Verslag van de vergadering van 6 april 2021 (2020/2021 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.41 uur
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. "Wie zal ons het goede doen zien?". Die vraag kun je vinden in de Bijbel, in Psalm 4. Die gaat over koning David, als het allemaal niet zo goed voorstaat met zijn land. Wie zal ons het goede doen zien? Welnu, ik sta hier wel met een bezwaard gemoed. We voeren een beleidsdebat over het Caribisch deel van het Koninkrijk, de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, en Caribisch Nederland: Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. En een beleidsdebat voer je onder andere over het beleid van het betreffende ministerie, en uiteraard vooral ook om te bezien of het daar allemaal wel op orde is, wat er moet verbeteren, of het Koninkrijk der Nederlanden goed wordt bestuurd.
Maar dat gaan we doen terwijl we zelf in een verscheurde situatie verkeren. De verkiezingen in het Europese deel van het Koninkrijk, in Nederland dus, zijn goed verlopen, maar de chaos die inmiddels is ontstaan rond de vorming van een nieuw kabinet, dat straks ook een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor het Caribisch deel van het Koninkrijk, moet ons wel zeer bescheiden maken. Keer op keer kijken wij met onze zogenaamde soevereine blik naar de Cariben, want o, wat zijn die verkiezingen op Curaçao toch raar verlopen. En hoe zal het straks op Aruba gaan? Maar ondertussen hebben we hier in Nederland een complete toestand geschapen, zo ernstig dat de heer Van Rij terug moet komen, zo zeg ik maar even tegen de heer Van der Burg. Partijen gaan rollebollend door de Tweede Kamer; het onderlinge vertrouwen is tot een absoluut dieptepunt gedaald; de intermenselijke verhoudingen zijn ernstig beschadigd; kwalificaties over de bestuurscultuur in Nederland zijn beschamend; de formatie is bevroren. En om dan een beleidsdebat te beginnen over de overige rijksdelen, ik vind het ingewikkeld. Maar goed, misschien is dit ook wel het moment om te laten zien waar de senaat voor is, namelijk: voor reflectie, voor de rust bewaren, los van de waan van de dag. En dus loopt de fractie van de SGP niet weg voor het debat van vandaag. Maar ons past wel enige bescheidenheid.
Welnu, wat is het jammer dat de commissie KOREL niet naar de Cariben kon om persoonlijk kennis te maken met deze gebiedsdelen. En wat was het goed dat de voorzitter van onze commissie, de heer Rosenmöller, zich heeft beijverd om in ieder geval een aantal gesprekken te organiseren in de laatste maanden van 2020. Dank daarvoor, daardoor hebben we in ieder geval een inkijkje gekregen in de situatie ter plekke. En bij die gesprekken, die ik persoonlijk voor een deel kon bijwonen, heb ik steeds ook dezelfde vraag gesteld: op welke manier levert de kerk een bijdrage aan de situatie rond armoede of bij zich voordoende crises? En opmerkelijk waren de positieve reacties. Dat roept nog wel wat op richting de staatssecretaris. Ook aan hem heeft mijn fractie een keer schriftelijke vragen gesteld over samenwerking met de kerken, met name op het terrein van armoede. De reactie destijds was op z'n minst wat zuinig te noemen. Kan de staatssecretaris inmiddels aangeven of er meer samenwerking gezocht is met kerken in de strijd tegen armoede?
Die situatie van armoede klemt temeer tijdens de huidige coronapandemie. Als corona toeslaat in Nederland, hebben we inmiddels, meen ik, 75 miljard op de plank om extra te investeren. Hoeveel geld hebben we inmiddels besteed aan de eilanden, zo vraag ik aan de staatssecretaris. Kan hij aangeven hoe die hulp aan die overzeese rijksdelen is vormgegeven? Hoe is die neergeslagen bij de bevolking? Hoe heeft die geholpen om weerstand te bevorderen en de veerkracht te versterken? Zijn er in dit verband ook parallellen te trekken met eerdere rampspoed die de eilanden hebben ondergaan? Ik denk aan de orkaan Irma een paar jaar geleden, die met name Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba heeft getroffen. Die stapeling van rampspoed mag ons wel extra alert maken.
Voorzitter. Nog iets naar aanleiding van het rapport Kleinschaligheid vergt ondersteuning, waarin het gaat over de BES-eilanden, dus Caribisch Nederland, in relatie tot Europees Nederland. Dit rapport levert in de algemene aanbevelingen een nogal ontluisterende conclusie op. Ik lees daar: de behoefte bij de eilanden aan personele en financiële ondersteuning is voor een groot deel structureel. In de volgende alinea staat beschreven hoe ingespeeld wordt op deze behoefte. Ik citeer nogmaals: "Aan de Europees-Nederlandse kant wordt deze ondersteuning echter te zeer op ad-hocbasis ingevuld, vaak bij dreigende situaties of als zich incidenten voordoen. Dat is verre van ideaal. Een meer structurele betrokkenheid en ondersteuning voorkomt incidentpolitiek." Einde citaat uit dit rapport.
Vervolgens wordt de aanbeveling gedaan aan Europees Nederland dat de ondersteuning vanuit het Rijk met expertise en middelen in plaats van ad hoc, structureel dient te worden ingericht. Mijn vraag aan de regering is hoe daar inhoud aan wordt gegeven. Komt er een plan van aanpak? Op welke termijn kan dit gerealiseerd zijn? Wil de staatssecretaris toezeggen dit in een tijdpad uit te zetten en deze Kamer te informeren over de plannen en de voortgang daarvan?
Anderzijds, de overzeese gebieden hebben graag financiële ondersteuning, maar willen niet te veel bemoeienis vanuit het Europese Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven op welke manier hij werkt aan een goede balans tussen bemoeienis en financiële ondersteuning?
De heer Dittrich i (D66):
Op dit punt. Toen we spraken met een van onze collega's uit Aruba, vertelde hij ons dat ze daar een wetgevingsacademy hebben opgericht om ambtenaren op te leiden om al het wetgevingswerk te doen. Dat is natuurlijk iets van langere termijn. Mijn vraag aan u is: vindt u dat het een goede benadering is dat men juist in het land zelf investeert in het opleiden van mensen die al het werk aankunnen?
De heer Schalk (SGP):
Wie zou daartegen zijn? Ik denk dat het altijd goed is als er zo dicht mogelijk bij de situatie waar iets nodig is, mensen opgeleid worden en mensen werkzaam zijn die niet afhankelijk zijn van datgene wat er misschien op duizenden kilometers afstand aangeboden kan worden. Het is altijd goed als je dat zelf in huis hebt of in huis krijgt.
De heer Dittrich (D66):
Ik vraag het omdat de analyse natuurlijk is dat er heel veel op een land, in dit geval Aruba, af komt en dat er allerlei wetsvoorstellen gemaakt moeten worden. Het is een kleine pool van mensen die eigenlijk alles moeten doen. Als die bijvoorbeeld ook nog naar Nederland moeten gaan om allerlei cursussen te volgen, wordt de spoeling heel erg dun. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat men investeert in de eigen opleidingen, uiteraard met steun van Nederland, zodat men beter is voorbereid voor de toekomst.
De heer Schalk (SGP):
Dat is het interessante aan dat rapport waar ik zojuist aan refereerde, Kleinschaligheid vergt ondersteuning. Dat is precies het probleem waar de heer Dittrich op wijst. Het is zo klein, niet alleen fysiek maar ook qua aantallen mensen die beschikbaar zijn voor allerlei onderwerpen. Daarom is het prima als we ook ondersteunen op het terrein van onderwijs, opleidingen en dergelijke. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris wat nu het plan is op basis van het rapport dat hier in maart 2021 is uitgekomen, Kleinschaligheid vergt ondersteuning. Dat gaat over de BES-eilanden; Aruba is nog even iets anders. Ik ben benieuwd wat de Nederlandse regering, het Europese deel, daaraan kan bijdragen.
De heer Dittrich (D66):
Net als u ben ik benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris.
De heer Schalk (SGP):
Ja, wij wachten dat met vreugde af.
Voorzitter. Dan nog een vraag van een heel andere orde. Een paar jaar geleden was er op Sint-Eustatius sprake van — in de woorden van de staatssecretaris destijds in onze Kamer — wetteloosheid, financieel wanbeheer, discriminatie, intimidatie, bedreigingen, beledigingen, willekeur en het nastreven van persoonlijke macht. Het was een hele rits destijds. Ik heb toen aangegeven dat ik heel graag een drieslag zou willen aanbrengen in de aanpak daarvan, namelijk: stabiliseren, normaliseren en democratiseren. Kan de staatssecretaris, als hij nu terugkijkt, een inkijkje geven aan de hand van deze drie kernwoorden: stabiliseren, normaliseren en democratiseren? Oftewel: hoe duidt hij op dit moment de stand van zaken?
Voorzitter. Natuurlijk nog een enkele gedachte over de zogenoemde geschillenregeling. Onlangs was er een mondeling overleg met de staatssecretaris. Hij gaf aan dat binnen enkele weken meer duidelijkheid gegeven zou kunnen worden, ook in relatie tot de wetsvoorstellen ten aanzien van de Rijkswet financieel toezicht en het COHO. Kan hij de huidige stand van zaken duiden? De fractie van de SGP zou het namelijk zeer op prijs stellen als de geschillen over de geschillenregeling eindelijk beslecht zouden kunnen worden.
Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met een Bijbelse vraag: wie zal ons het goede doen zien? Gelukkig geeft de Bijbel ook antwoorden, in dit geval onmiddellijk, in dezelfde psalm en zelfs in hetzelfde vers. Daar staat: verhef Gij over ons het licht van Uw aanschijn, o Heere. Dat zie ik niet alleen als een antwoord, maar ook als een belijdenis: God regeert en wij moeten in afhankelijkheid van Hem ons werk verrichten. Dat geldt de drie landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, dat geldt de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en dat geldt ook, en misschien wel vooral, ons eigen vaderland.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren.