Plenair Backer bij behandeling Goedkeuring van het eigenmiddelenbesluit van de Raad van de Europese Unie



Verslag van de vergadering van 18 mei 2021 (2020/2021 nr. 37)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.55 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Backer i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Wij bespreken hier de laatste akte van de nationale goedkeuring van het besluit van de Europese Raad waar de Nederlandse regering mee ingestemd heeft. Zoals vanochtend al eerder aan de orde kwam zijn er twee hoofdonderwerpen: de zevenjaarlijkse herziening van het Meerjarig Financieel Kader en het Recovery and Resilience Fund, het eenmalige herstelfonds. Daarbij wordt een financiële communautaire faciliteit ingericht.

Voorzitter. Dit is binnen de Europese instellingen gevolgd door een interinstitutioneel — ik moet op dat woord oefenen — akkoord van 16 december, tussen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Het basisdocument is nog niet echt ter sprake geweest, maar is toch wel heel relevant. Het is verordening 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

Voorzitter. Voor we over de verdere uitgaven spreken, wil ik eerst even de meevaller benoemen. Ik las dat Nederland 101 miljoen euro terugkrijgt van de begroting 2020 vanwege het begrotingsoverschot van de EU. Misschien is dat een positief punt dat de heer Van Ballekom nog kan meenemen in het fractieberaad volgende week. Deze meevaller is inherent aan de begrotingssystematiek die ook de heer Van Ballekom heel goed kent. Hij benoemde het zelf ook al: eens in de zeven jaar is er een terugkerende stoelendans, eerst van de 28, nu van de 27, waar de lidstaten het eens moeten worden over een meerjarig kader. Tenzij het budget wordt opgehoogd — dat is zelden mogelijk, maar gebeurt nu wel — is de verandercapaciteit van bestaande budgetten beperkt. In dat opzicht verschilt het niet erg van de Nederlandse begrotingen. Men houdt graag wat er is. Als er geen extra stoel staat, om die beeldspraak vol te houden, dan kun je er ook niet op gaan zitten.

De inzet van de Nederlandse regering was, zoals vandaag al even ter sprake kwam, moeilijk realiseerbaar. Als je de begroting gelijk wilt houden of wilt laten dalen en je hebt wensen ten aanzien van de begrotingsposten, dan heb je geen extra troefkaarten. Collega Van Ballekom wees er bij de Algemene Europese Beschouwingen in november al op dat de uitkomst ongeveer 85% oud beleid is. Dat zijn oude begrotingsposten. Er zijn wel een paar belangrijke, positieve veranderingen te noemen: een stijging van het budget voor wetenschap, research en ook wat voor de Europese grensbewaking. Het Europees Parlement heeft ook nog 15 miljard bijgeplust voor Europa Horizon en Erasmus.

Voorzitter. In de eerdere debatten over Europa noemden wij, de fractie van D66, de MFK-bijdrage een verzekeringspremie voor vrede, veiligheid en welvaart. In onze ogen is het een reële en proportionele premie. Ik kan alvast voorspellen dat dit niet de mening is van collega Van Strien.

De voorzitter:

Dan ga ik nu het woord geven aan de heer Van Strien om dit te bevestigen of te ontkennen.

De heer Van Strien i (PVV):

De heer Backer noemt het een voordeel dat er meer geld naar wetenschap gaat. Ik heb 25 jaar bij de Universiteit Utrecht gewerkt. Ik heb gezien hoeveel geld de Europese subsidies Nederland kosten. Ik heb gezien hoe wetenschappers jarenlang, jaar in, jaar uit, moeite moesten doen om een aanvraag in te dienen bij de Europese Gemeenschap om geld te krijgen. De enige vaste regel hierbij is: er moet een Zuid-Europeaan bij zijn om dat geld los te krijgen. In hoeverre kan de heer Van ...

De voorzitter:

Backer.

De heer Van Strien (PVV):

... de heer Backer zeggen dat het een voordeel is dat er extra geld gaat naar de wetenschap in plaats van dat je dat geld als Nederland gewoon rechtstreeks aan je universiteiten geeft?

De heer Backer (D66):

Er zijn twee opmerkingen te maken. De heer Van Strien spreekt uit eigen ervaring. Statistisch is dit: N=1. Maar goed, het kan relevante ervaring zijn. Het tweede punt is dat hij zegt: zij besteden daar ontzettend veel tijd aan. Hierbij ga je ervan uit dat er geen schaarste is aan geld in Nederland. Dat betekent dus dat er geld is voor alle aanvragen voor het wetenschapsbudget die in Nederland worden gedaan. Ja, dat kan als de Nederlandse begroting die keuzes maakt, maar dat is tot nu toe niet het geval. Dit staat los van het feit dat de tijd die je besteedt aan het indienen van aanvragen, eigenlijk zonde van de tijd is. Die tijd zou je anders willen besteden. Maar goed, het moet gebeuren. Je kunt ook kijken naar wat er is gebeurd met gelden voor de Europese wetenschap. Ben Feringa, onze Nobelprijswinnaar, zei in een interview: zonder Europees geld had ik mijn studies niet kunnen doen. Ik heb het nog eens nagekeken. Recent, tussen de jaren 2011 en 2017, heeft alleen al de Universiteit Delft 450 miljoen uit de Europese pot kunnen krijgen voor het doen van onderzoek. Dit had natuurlijk ook uit de nationale begroting kunnen komen, maar dan had het geld ergens anders niet naartoe kunnen gaan. Dat is duidelijk.

De heer Van Strien (PVV):

Dan gaat het geld ergens anders niet naartoe? Het gaat nu eerst naar Brussel en dan komt er een deel terug! Dat geld komt alleen terug als je er Zuid-Europeanen bij betrekt. Hoe kan dat nou een voordeel zijn?

De heer Backer (D66):

Ik geloof niet dat ik de heer Van Strien hoef uit te leggen dat als je met elkaar geld in een pot stopt, een allocatie van middelen kan plaatsvinden, waarna het eindbedrag dat je terugkrijgt hoger is dan het geld dat je hebt ingelegd. Je kan alles natuurlijk oormerken, zoals de heer Van Strien doet, en dan zeggen: zonde, waarom doen we dit nou? Dat betekent dat je alles nationaal zou moeten doen. Ik weet dat dit het standpunt is van de heer Van Strien, maar ik geloof in de meerwaarde van een Europese wetenschapsuitwisseling van geld, kennis en inzet van mensen.

De voorzitter:

Meneer Van Strien, tot slot.

De heer Van Strien (PVV):

Ik geloof ook in uitwisseling op basis van kennis, met universiteiten waarmee je samen iets opzet, maar ik geloof niet in uitwisseling via Brussel. Ik denk dat we op dat punt van mening blijven verschillen.

De heer Backer (D66):

Ik zou verbaasd zijn als ik iets anders had gehoord van de heer Van Strien.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik viel net bijna van mijn stoel toen ik de heer Backer hoorde zeggen dat dit pakket zo goed is voor de wetenschap. Ongeveer een van de allereerste reacties toen dit plan in juli vorig jaar werd gelanceerd, kwam van Pieter Duisenberg. Hij is van de Vereniging van Universiteiten en is voormalig Tweede Kamerlid van de VVD. Hij gaf aan dat het Horizonprogramma met 5 miljard is gekort. Het samenwerkende wetenschappelijke Europese programma is juist enorm de dupe geworden van deze EMB-beslissing, de Resilience Facility en van al die 390 miljard aan giften aan Zuid-Europa. Hoe kunt u dat dus met droge ogen beweren, vraag ik aan de heer Backer via de voorzitter.

De heer Backer (D66):

Ik heb nu niet het getal paraat dat er na de interventie van het Europees Parlement uiteindelijk uitgekomen is.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Vijf miljard.

De heer Backer (D66):

U zou ook onze reactie hebben kunnen nalezen. Dan hoeft u niet eens de heer Duisenberg aan te halen. De reactie van mijn partijgenoten aan de overkant was ook teleurstelling over het feit dat het tegenviel. Maar tegelijkertijd: ik ben mijn verhaal begonnen met de discussie dat als je zelf niet veel wilt bijleggen en je moet gaan schuiven in de onderlinge posten, je weleens verkeerd kan uitkomen. De heer Otten legt de vinger op de zere plek. Wij hadden graag gezien dat het op dit punt veel hoger was geweest. Absoluut.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Oké, het is heel goed om nu even te constateren dat voor het wetenschappelijk onderwijs in de Europese Unie deze deal een verslechtering is. Dat is de heer Backer dus met mij eens. Het is goed om dat te constateren.

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Ik heb eerder beweerd, in een vorig debat, dat wij als Nederland de vruchten plukken van de gemeenschappelijke markt. Daar hebben wij net al een kort interruptiedebatje over gehad. Ik denk dat voor de beeldvorming van toekomstige discussies over de eigen middelen het belangrijk is dat we daarover blijven spreken. In het debat van de Europese Beschouwingen is een motie aangenomen onder stuk nr. 35403, letter E. Dat is de motie-Backer c.s. Die vraagt om onderzoek te doen naar de baten van de EU voor ons land. U herinnert zich misschien die discussie. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dat toen namens de regering niet aangemoedigd, maar de motie is aanvaard en hij heeft dat onderzoek in gang gezet. Daar ben ik hem dankbaar voor. Daar hebben wij op 22 februari een voortgangsbrief over gekregen (35403, letter P). Dat was op zichzelf een geval van het glas is halfvol. De studie wordt gedaan door het CPB in samenwerking met het CBS. De interne markt wordt vergeleken met de situatie als er geen interne markt van goederen en diensten zou zijn. Wat is de bijdrage aan de welvaart? En wat is het scenario als die interne markt zou ontbreken? Ik dank de regering voor die inzet. Ik zou erg graag willen weten of er nog voortgang is bij die eerste verkenning en of daar nog inzichten behaald zijn, want we zitten nu alweer in mei.

Voorzitter. Nu kom ik op de andere helft. Er zou ook gekeken worden naar de brede welvaartseffecten. Die zijn er, zoals in de brief staat, "om methodologische redenen" buiten gebleven. Dat vind ik wel teleurstellend. De minister — ik denk dat "de minister" de coördinerend minister is van Buitenlandse Zaken — is wel in gesprek met de drie planbureaus, maar er is nog niet veel te vertellen. Zo vertaal ik het maar even. Dat kan een ambtelijke formulering zijn voor dat de zaak in een bureaulade verdwijnt, een soort yes-minister-antwoord. Maar ik wil toch deze minister aansporen om het daar niet bij te laten en te kijken of dat tweede deel van die studie toch iets kan gaan opleveren, en zo ja op welke termijn. Als dat vandaag niet gedetailleerd kan, kan dat ook schriftelijk. Het onderwerp is belangrijk.

Voorzitter. Met deze kleine omweg kom ik bij de afronding van het onderdeel MFK. Ik zal de fractie adviseren de wetgeving te steunen zonder toeters en bellen, zonder voorwaarden. Ik denk ook dat het fractieberaad zich voorspoedig zal ontwikkelen.

Voorzitter. Dan kom ik bij het Herstelfonds. Het Europees Parlement is deelnemer aan dat akkoord over de eigen middelen. Er is ook Europese verantwoording. Er zijn bevoegde commissies ... Voorzitter?

De voorzitter:

Het is een test; gaat u gewoon door.

De heer Backer (D66):

Oké. Er zijn bevoegde commissies die de Europese Commissie elke twee maanden kunnen uitnodigen om van gedachten te wisselen over kwesties van de voortgang van de faciliteit. De Europese Commissie moet rekening houden met resoluties van het Europees Parlement die daar worden aangenomen.

Het is nu aan ons om de nationale toetsing te verrichten. Een belangrijke vraag is natuurlijk of het rechtmatig is. Of is er een stap buiten de verdragskaders gezet? Dat kwam even aan de orde in de discussie met collega Van Ballekom. De Raad van State hintte daarop en op mogelijke precedentwerking. De regering heeft dat onderzocht, is daar duchtig op bevraagd in de Tweede Kamer en heeft gezegd: nee, dat kan. Ik heb zelf ook nog wat navraag en onderzoek gedaan. Ik heb ook de verordening er nog eens op nagelezen. Die gaat natuurlijk ook langs de lijnen van "Kan dit? Kunnen de Europese Commissie en andere Europese instellingen een verordening uitvaardigen als die buiten de kaders van het verdrag zouden treden?". Er zit eigenlijk een heel interessante overweging in die verordening, onder nr. 17. Die zegt dat er eigenlijk geen enkel instrument is dat rechtstreeks steun voorziet in de verwezenlijking door de lidstaten van de doelstellingen van Europees semester, zoals duurzaamheid en sociale veerkracht. In artikel 3 van de verordening zie je de zes doelstellingen geëxpliciteerd.

Dat is voor degenen die zeggen "ja, maar dit is iets heel nieuws" inderdaad een bevestiging. Het is iets nieuws, omdat in het kader van de pandemiebestrijding het oordeel was dat er geïnvesteerd moet worden en steun moet worden verleend in de hele Europese Unie. Het werd net geloof ik al gezegd door collega Karimi: in vergelijking met de Amerikaanse interventie is deze natuurlijk betrekkelijk klein. We doen er ook nog heel lang over, zeker als we als laatste willen beslissen.

Voorzitter. Uiteindelijk is onze politieke conclusie dat het wenselijk is om dit te doen. We hebben daar ook al even met de minister over gesproken bij de suppletoire begroting, vorig jaar zomer. Wij denken dat het jammer is geweest dat we daar een centenkwestie van gemaakt hebben. Maar goed, laten we dat nou niet weer oprakelen. Het gevolg daarvan is wel geweest dat twee elementen heel erg prominent zijn geraakt: de noodrem, die na de antwoorden van de minister eigenlijk toch meer een pauzeknop is, en de rechtsstaattoets. Op zichzelf zijn het legitieme onderwerpen, allebei, maar ik vind dat ze wel een beetje uit de context zijn geraakt door die discussie. Maar goed, het pakket is overeengekomen. Het is aanvaardbaar. Dat was het voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Het is ook een totaalpakket, dus je kan er niet even iets uithalen; dan zou je voor meer aan de lat staan. Als dat gebeurt, is het politiek dood. De Finnen zouden dat nog kunnen doen en ik geloof de Hongaren, maar in Duitsland is het inmiddels gepasseerd. Dat is toch een belangrijk land, heb ik vanochtend weer geleerd.

Voorzitter. Ik heb nog wel één zorg. Heeft de Europese Commissie op het stuk van de leningen een voldoende ambtelijk apparaat en ervaring om dat te doen? ESM bestaat, maar ESM is wel een ander instrument en heeft ook een andere doelstelling. Ik zou dat graag van de minister willen weten.

Tot slot kwam eerder ter sprake, ook in het interruptiedebatje met de heer Otten: waarom hebben wij nog geen plannen ingediend? Ik zie de minister al kijken: daar komt-ie. De auto staat in de P, heb ik het gevoel. Is dat omdat er voorbereidingen worden getroffen en, zo ja, welke? Wat zijn de landenspecifieke aanbevelingen daarin? En welke kwesties blokkeren kennelijk het indienen daarvan?

Voorzitter. Ik hoop toch dat we in de jaarverslagen die gaan verschijnen niet worden vermeld als het land dat nog niks heeft ingediend. De eerste evaluatie is op 20 februari 2024. Ik hoop toch wel dat wij in de plannen voor gaan komen.

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Inderdaad heb ik in mijn termijn ook gesproken over de niet ingediende plannen van de regering. In de Tweede Kamer heeft de minister de formatie als argument genoemd: we wachten de formatie af. De formatie duurt lang, misschien te lang. Is de heer Backer het met mij eens dat de Staten-Generaal wél missionair zijn en in staat zijn om, op het moment dat de demissionaire regering met een plan komt, te zeggen: dat is een goed plan; u mag dat indienen? Wacht dus niet met de voorbereidingen totdat de komende regering er is.

De heer Backer (D66):

Ik begrijp de gedachtegang van collega Karimi zo — zo vertaal ik het in ieder geval in mijn eigen woorden — dat de regering ook in demissionaire staat in staat moet worden geacht om een plan voor te leggen. En dan zijn de Staten-Generaal mans genoeg om te beoordelen of dat met de demissionaire status strookt of niet.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Exact.

De heer Backer (D66):

Maar met het niet voorleggen raak je op achterstand. Ik herinner me nog wel dat er periodes zijn geweest ... Ik herinner me dat nog bij het lenteakkoord, toen minister Jan Kees de Jager een plan moest voorleggen. Volgens mij was het kabinet toen ook demissionair. Toen zijn er heel ingrijpende voorstellen gedaan in samenwerking met de constructieve oppositie, ook de GroenLinksfractie.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Betekent dat dan ... Mijn voorstel aan de minister was: kom maar met dat plan, bijvoorbeeld voor 1 juli. Dan kan in de Tweede Kamer en zo nodig ook in de Eerste Kamer daarover gesproken worden en dan kan de regering het plan indienen. Ik merk aan het antwoord van de heer Backer dat hij dat een heel goede suggestie vindt.

De heer Backer (D66):

Ja. Ik denk dat het ook een goede toets zou zijn van de nieuwe bestuurscultuur en de coöperatieve houding die zich in de Staten-Generaal aan het ontwikkelen zijn.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dan ben ik heel erg benieuwd naar het antwoord van de minister. Dank u wel.

De heer Kox i (SP):

Collega Backer zegt tegen de minister: zijn er al plannen of waarom zijn er geen plannen? Dat is een goede vraag; daar krijgen we antwoord op. Maar D66 zou in de nieuwe cultuur die zich ontwikkelt zelf ook met plannen kunnen komen. We hebben zelfs al plannen gemaakt, samen met ons allen. De twee Kamers hebben gezegd dat er sprake is van een zwaarbelaste gezondheidssector, waar de salarissen structureel achterblijven; die moeten verhoogd worden. In beide Kamers is uitgesproken dat er een structurele verbetering van die positie van de werkers in de gezondheidszorg zou moeten komen. Zou dat zo'n plan kunnen zijn? En vorige week debatteerden we hier over het feit dat inmiddels 139 gemeenten in financiële nood zitten en een financiële herstructurering nodig hebben om er weer bovenop te komen. Dat zijn twee concrete plannen waar in beide huizen een meerderheid voor lijkt te bestaan. Zou dat iets zijn? Op die manier helpen we de minister, want die heeft het toch al zo moeilijk. Op die manier helpen we hem met een aantal concrete plannen waar we al ons "ja" over uitgesproken hebben.

De heer Backer (D66):

Dat is een interessante gedachte. De Europese verordening op dit punt vangt eigenlijk aan bij de landenspecifieke aanbevelingen. Daarin zijn er een paar "evergreens" die steeds terugkomen, waarbij we wel vooruitkomen, maar waarbij dat heel moeizaam blijkt te zijn. Ik noem de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg, de huizenmarkt en natuurlijk de agressieve belastingplanning. Het punt van de lagere overheden vind ik wat moeilijk te beoordelen, want dat is natuurlijk uiteindelijk ook een kwestie van interne financiering in ons eigen land. Ik weet niet of we daar Europees geld voor nodig hebben. Maar onderwerpen als de huizenmarkt, de huren, structurering van de arbeidsmarkt en de fiscaliteit kunnen volgens mij niet ontbreken in dat voorstel.

De heer Kox (SP):

We zijn nog niet aan het einde van dit debat en ook nog niet aan de stemmingen hierover. Maar het wordt interessanter, ook voor mijn fractie, als we zouden horen: oké, wat kan er dan middels dit herstelfonds ook in Nederland gebeuren, met welke economische en sociale gevolgen? Ik zeg nog een keer: er is gebleken dat de zorg overbelast is. Dat is alleen maar ernstiger geworden in coronatijd. Dus daaraan iets doen, zou een keurige economisch-sociale herstelmaatregel zijn. Als daarover dus te praten valt met andere fracties die al eerder in twee Kamers hebben gezegd dat er op dat vlak iets moet gebeuren, dan wordt het voor ons in ieder geval interessanter; laat ik het zo zeggen tegen collega Backer.

De heer Backer (D66):

Ik denk dat het primaat voor een dergelijk debat aan de overkant ligt. Daar is overigens ook een motie-Ploumen/Klaver aangenomen. Volgens mij heeft ook de SP-fractie voor die motie gestemd, en wij ook. En met "wij" bedoel ik: de collega's aan de overkant. Daar ligt natuurlijk denk ik al een beetje een bodem voor een dergelijk plan. Maar goed, ik denk dat ik ... Het is uiteindelijk lastig om met een Staten-Generaal een plan te schrijven. Het lijkt me dat het initiatief bij de regering moet liggen. Maar er is een aantal richtingen die we net besproken hebben en die denk ik daarin voor zullen komen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Het plan. Bij deze deal zie je dus heel goed hoe assertief Zuid-Europa acteert. Eerst weten ze een deal uit te onderhandelen waarbij ze het merendeel van de giften krijgen. Vervolgens wordt bijvoorbeeld door Italië heel pragmatisch meteen Draghi teruggeroepen. Hij is zo'n beetje de bekendste Italiaan ter wereld, misschien op een voetballer na. En binnen no time wordt er een plan ingediend en pakken ze dat geld. En ik heb volgens mij nou niet gehoord dat de hele Italiaanse economie wordt hervormd en dat daar plotseling in de afgelopen drie maanden van alles en nog wat aan hervormingen is doorgevoerd. Dus Nederland had natuurlijk ook dat plan kunnen indienen en kunnen zeggen: nou ja, die hervormingen, daar zij we mee bezig en daarover hoort u nog van ons. Op zo'n manier zullen de Italianen het ook wel hebben gedaan. Dus hier wreekt zich het "beste-jongetje-van-de-klasgedrag" van Nederland. En je ziet: je wordt bij het onderhandelen van de deal gesneden, en nu krijg je ook die 6 miljard niet door de regeltjes te willen volgen, wat niemand anders doet. Hoe ziet de heer Backer dat?

De heer Backer (D66):

De heer Otten heeft altijd een beetje de insteek van: you can't win. Als je het beste jongetje van de klas wilt zijn, kun je niet winnen en als je niet goed meedoet, doe je ook niet mee. Ja? En zijn uitgangspunt dat er in het Italiaanse pakket geen hervormingen zitten, is onjuist. Ik ken het pakket niet gedetailleerd, maar ik weet dat de heer Draghi wel degelijk een aantal grote ingrepen voorstelt. En uiteindelijk moet het hervormingsdeel, maar moeten ook de verdelingen over vergroening, digitalisering en die aspecten volgens de verordening door de Commissie worden getoetst. Ze komen uiteindelijk ook in de Europese Raad. De minister of de minister-president zit daarin.

En nu het tweede punt: waarom doen wij dat dan niet? Ik geloof dat we dat al met elkaar gewisseld hebben. We vinden dat eigenlijk jammer en sporen de regering aan om dat wel te doen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

De Italianen zijn veel pragmatischer: zij dienen een plan in en zetten daar ook het een en ander in over hervormingen. Dan hebben ze in ieder geval een uitgangspositie, op basis waarvan ze dan verder kunnen onderhandelen. Wij hebben dat gewoon meteen weggegeven door helemaal niets in te dienen. Is de heer Backer het met mij eens dat dit vanuit een onderhandelingsstrategie bezien heel ondoordacht en onrendabel is?

De heer Backer (D66):

De heer Otten wil mij woorden als "onrendabel" en "ondoordacht" in de mond leggen. Nee. Maar goed, ik heb net gezegd: vooruit, uit de p-stand, aan de gang. Dan doe je mee in dat gesprek. Ik heb er vertrouwen in dat dat uiteindelijk wel gaat gebeuren. Daar wilde ik het bij laten.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

We constateren nu alleen dat de deadline van 30 april door 1 van de 27 lidstaten is gemist, en dat is Nederland.

De heer Backer (D66):

Dat moet ik corrigeren, iets wat de minister anders wel zal doen. Maar er zijn geen deadlines, er zijn indieningsdata, maar die kun je op verschillende momenten gebruiken. Het is niet zo dat onze kans hebben laten liggen. De Nederlandse regering heeft besloten — maar ik denk dat de minister dat nog wel uit zal leggen — om nu nog niets in te dienen. Maar we hebben onze kans niet verkeken. Dat moet ik even corrigeren.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Maar we zullen het geld later krijgen dan anderen, als we het nog aanvragen.

De voorzitter:

U bent klaar, begrijp ik. Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Frentrop, namens de fractie van Forum voor Democratie.