatschappelijke kosten van mogelijke verdringingseffecten. Het CPB heeft ooit geschreven dat je niet voorbij kunt gaan aan de misvatting dat er een vaststaande hoeveelheid werk is. Het is een misvatting, er is geen vaststaande hoeveelheid werk. Zij geven ook aan dat het concept van verdringing nauwelijks of niet aanwezig is en dat dat ook niet per se negatief hoeft te zijn. Er wordt zo veel geschreven. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft het erover en de VNG heb ik vandaag ook horen langskomen. Die zegt: wij zien dat het bij gemeenten uitstekend gaat, hoewel de gemeenten kritisch zijn en het nog beter kunnen doen. Cedris en Divosa horen we. Er zijn er dus velen die de afgelopen jaren ervaring hebben opgedaan en die zeggen: natuurlijk, er moeten verbeteringen plaatsvinden, maar is dit nou echt waar we op zitten te wachten? De brief die VNO-NCW ons heeft doen toekomen, die op miraculeuze wijze samen met AWVN en MKB-Nederland is geschreven, is vandaag al aangehaald. Ik moet zeggen: hoe dat gaat, is heel efficiënt. Het was goed om te lezen dat hun mening daarin toch ook is: is dit nu echt iets wat de werkgevers gaat helpen in het traject en is er dan ook ruimte rondom de proefplaatsingen van die mensen in de bedrijven of moet je ze meteen aannemen? Dan zit je in een frictie. Dus geef het kans om met elkaar goed te onderzoeken hoe dit het beste kan. Er is zeker een wil en er is ook allang een samenwerking daarin, maar het is een zaak die nogal veel haken en ogen heeft. Vandaar dat het goed is om de verschillende meningen van de verschillende partijen vandaag te horen. Dat hebben we dan gedaan.
Een paar vragen nog, voorzitter.
De voorzitter:
Let u op de klok, meneer Van Pareren? Uw resterende spreektijd staat inmiddels op nul.
De heer Van Pareren (Fractie-Nanninga):
Ik rond af met een paar korte vragen, voorzitter. Hier staat ook "voorzitter", dus het is toevallig dat ik uw functie nog even noem. Hoe groot is de groep die verdrongen wordt? Hoe is dat onderzocht? Wie heeft het onderzocht? Zijn er al niet genoeg handvatten bij gemeenten om verdringing en controle daarop op te vangen?
Voorzitter. Hiermee sluit ik de bijdrage van de Fractie-Nanninga af. Dank nog voor de extra tijd.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Pareren. Dan is tot slot in deze termijn het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa namens de fractie van de ChristenUnie.